Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De documentaireserie Klassen en onderwijs: een nabeschouwing

27 januari 2021

De documentaireserie Klassen maakt ons kijkers deelgenoot van het wel en wee van enkele kinderen op basisscholen en in het voorgezet onderwijs. We volgen ze op school, thuis en soms op straat. We kijken mee in bijvoorbeeld de klassen van de juffen Astrid en Jolanda en meester Thijs. Dat levert indrukwekkende en vaak ontroerende beelden op van hoe leerkrachten zich met veel toewijding, bemoediging en liefde inzetten voor hun leerlingen. Juist in zo’n veilige en stimulerende schoolomgeving ligt voor kinderen de kans om vooruit te komen in het leven. Klassen laat ook zien hoe ongenadig het onderwijssysteem kan zijn voor een bepaalde groep onder hen; hoe ontstellend selectief en ontmoedigend. Voormalig schooldirecteur en onderwijskundige Gerard Paardekooper kijkt terug op de reeks en maakt duidelijk hoe het Nederlands onderwijsmodel in haar tegendeel is gaan verkeren.

Ik denk niet dat het thema onderwijskansen eerder zo indringend in beeld is gebracht voor een breed publiek als in de serie Klassen van de documentairemakers Sarah Sylbing en Ester Gould. In zeven afleveringen brengen zij stukje bij beetje de scheidslijnen aan de oppervlakte, buiten en binnen het onderwijs, die voor veel kinderen resulteren in barrières voor optimaal schoolsucces. Scheidslijnen die daarom raken aan het primaire doel van ons onderwijs: elk kind de volle kans bieden op succes in school. Voor het leven daarna.

De documentaireserie maakt ons kijkers deelgenoot van het wel en wee van enkele kinderen op basisscholen en in het voorgezet onderwijs. We volgen ze op school, thuis en soms op straat. We kijken mee in bijvoorbeeld de klassen van de juffen Astrid en Jolanda en meester Thijs. Dat levert indrukwekkende en vaak ontroerende beelden op van hoe leerkrachten zich met veel toewijding, bemoediging en liefde inzetten voor hun leerlingen. Juist in zo’n veilige en stimulerende schoolomgeving ligt voor kinderen de kans om vooruit te komen in het leven. Daarentegen, Klassen laat ook zien hoe ongenadig het onderwijssysteem kan zijn voor een bepaalde groep onder hen; hoe ontstellend selectief en ontmoedigend.

Onzichtbare scheidslijnen
Het theater waarin Klassen zich afspeelt is Amsterdam-Noord, een omvangrijk stadsdeel, gekenmerkt door een zeer uiteenlopende populatie. In de openingsbeelden voert de camera ons mee over de straten met rijtjeshuizen en woonblokken. En over autowegen, parken, speelveldjes en zo verder. Tegen een grijze lucht tekenen bouwkranen zich af boven half voltooide appartemententorens. Want er wordt volop gebouwd; Amsterdam-Noord is in beweging! De New York Times vergeleek dit stuk Amsterdam al eens met Brooklyn, en bestempelde het tot nummer drie op haar ranking van onontdekte parels die je absoluut bezocht moet hebben. Een demografisch curiosum dus met internationale allure; als dat geen keurmerk is van gentrification..! En zo is het. Amsterdam-Noord trekt alweer jaren nieuwe bewoners aan en ziet een nieuwe middenklasse en dito economie opbloeien, daar waar het stadsdeel voorheen wat ingeslapen, misschien zelfs verloren leek. Vandaar die nieuwe huizen, bedrijven en winkels, hand in hand met herontwikkeling van publieke ruimten en al wat daarbij komt. En ook nieuwe scholen natuurlijk.

Kort gezegd, waar sociaaleconomische klassen samenvloeien, kunnen tegelijkertijd nieuwe, soms nauwelijks merkbare scheidslijnen ontstaan

Maar niet alleen de demografie en het fysiek van de wijk veranderen. Gaandeweg verandert er ook iets met bijvoorbeeld de zeggenschap over de wijk. Ook blijkt een deel van de nieuwe voorzieningen (financieel) minder toegankelijk voor de ‘zittende’ bewoners[1]. Kort gezegd, waar sociaaleconomische klassen samenvloeien, kunnen tegelijkertijd nieuwe, soms nauwelijks merkbare scheidslijnen ontstaan – in het jargon wel geduid als new class geography[2], doelend op een gestaag proces van groeiende scheiding tussen sociaaleconomische klassen. Voilà de dubbele bodem in de titel: Klassen.

Klassen brengt een van de nieuwe scheidslijnen in de wijk onversneden in beeld, namelijk de lijn die loopt dwars tussen scholen door. Hoewel, als we even uitzoomen uit Amsterdam-Noord, dan is die lijn eigenlijk allesbehalve nieuw. De terminologie van de witte en zwarte scholen ligt ons nog vers in het geheugen. ‘Zwart’ en ‘wit’ hebben echter afgedaan, omdat, in de woorden van een onderwijsbestuurder in Klassen: ‘Het gaat niet om kleur, het gaat om opleidingsniveau’. Recente onderwijsonderzoeken wijzen uit dat dé determinant van onderwijssucces het opleidingsniveau van ouders is. Hoe hoger ouders zijn opgeleid, hoe groter de kans op schoolsucces voor hun kinderen. Dat kan echter niet verbloemen dat die scheidslijn in hoge mate samenvalt met die tussen arm en rijk, en tussen al-of-niet een migratieachtergrond. Op dat punt bedrogen de ’klassenfoto’s’ in Klassen ons bepaald niet. Het zijn scheidslijnen die wellicht opgevat worden als een maatschappelijk fait accompli, maar daarom zijn ze niet minder reëel.

In zijn boek Our Kids (2015) brengt de Amerikaanse socioloog Putnam de verschillende scheidslijnen in samenhang. In zijn land heeft zich de afgelopen drie, vier decennia een ongekende maatschappelijke tweedeling afgetekend langs precies die primaire scheidslijn: die tussen hoger en lager opgeleiden. Putnam spreekt van twee maatschappelijke sferen die, in zijn terminologie, als aardschollen ongenaakbaar uiteen drijven; geografisch, economisch, intellectueel, enzovoort. De uiteindelijke effecten daarvan op individuele levens zijn groot, en variëren van differentiatie in kansen op werk en inkomen tot en met gezondheid en levensverwachting[3]. Aflevering 1 van Klassen kreeg niet voor niks de titel: “Waar je wieg staat”. Op de ene of op de andere aardschol.

Waar je wieg staat is in hoge mate bepalend voor de onderwijscarrière van kinderen

Waar je wieg staat is in hoge mate bepalend voor de onderwijscarrière van kinderen. Het gezin waarin je geboren wordt; de samenstelling ervan, de opvoedingsstijl en de taal (i.e. vocabulaire) die thuis gesproken wordt; alle zijn ze meebepalend – en in hun effecten al significant in de eerste vier levensjaren. Evenzeer telt de straat of buurt waarin je woont, en met wie je in de klas zit. Al deze factoren correleren sterk positief met het opleidingsniveau van ouders[4].

Eén voor de hand liggende gezinsfactor ontbreekt nog: de huishoudportemonnee. Klassen bracht een en ander exemplarisch in beeld in het narratief van Anyssa, het elfjarig meisje dat bij haar grootouders woonde en voor haar zieke opa zorgde. Opa, oma en Anyssa zijn aangewezen op de kleding- en voedselbank, en gelukkig stopt juf Astrid haar hier en daar ook nog wat toe. Zo vergaat het overigens 264.000 Nederlandse kinderen, de meesten in de groep tot en met 12 jaar, waarvan liefst 9 % in armoede opgroeit[5]. De Kinderombudsman was er in 2016 duidelijk over: ‘Kinderen die opgroeien in armoede, komen daar later slechter uit wat betreft gezondheid, arbeidsloon en levensverwachting’. In die keten is hun afnemende kans op schoolsucces het scharnier. Leven in armoede is leven met stress, en stress stremt het leervermogen – de relaties zijn heel direct. We hoorden juffrouw Astrid zeggen dat met Anyssa’s intelligentie een vwo-advies binnen haar bereik zou moeten liggen. Maar we konden zien hoe bij Anyssa de problemen van thuis constant in de weg zaten, en hoe zij tijdens de lessen regelmatig worstelde met de gevolgen van slaapgebrek. Dat vwo-advies zat er uiteindelijk dan ook niet in voor Anyssa. Ze vond dat zelf ook beter.

Gelijke kansen… “we dachten dat het er allang was”
Onderwijs is je ticket om het te maken in het leven; zo is het geregeld in ons land. Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt, er is altijd je recht op onderwijs. In de schoolbanken ligt voor iedereen een kans om, naar eigen aanleg, een basis te leggen voor een succesvol leven – of zoals opa wenste voor Anyssa: ‘Veel geluk en wijsheid. En gezondheid!’. Juist op school materialiseert zich het beginsel van gelijke kansen binnen een meritocratische samenleving.

Juist op school materialiseert zich het beginsel van gelijke kansen binnen een meritocratische samenleving

Tot zover de theorie. Hoeveel complexer – ongelijker vooral – de werkelijkheid is, illustreert Klassen op tal van manieren. We zagen een directeur vertellen hoe zijn school met extra ouderbijdragen twee vakdocenten financiert. We hoorden een onderwijssocioloog verklaren hoe inefficiënt het onderwijs op sommige scholen is. We hoorden een wethouder zeggen hoe het lerarentekort het meest oploopt in scholen waar kinderen onderwijs het hardst nodig hebben. En we zagen een grafiek die de aard en omvang duidde van over- en onderadvisering in groep 8. Meer expliciet: overadvisering vaker bij kinderen van hoogopgeleide ouders, en onderadvisering weer vaker bij die van laagopgeleide ouders. We zagen ook de verbazing bij onderwijswethouder Moorman, toen ze vernam dat 70 % van de onderwijsadviezen te laag uitvalt, en daarvan slechts 2 % omhoog wordt bijgesteld door scholen. ‘The prison of expectations’, zo vatte de Amsterdamse onderwijssocioloog Paulle dat samen.

Het valt op in Klassen hoezeer eigenlijk alle groep 8-kinderen hoge toetsscores percipiëren als betekenisvol voor hun verdere leven. Zozeer, dat je als kijker het gevoel bekruipt dat bij het naderen van de Cito-eindtoets hun ‘latere leven’ al min of meer is begonnen. Alle gesprekken die we zien tussen leerkrachten, kinderen en ouders, soms ook voorlichters, blikken op dat ene moment vooruit, en hun aller idioom convergeert in begrippen als hoog en laag, en focussen op en presteren voor het schooladvies. Het schoolleven lijkt voor iedereen plots een allure te krijgen van erop of eronder. Inderdaad, in de beleving van veel Nederlandse ouders zijn schooladvies en Cito-eindtoets ook daadwerkelijk erop of eronder geworden. En we zien dat daarbij de veelgehoorde, wat bezwerende formule ‘het gaat om het advies dat bij jou pastsoms nauwelijks meer tot troost kan zijn. Als het geen havo- of vwo-advies is, tenminste!

Een permanente scheidslijn binnen ons onderwijs
Veel van de nieuwkomers in Amsterdam-Noord fietsen graag een stukje om voor de school van hun keuze, zo vertelt de voice-over in Klassen. Met wie je in de klas zit, doet ertoe... Omfietsen als kleine dagelijkse routine voor een welbegrepen belang: de toekomst van je kind. Misschien is ‘omfietsen’ ook een metafoor voor alle overige, vooral financiële investeringen die meer draagkrachtige ouders daar voor over hebben, waaraan inmiddels een industrie van bijlessen en toetstrainingen is ontsproten – privéscholen nog even daargelaten. In het Jaarrapport van 2019 spreekt de Inspectie van Onderwijs over parallel onderwijs, waarmee ook de systemische proportie onderkend lijkt. De huishoudportemonnee is dus een directe factor geworden in je onderwijskansen, zoveel is duidelijk.

Geleidelijk aan is ons nationaal onderwijsarrangement gewijzigd, stukje bij beetje. Ouders hebben onderhand goed in de gaten dat het schooladvies in toenemende mate beslissend is voor de verdere onderwijscarrière van hun kind. De sorteermachine – een inmiddels veelgehoorde term voor de vroege selectie na groep 8 – zet grote groepen kinderen vroegtijdig apart, die vervolgens nog slechts een versmald curriculum aangeboden krijgen. Voor die kinderen is het de afgelopen tien jaar almaar moeilijker geworden om alsnog op te klimmen, zeg, naar havo of vwo. Per saldo wordt zo voor hen de toegang tot hoger onderwijs belemmerd – exact het doel, waartoe veel ouders hun kinderen faciliteren met de inkoop van bijlessen, toetstrainingen, enzovoort. En dan nog dit: vroegtijdige selectie heeft ook een self-fulfilling effect: het schooladvies beïnvloedt het (academisch) zelfbeeld van kinderen en tevens de verwachtingen van hun docenten. Opnieuw: the prison of low expectations.

Ongelijkheid is een keuze

Ongelijkheid is een keuze
Elke samenleving, nu en in het verleden, is gebaseerd op een bepaalde verdeling van ongelijkheid. Daarbij gaat het niet alleen over de verdeling van vermogen en inkomen, maar evenzeer over die van toegang tot onderwijs. De vorige eeuwen waren in veel landen goed voor verregaande democratisering van het funderend onderwijs – eerst primair, vervolgens secundair onderwijs. Daarin was, mondiaal gezien, een stimulerende rol weggelegd voor de ideologie van sociaaldemocratie. Maar nu die rol tanende is, lijkt het realiseren van gelijke kansen op toegang tot hoger onderwijs dé grote opgave te zijn binnen het huidig verdelingsvraagstuk[6]. Toegang die in beginsel ontsloten kan worden binnen het funderend onderwijs. Of juist niet.

In Klassen horen we onderwijswethouder Moorman zeggen: ‘Ongelijkheid is een keuze’, en zij verwijst direct naar Estland. Inderdaad, Estse schoolkinderen blijven gedurende het hele funderend onderwijs bijeen. Zij worden weliswaar nationaal getoetst, elke drie jaar, maar daarop volgt geen enkele vorm van selectie. Pas op zestienjarige leeftijd waaieren Estse kinderen uit: 65 % naar het gümnaasium (niveau havo-vwo) en 35 % naar kunstzinnig of beroepsonderwijs, ter voorbereiding op universitair respectievelijk hoger beroepsonderwijs. Dit onderwijsmodel is ontegenzeglijk succesvol: al bijna tien jaar neemt het land de Europese koppositie in op de PISA-ranking. Het Estse model van comprehensive funderend onderwijs bestaat overigens in nagenoeg alle Europese landen; Nederland is hier de anomalie, alle selectieproblemen incluis. Het oorspronkelijk streven van de Mammoetwet was vroege differentiatie, in combinatie met een stapelmodel dat mogelijkheden van doorstroming tot aan de hoogste opleiding beoogde. Maar die werkelijkheid bestaat niet meer. Na ruim een halve eeuw heeft het geresulteerd in hoog-laag denken – geïnternaliseerd in alle betrokkenen – en in de treurig aandoende kinder-rat race die Klassen ons toont.

Zo wordt inzichtelijk hoe het Nederlands onderwijsmodel in haar tegendeel is gaan verkeren: onze uitzonderlijk vroege selectie ontzegt een categorie kinderen in kwetsbare posities simpelweg de benodigde leertijd om er te komen. Of liever: om er ook te komen. Een songtekst klonk zo: “Looking out on my life / in the fast lane, it’s a rat race / gimme time, gimme time / changing pathways…” Maar dat laatste is moeilijk geworden. De kans op ontmoeting met kinderen van die andere aardschol – dat wil zeggen, de kans om je daaraan op te trekken – is sterk afgenomen. Want er is een toenemende, deels systemische segregatie in het Nederlands funderend onderwijs. De Inspectie van Onderwijs onderschreef dat in 2016. Het is tijd om het erover te hebben!

Het schoolleven van Gianny van 15 jaar leverde in KLASSEN een van de meest evidente illustraties. Hij was geplaatst op een bijzondere school, met ontkenning van zijn eigenlijke leerniveau. Zijn meester had het weliswaar toegegeven, maar die had zijn moeder ‘leip gepraat’, vertelde Gianny. En je voorvoelde al snel dat hij buiten de boot ging vallen, en ook waarom. Gianny zelf slaat in aflevering 7 de spijker op zijn kop; als een volleerde (hm…) ervaringsdeskundige: Als je op school zit met allemaal dezelfde jongens, dan kan je je eigen pad niet maken. Als je op een school zit met kinderen die een toekomst voor zich zien, dan kan ik zelf kiezen met wie ik mee wil stromen… zeg maar.’ Hoe eenvoudig kun je het zeggen.

Gerard Paardekooper is voormalig schooldirecteur en onderwijskundige

[1] De rapper (en oud vmbo-leerkracht) Massih Hutak schreef er een boek over: Jij hebt ons niet ontdekt, wij waren hier altijd al (2020)

[3] Giving kids a fair chance, econoom en Nobelprijswinnaar James Heckman (2017)

[5] Bronnen: SCP (2017) en CBS (2018)

[6] Kapitaal en Ideologie, Thomas Piketty (2020)

 

Alle publicaties over 'Klassen'

 

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


J.C.Klop
3 jaar en 2 maanden geleden

Eigenaardig: onderwijskundige en (oud)schooldirecteur Paardekooper lijkt niet te weten wat een bijzondere school is . . . .
J.C. Klop,
(Gepensioneerd docent in het openbaar en speciaal onderwijs).

Login of vul uw e-mailadres in.


Ellen Klatter
3 jaar en 2 maanden geleden

Gerard Paardekoper schetst een heldere samenvatting van het beeld dat de serie Klassen illustreert. Er is al veel geschreven over de toenemende segregatie van ons onderwijs. Niet alleen zou de cito-score te bepalend zijn, maar ook de inschatting of neiging van leerkrachten en/of ouders om 'op safe te spelen' draagt niet bij aan een groeipotentieel van de leerlingen. Oftewel, 'no one rises by low expectations' (Tinto, 2008). En natuurlijk draagt de vroege selectie niet bij aan brede ontwikkelingskansen voor jongeren, en zou dat moeten veranderen. Maar ik wil graag nog een ander perspectief centraal stellen dat vaak buiten beschouwing wordt gelaten.
Het beroepsonderwijs, als de alternatieve route voor het zo gewenste avo-onderwijs (havo, vwo), wordt blijkbaar als een ‘mindere route’ gezien.
Wat gaat daar mis dat het jongeren minder kansen biedt, het lastig voor hen wordt om door te stromen, met alle gevolgen voor het niveau van hun toekomstige baan, salaris, levensstandaard en maatschappelijke status….?
Wordt het niet eens tijd om diep op het beroepsonderwijs in te zoemen en na te gaan of het curriculum breed en volwaardig genoeg is om leerlingen kennis te laten maken met vergelijkbare onderwerpen als zij die het avo volgen? Heeft het bedrijfsleven soms een te bepalende rol gekregen in het curriculum, onder invloed van een sterk economisch gedreven overheid het laatste decennium? En zijn docenten op pedagogisch en didactisch vlak voldoende geëquipeerd om de algemene en beroepsvormende vakken te integreren tot betekenisvol onderwijs? Kunnen zij tevens echt onderzoekend werken om continue te blijven aanpassen aan de veranderingen in de beroepspraktijk? En in hoeverre worden zij daarin gefaciliteerd?
Docent-zijn in het beroepsonderwijs is niet alleen een complex, maar ook veeleisend beroep. Het vraagt een attitude en beroepsidentiteit van samenwerking met collega’s uit de school en het werkveld. Dit alles onder leiding van, en facilitering door een krachtig onderwijskundig leider die ziet wat nodig is, en kan staan voor de onderwijskwaliteit die de maatschappij vraagt en nodig heeft.
Als lector versterking beroepsonderwijs zie ik geregeld onderwijscontexten die niet (geheel) aan deze hoge verwachtingen voldoen. Mijn oproep is daarom dat we als Nederland meer tijd en geld investeren in de opleiding van docenten beroepsonderwijs, onderzoek doen naar mechanismes die kunnen bijdragen aan verbetering van de onderwijskwaliteit en inzetten op onderwijskundig leiderschap. Zie ook het Manifest Onderwijs om (te) vormen (Klatter & Martens, 2019 ). Alleen samen kunnen we de kwaliteit van het beroepsonderwijs, als alternatieve route voor de zo gewenste avo-route, verhogen en werken we (duurzaam) aan gelijke kansen voor alle leerlingen.

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief