Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Ik wens jou... een havo-advies. Een terugblik op Klassen: aflevering 5

6 januari 2021

Elke paar minuten moet het beeld op pauze, wanneer Lisa Hu, oprichter van Stichting Terra Nova, naar Klassen kijkt: napraten kan niet wachten tot de aftiteling. In dit blog enkele van de vele gouden inkijkjes die aflevering vijf biedt. In deze aflevering is het zover: de adviesgesprekken van de achtstegroepers. Hoe de kinderen en hun ouders hiermee omgaan, en vooral ook welk advies ‘passend’ is voor wie, laat zien dat door deze adviezen hun plek in de samenleving beklonken voelt. Wat als dat anders was?

Ik wens jouw een havo advies’, staat er in vrolijke kleuren op een kerstster geschreven. De kerstboom in de klas van juf Jolanda hangt vol met wensen als deze, die de kinderen ijverig voor elkaar hebben opgetekend. Een havo-advies; het lijkt een aandoenlijke gelukswens. Of hebben deze elfjarigen maar al te goed door hoe verschillende onderwijsniveaus samenhangen met kansen in hun latere leven? 

De waarde van het advies

De lading van de verschillende onderwijsniveaus en het effect daarvan op je latere leven is geen natuurwet. En de hiërarchie in waardering die de niveaus vaak toegedicht krijgen al helemaal niet. Toch geloven we erin, en daarmee maken we het tot realiteit. Uit de gesprekken in de klas van meester Frans, zoals in zoveel klassen, valt op te maken dat een goed advies gelijk zou staan aan vwo. Meester Frans vertelt over kinderen die in tranen zijn bij het ontvangen van hun havo/vwo-advies. ‘Maar je kan nog steeds een vwo-diploma halen’, is daarop zijn troost. 

Over deze vroege uitsplitsing in niveaus zeggen we graag dat je het niveau krijgt dat nou eenmaal bij je past: dat is het beste niveau. Als dat zonder meer waar was, hoefden de adviesgesprekken niet zo spannend te zijn. Maar Viggo sliep slecht in aanloop naar het gesprek: ‘Wat ga ik krijgen, hopelijk wordt het heel goed’. Het bleek havo/vwo. Dat was ‘wel een beetje balen’, maar ‘op zich is het niet heel erg’. Veel van zijn vrienden hadden vwo. Maar Viggo’s ouders proberen zich niet gek te laten maken door de maatschappelijke druk. 

Bij Tama thuis is het eerder andersom. ‘Dat is toch vals spelen?’, zei Tama in de vorige aflevering over haar citotraining. ‘Ook al krijg ik vmbo, ik vind het niet erg’, zegt Tama nu, terwijl ze haar moeders nagels lakt. ‘Nee, grapje’, voegt ze er gauw lachend aan toe. Haar moeder lacht mee, nu nog wel. Maar bij het gesprek is ze meer gespannen dan haar dochter zelf, zegt ze. Tama’s juf zegt dan ook niet te hoeven vragen of Tama’s moeder blij is met het hoger uitgevallen havo/vwo advies: haar hele gezicht straalt. ‘Ik heb haar zo hard gepusht’, lacht ze. Tama zelf is toch ook wel opgelucht. Samen doen moeder en dochter een vreugdedansje op de gang.

Hoewel er al geruime tijd en vanuit verschillende hoeken wordt gepleit voor het afschaffen van termen als ‘hoog’ en ‘laag’, laten deze fragmenten zien: dit gaat dieper dan taalgebruik. Het schooladvies is machtig van betekenis, voor zowel ouder als kind. ‘Ik noem het niet laag, ik noem het praktisch’, probeert een begeleider op de Vier Windstreken nog. Maar de hiërarchische realiteit wordt vergoelijkt als we niet óók erkennen dat ‘praktisch’ gemiddeld wel degelijk een lager gewaardeerde positie als resultaat heeft – bijvoorbeeld in de vorm van minder erkenning, minder representatie op invloedrijke posities, hogere onzekerheid en werkloosheid, en slechtere gezondheid. Er is dus werk aan de winkel op institutioneel niveau. En met een overheid die trots ontleent aan economische strategieën om het aantal hoger opgeleiden te vergroten, in plaats van, bijvoorbeeld, de kwaliteit van haar beroepsopleidingen, zijn we misschien nog niet klaar voor een omslag in terminologie. In elk geval moeten we nooit stoppen met het benoemen van kwesties die aandacht vergen.

Je wordt je niveau

Statistieken die iets zeggen over gemiddelde levenskansen op basis van onderwijsniveau zijn tot daaraan toe. Maar wanneer een kind zich vereenzelvigt met een geadviseerd niveau en zichzelf op basis daarvan een waardeoordeel toekent, levert dat aangrijpende gesprekken op. Zo ook in Klassen. In aflevering 1 ging een groep meiden in gesprek met wethouder Marjolein Moorman. Allen waren ze ondergeadviseerd in groep 8. Een meisje vertelt schoorvoetend: ‘Er werd gezegd dat ik basis/kader… Dat ik… Nu nog steeds twijfel ik over mezelf. Een dagelijkse strijd waarbij ik mezelf moet bewijzen’. Ze draagt haar advies met zich mee, ongeacht wat ze nu op het vwo klaarspeelt. Zij laat dit oordeel iets vertellen over wie ze is, en of ze er mag zijn. Herkenbaar.

Ook Yunuscan lijkt zich te identificeren met zijn advies, of eigenlijk vooral met zijn positie. Wanneer juf Astrid tijdens het adviesgesprek aan Yunuscan vraagt wat hij van zijn advies vindt – vmbo-t/havo-kans, hij had gehoopt op havo – haalt hij zijn schouders op, knikt en zegt: ‘Het beste wat bij me past’. Het werd immers net duidelijk dat zijn kaarten al voor de kleuterschool geschud zijn: weinig Nederlands spreken thuis speelt je parten, legt juf Astrid vriendelijk uit. Yunuscan herkent het: ‘Juffrouw, net als dat een Nederlands kind, met ouders die ook écht in Nederland geboren zijn, dat die dan ook meer woorden snappen’. Ook vraagt Yunuscan nog wat er nou zou gebeuren ‘als een van die ouders echt probeert helemaal door te gaan om dat advies hoger te krijgen, als je helemaal discussieert tot het einde’. Voor veel leerkrachten inderdaad een bekend en bevreesd scenario. Maar niet in het geval van Yunuscan: zijn moeder heeft haar handtekening al op het adviespapier gezet.

Nou is het natuurlijk niet vreemd als bij verschillende kinderen, ook verschillende opleidingen passen. Ook hoeft zeker niet alles almaar ‘hoger’. Maar wanneer we deze verschillende opleidingsniveaus sterk hiërarchisch waarderen – zowel materieel als immaterieel –, en wanneer kinderen hun identiteit en eigenwaarde koppelen aan een geadviseerd plekje in die hiërarchie, lijkt het beeld van onderwijs als grote gelijkmaker maar al te ver weg. Wat daar niet bij helpt, is de breed gedeelde gewoonte van volwassenen om kinderen aan te duiden aan de hand van onderwijsniveaus, alsof dit vaststaande en uniforme set eigenschappen zijn: zelfs een van de makers van deze belangrijke serie noemde een hoofdpersoon ‘een havokind’. Je zou kunnen stellen dat het huidige systeem ongelijkheden juist rechtvaardigt: het voedt het geloof dat iedereen immers dezelfde toets heeft kunnen maken, en waar je vervolgens terecht komt zou je eigen verdienste zijn. Dat ook in het onderwijs deze meritocratische overtuiging een mythe blijkt, maakt ook de Onderwijsinspectie herhaaldelijk duidelijk

Geboorteloterij van advisering

Het vinden van het advies ‘dat bij je past’ op elfjarige leeftijd is niet alleen problematisch, het blijkt in de praktijk ook bijna niet te doen. Maar één op de vier schooladviezen van de leerkracht kwam in 2018/2019 overeen met de resultaten van de eindtoets. Van de ondergeadviseerde kinderen wordt maar een beperkt deel bijgesteld – na afloop van de plaatsingstrajecten van middelbare scholen. ‘Dan is er eigenlijk geen plek meer, want die indeling is al gemaakt’, merkt een moeder op bij een informatieavond in de klas van Tama. 

Als het schooladvies een min of meer neutrale weerspiegeling zou zijn van de capaciteiten van leerlingen, zou de afwijking van advies op toets zich gelijk verdelen over sociale groepen in de samenleving. Maar dat is niet zo: deze afwijking laat zich rangschikken door onder meer het opleidingsniveau van ouders. Zo wordt een kind met eenzelfde toetsscore als klasgenoten, maar met ‘lager’ opgeleide ouders, vaker ondergeadviseerd. Het ‘passende’ advies blijkt dus niet evenredig binnen handbereik – en dat op basis van sociale achtergrond, oftewel factoren waar kinderen geen invloed op hebben.

Dit is geen kritiek op de weloverwogen adviezen van leerkrachten; de schooladviezen worden nu afgezet tegen toetsresultaten, maar ook deze vangen zeker geen allesomvattende waarheid. Hoewel in het leven geroepen om kansenongelijkheid tegen te gaan, registreren eindtoetsen slechts wat we belangrijk vinden te meten bij kinderen. Deze selectie, van wat als waardevolle kennis en vaardigheden erkend wordt en zodoende wat te toetsen, is historisch gevormd door de meer welgestelde groepen die daar de positie toe hadden. Het onderstreept enkel meer dat zowel het schooladvies als het toetsadvies, en daarmee het uitsplitsingssysteem zelf, biases kent. 

Juf Astrid ziet dit terug in haar klas. ‘Met deze leerlingen denk ik wel eens, is de citotoets wel het juiste middel, omdat het zo talig is allemaal’, vertelt ze, terwijl ze haar groep ziet voetballen op het schoolplein. ‘Als je het samen met ze leest en het sommetje eruit haalt, maken ze het perfect, want rekenen kunnen ze echt. Maar ze snappen gewoon de context van zo’n verhaal niet. Dan wordt een cito rekenen eigenlijk een toets begrijpend lezen, dat is niet wat je wilt’.

Ongelijk speelveld
Taal komt vaker terug als onbedoelde barrière in Klassen. Bij de groep meiden op bezoek bij Moorman blijkt onderadvisering door begrijpend lezen een bekend verhaal. Ook bij Yunuscan zijn begrijpend lezen en taal struikelblokken. Gelukkig gaat zijn oudere zus met Yunuscan en zijn moeder mee om tijdens het adviesgesprek te vertalen en vragen te stellen vanuit de ouderrol: over dat gedeelte van taal hoeft hij zich in elk geval even geen zorgen te maken. 

Bij het adviesgesprek van Esma is dat anders. Zij heeft geen oudere broer of zus mee, die het pad al eens gebaand heeft en weet hoe gesprekken op school werken. Esma wordt in haar advies, vmbo-basis/kader, ook belemmerd door begrijpend lezen. De intern begeleider legt Esma uit waar haar ‘achterstanden toch vandaan komen’ – ‘misschien zit er iets op sociaal-emotioneel gebied’. Het onderzoek wijst uit dat vragen stellen en om hulp vragen haar niet makkelijk af gaan. ‘Dan kom je niet verder’, wordt er voor haar geconcludeerd. Esma slikt. Dan krijgt ze haar advies. ‘Is goed…’, zegt haar vader zachtjes. De intern begeleider polst monter of hij nog vragen heeft. Vader slaat zijn ogen neer en kijkt daarna naar Esma. Ook zij heeft – geheel in lijn met het onderzoek – geen vragen. 

Zoals directeur Ingeborg van het Vogelnest in een eerdere aflevering over Esma zei: ‘We rennen de benen uit ons lijf, een achterstand van acht jaar kunnen we niet in anderhalf jaar rechtbreien’. Des te schrijnender, wanneer we in ons achterhoofd houden dat dergelijke achterstanden al aanzienlijk zijn nog vóór kinderen op school komen. Kinderen van amper drie jaar oud blijken gemiddeld al veel minder goed in reken- en taalvaardigheden wanneer hun ouders een lager inkomen of opleiding hebben. Vanaf groep drie (!) zijn deze verschillen min of meer uitgekristalliseerd. Als het onderwijs de kaarten niet opnieuw kan schudden, wie dan wel? 

Kinderen aan zet

Past het advies bij het kind, of gaat het kind bij het advies passen? In elk geval valt te concluderen dat combinatie van (1) de sterk hiërarchiserende werking van onderwijsadviezen voor elfjarigen, (2) de internalisering bij kinderen van dit niveau(-advies) en bijbehorende (van volwassenen afkomstige) beeldvorming en de (3) ongelijke advieskansen op basis van de achtergrond van ouders, samen een recept vormt voor de instandhouding van kansenongelijkheid. Aan elk van deze ‘knoppen’ draaien zou verlichting bieden. Maar deze knoppen zijn zo ontiegelijk ongrijpbaar.  

‘De ouders kunnen alleen maar duimen, want nu zijn de kinderen aan zet’, klinkt de stem van een van de makers, Sarah Sylbing, in de voice over. Ze doelt op het maken van de eindtoets. Maar wat nou als onderwijs kinderen echt in staat zou stellen om aan zet te zijn, met hun ouders beperkt tot de zijlijn? Dat in plaats van een schoolniveau dat jouw verhaal voor je vertelt, je op school handvatten krijgt om andere gezamenlijke verhalen te vormen? Dat in plaats van het vooraf ingevulde hokje ‘havokind’, onderwijs jongeren helpt in hun zoektocht naar, en hun strijd voor, een zelf gedefinieerde plek in de samenleving? En dat wanneer het systeem geen recht doet aan hun inspanningen, het onderwijs kinderen en jongeren de ruimte en de handvatten biedt om daar tegenwicht aan te bieden? Met dat vergezicht komt een ander soort kerstboom met wenskaartjes in beeld: een waarbij niemand meer een ander kind een havo-advies hoeft toe te wensen.

Als social designer combineert Lisa Hu een makersmentaliteit met sociologische inzichten. Ze richtte ‘Stichting Terra Nova voor Democratisch Design’ op en helpt vanuit daar o.a. scholen en overheden verder met burgerschap. Bijvoorbeeld met het dialoogspel Terra Nova Minimaatschappij, dat Lisa ontwikkelde met kinderen en leraren, om grote maatschappelijke vraagstukken klein en tastbaar te maken. Zodat iedereen kan meepraten over de wereld waar we samen in willen leven. Eerder was Lisa onderdeel van de Nationale DenkTank over onderwijs.

Alle publicaties over 'Klassen'

Reacties

1
Login of vul uw e-mailadres in.


Arie de Bruin
3 jaar en 3 maanden geleden

Na het zien van hetzelfde programma, schreef ik dit gedicht:

Vergelijken

Als straks die derde golf voorbij is
en de klas coronavrij is
dan gaan we weer gewoon naar school
en gaan we toetsen maken
selecteren voor je leven
en daar verstrikt in raken

de CITO-eindtoets komt er aan
dan moet je weer presteren
basiskader vwo
hoe gaan ze jou waarderen?
het scheiden van het koren en het kaf
de ladder op
de ladder af
en ieder wil de hoogste prijs
in ons klassenonderwijs

maar misschien heb jij een juf
die verder durft te kijken
en jou uitsluitend met jezelf durft vergelijken.


arie de bruin

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief