"Klassen", aflevering vier. Het begint thuis
23 december 2020
Terwijl Dick van der Wateren, oud-docent, de serie Klassen volgt, wordt hij heen en weer geslingerd tussen de meest uiteenlopende emoties: van ontroering naar woede, van bewondering naar ongeduld, mededogen en teleurstelling – het hele scala. De serie is spannend als een goede thriller. Hij wil weten hoe het verder gaat met de verschillende hoofdrolspelers: vroegwijze en overbelaste Anyssa, hardwerkende en serieuze Yunuscan, slimme en streetwise Gianny, de gedreven en betrokken juffen Astrid en Jolanda en meester Thijs, en al die anderen.
Er is al veel geschreven over deze geweldige serie (zoals hier, hier en hier op de site van HetKind), die door velen wordt uitgeroepen tot beste docu-serie van 2020. Regisseurs Sarah Sylbing en Ester Gould hebben een meesterwerk afgeleverd, waar veel mensen naar kijken en dat veel heeft losgemaakt. Daar heb ik weinig aan toe te voegen, behalve dat de makers beschikken over een top crew.
Interessant is de dramatisch lijn van de serie, die belooft uit te groeien naar een catharsis in het slotdeel. In aflevering vier lijkt het met Gianny goed te komen, nadat hij in de vorige aflevering was gearresteerd. Hij mag nu naar een ‘echte’ school. Maar we hebben nog drie afleveringen te gaan. Ik ben heel benieuwd.
De serie hangt niet in het luchtledige. Na iedere uitzending is er een nabespreking met deskundigen, er zijn Klassen Meetups op allerlei plaatsen in het land en Klassen gaat de scholen in. Het is de moeite waard een of meer daarvan bij te wonen. Klassen kon nog wel eens een blijvende impact hebben op ons onderwijs.
Thema’s
Kansenongelijkheid is het hoofdthema van de serie. De makers lijken wethouder Moorman te volgen in haar oplossing van dit probleem. Zij zoekt het vooral in een selectie op latere leeftijd, in plaats van aan het eind van groep 8. Ook ziet zij mogelijkheden in het opheffen van het onderscheid tussen ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen, al zijn pogingen in die richting in de laatste 30 jaar op niets uitgelopen. Het is de vraag of we daar energie in moeten blijven steken en die vraag wordt dan ook in aflevering vier gesteld.
Armoede is een volgend thema, samen met de mogelijkheden die ouders hebben om hun kinderen te begeleiden bij hun schoolwerk. Uit allerlei onderzoek is bekend dat de sociaaleconomische status van het gezin en met name het opleidingsniveau van de ouders een doorslaggevende rol speelt bij het succes van hun kinderen in het onderwijs. ‘Het begint thuis’, immers. Dat is een gegeven waar het onderwijs weinig aan kan veranderen. Het is goed dat Amsterdam een wethouder heeft met zowel onderwijs als armoede in haar portefeuille, maar we moeten niet de illusie hebben dat onderwijs iets kan doen aan de steeds groeiende kloof tussen rijk en arm. Dat vraagt ingrijpende veranderingen in onze hele maatschappij.
Een ander thema is de betrokkenheid van de leraren en de relatie die ze met hun leerlingen hebben. Daarvan zien we veel aansprekende voorbeelden in de serie, zowel in de vorm van stimulerende en uitdagende begeleiding als wat minder handig optreden. Mike Louwman noemde dat al in zijn bijdrage hier. Maar vooral: wat een geweldige inzet, betrokkenheid en liefde laten deze leerkrachten zien, die proberen alles uit de kinderen te halen. Die brengen de regel van Luc Stevens in praktijk: ‘Geen prestatie zonder relatie.’[1]
Als ik de gesprekken van verschillende leraren, een mentor en een afdelingsleider met hun leerlingen vergelijk, valt me op wat een enorm verschil een goed gesprek kan maken. Wie goed naar een kind luistert, krijgt het hele verhaal te horen en kan wezenlijk bijdragen aan diens ontwikkeling. Wie weinig of niet luistert en vooral vanuit eigen vooronderstellingen met een kind praat, slaagt er niet in het kind verder te helpen. En dat kan frustrerend zijn, zoals we in de serie kunnen zien. De vraag bij alles wat we doen, zou moeten zijn: “Wat heeft dit kind nu van mij nodig?” En de beste manier om daarachter te komen, is het aan het kind zelf vragen.[2]
We zien in de serie heel mooi welke gevolgen onze verwachtingen hebben voor de ontwikkeling van onze leerlingen. Als die laag zijn, gaat het kind zich daarnaar gedragen. Het gaat onderpresteren, vertoont lastig gedrag of erger. Zijn onze verwachtingen hoog, dan zien we het kind boven zichzelf uitstijgen. Daarom moeten we het onze leerlingen niet te makkelijk maken. ‘Moeilijk moet’ schreef Heleen Wientjes[3]. Wanneer we het onze leerlingen te makkelijk maken, doen we hen tekort. Ze gaan zich vervelen, met alle gevolgen van dien. Voor kinderen die nog niet meekomen, kunnen we andere oplossingen vinden tot ze weer bij zijn, zoals differentiëren, of extra lessen.
Onderwijskwaliteit blijkt een heet hangijzer te zijn. Op Twitter kwam ik nogal wat kritische reacties tegen. Het zou jammer zijn als degenen die zich hebben geërgerd aan de kwaliteit van de leraren in aflevering een niet verder kijken. Ik geef toe dat ik na die aflevering ook kritiek had, maar ik besloot mijn oordeel nog even op te schorten en daar heb ik geen spijt van. We moeten niet vergeten dat de scenes maar fragmenten zijn uit een hele dag waarin van alles gebeurt. We kennen de context vaak niet en daarom moeten we zorgvuldig zijn in ons oordeel. Niettemin is het goed als we als onderwijscollega’s elkaar feedback kunnen geven en van elkaar leren.
Ik zag beslist mogelijkheden voor verbetering, maar ook prachtige staaltjes van goed onderwijs. Leerkrachten die tijd en energie steken in het maken van lesmateriaal dat kinderen meer uitdaagt en verder brengt dan de lesmethoden. Leerkrachten die in hun klas een rijke leeromgeving aanbieden en de kinderen mee de deur uitnemen. Die hun leerlingen steeds weer laten merken dat ze hoge verwachtingen van hen hebben.
Segregatie is een ander heet hangijzer, dat volgens Massih Hutak, stamgast bij de nabespreking en oud-leerkracht het eigenlijke onderwerp van de serie zou moeten zijn. Daar heeft hij een punt. Hij wijst erop dat bijna alle volwassenen die in de serie optreden witte Nederlanders zijn. Dan realiseer ik me weer eens dat ik met al mijn goede bedoelingen oordeel vanuit mijn bevoorrechte positie. In Amsterdam Noord blijkt de kansenongelijkheid in belangrijke mate een probleem van etnische achtergrond te zijn, een zwart-wit probleem.
Een andere gast bij die nabespreking, Jeroen Goes (o.a. mede-HetKind-blogger), bracht wat relativering aan. Als bestuurder van een groep basisscholen in het Rivierengebied ziet hij dat achterstand niet alleen een kwestie van kleur is. Hij ziet ook kansarme autochtone, ‘witte’ kinderen. Er is wel degelijk sprake van segregatie van kansarm en kansrijk, maar dat betreft kinderen van alle kleuren. Maar, zegt hij, “ook op scholen in uitdagende wijken kan goed onderwijs gegeven worden en komen kinderen tot leren.”
Het Engelse voorbeeld
Veel verwachten van je leerlingen en de lat hoog leggen. Rust, reinheid en regelmaat. Je niet druk maken over de samenstelling van je leerlingpopulatie, maar zorgen voor excellent onderwijs. Dan komen de ouders vanzelf met hun kinderen naar je school. Dat zijn de adviezen die de Londense schooldirecteur meegeeft aan de Nederlandse onderwijsmensen die op bezoek zijn, onder wie wethouder Moorman. In Londen hebben ze op die manier achterstandsscholen veranderd in de beste van het land. Goede adviezen, die we in Nederland zeker ter harte kunnen nemen. Over andere dingen ben ik wat minder enthousiast.
De ranglijsten die ze in de gang ophangen en waar iedere leerling kan zien hoe zij heeft gescoord in vergelijking met anderen, werken eerder contraproductief. Er is altijd wel iemand die het laagst scoort voor wiskunde of Engels en die wordt daar echt niet door gemotiveerd. Ze mogen daar, volgens eigen zeggen, ‘evidence-based’ onderwijs geven, juist over ranglijsten bestaat veel ‘evidence’ die laat zien hoe schadelijk ze kunnen zijn. Lees daarover bijvoorbeeld Alfie Kohn:[4]
When students are rated with letter or number grades, research shows they’re apt to think in a shallower fashion – and to lose interest in what they’re learning – as compared with students who aren’t graded at all. Alternative methods for reporting student progress are not only less destructive but also potentially more informative.
En wat leren die jongeren daar? Leren ze daar zelfstandig denken, vragen stellen en ideeën ontwikkelen, of toch vooral braaf kennis en vaardigheden reproduceren? Zodat ze kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder; zoals die mevrouw de leerlingen op het Hyperion Lyceum in de vorige aflevering voorhield: ‘cultureel kapitaal’ verzamelen en de taal, gewoonten en ‘codes’ van de elite leren.
We kregen geen cijfers te zien die het succesverhaal van de Londense directeur zouden kunnen ondersteunen. Ik zou wel eens willen weten hoeveel van zijn leerlingen de eindstreep niet halen. Zitten daar misschien een paar bij die nooit de stropdas van de week kregen, of nooit een speciale vermelding kregen in een volle aula? Hoeveel leerlingen slagen op een hoger niveau dan toen ze binnenkwamen en hoeveel op een lager niveau? En wat doen ze met leerlingen met psychische problemen of met een lastige thuissituatie (zoals Anyssa in de serie). Daar was de beste man nogal neerbuigend over. Zulke kinderen moeten gewoon flink zijn en wat meer hun best doen.
Ons imago mag volgens de Londense schoolleider dan ‘links-hippie’ zijn, ik zie in deze serie veel klassen waar rust, reinheid en regelmaat heersen. Het ziet er misschien wat rommeliger uit dan in de strak geleide Londense scholen, maar de kinderen voelen zich er veilig en komen tot bloei. En ja, het kan beter. Laten we elkaar daarbij dan helpen.
Latere selectie
Het is, als gezegd, maar de vraag of latere selectie een voldoende oplossing is voor de kansenongelijkheid. Volgens de wethouder zorgt vroege selectie voor druk om te moeten voldoen aan verwachtingen die ouders en kinderen zelf hebben. Ik ben er beslist een voorstander van dat kinderen pas kiezen voor een onderwijsniveau dat bij hen past, wanneer ze een jaar of 14, 15 zijn. Maar ook dan kunnen ze die druk voelen. Er is meer nodig. En dat is vooral de manier waarop leraren en schoolleiders omgaan met selectie.
Daarnaast is het vooral ook nodig dat we een einde maken aan de idiote statusverschillen tussen cognitieve vaardigheden en praktijkvaardigheden, tussen gymnasium en vmbo. Er gaan inmiddels meer jonge mensen naar de universiteit dan onze maatschappij nodig heeft en dat heeft weer een negatieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs daar. Intussen is er een groot gebrek aan mensen die iets praktisch kunnen, die met hun handen werken, iets kunnen maken, kunnen verkopen, of die voor anderen kunnen zorgen. Dat zijn de mensen die onze maatschappij draaiende houden. Te veel universitair opgeleiden komen terecht in banen die op zijn best nutteloos zijn en op zijn slechtst schadelijk, omdat ze anderen, die echt wat kunnen, in de weg lopen. Minder academici en meer mbo-ers is wat we nodig hebben, zegt socioloog Rineke van Daalen.[5]
Wat kunnen we zelf doen?
Er is niet één oplossing voor de problemen die de serie Klassen aan de orde stelt. Dat vraagt om een heel scala aan oplossingen, alleen al om het onderwijs als geheel naar een hoger niveau te brengen. Die moeten we in de eerste plaats zoeken in verbetering van de lerarenopleidingen. Onze leraren hebben veel meer bagage nodig, zodat ze de kinderen meer kunnen bieden dan alleen de methodes. Een van de juffen zegt zelf dat ze om die reden graag meer opleiding had gekregen.
Aan de armoede en kansenongelijkheid kunnen scholen weinig doen, net zomin als aan de salarissen en schoolbudgetten, of ‘Het Systeem’, waar we graag naar wijzen en dat een handig excuus is om geen verantwoordelijkheid te nemen. Wel kunnen we onze kinderen het beste van onszelf geven. Dat hebben we zelf in de hand.
Wie nog steeds denkt dat we in het onderwijs weinig mogelijkheden hebben om het anders aan te pakken, moet nog eens goed nadenken. Niets staat ons in de weg om ons onderwijs in naar eigen inzicht te richten. We kunnen een verlengde brugperiode instellen waarin ‘vmbo-ers’ naast ‘vwo-ers’ zitten. We kunnen talentklassen, tutorgroepen, dans-, theater-, schrijf-, science- en makerlabs, schoolbands, ateliers en nog veel meer opzetten. We kunnen in de loop van het schooljaar projecten organiseren die leerlingen stimuleren dieper te denken, zoals ik in mijn boek De Denkende Klas voorstel.[6]
Lees het boek 'We moeten spelen' van Rob Martens. Vraag je dan af hoe je je lessen zo kunt organiseren dat kinderen al spelend leren. Geef drukke (normale) kinderen de gelegenheid om uit te razen. Laat ze om de school rennen, tegen een bal trappen, in een hoekje van de klas wiebelen, dansen.
Zorg voor een rijke leeromgeving op school, plekjes waar kinderen zich kunnen terugtrekken met een boek, dieren in de klas (klassekonijn), tuin met groenten, fruit, beesten. Ga met de kinderen de school uit, de natuur in, naar musea, werkplaatsen, de dierentuin. Laat lezen een plezier zijn, geen saai vak. Laat kinderen veel lezen – geeft niet wat – zolang ze er maar plezier in hebben. En laat ze niet van alles wat ze hebben gelezen een leesverslag schrijven.
Vraag je af hoe je ook met minder en anders toetsen een goed beeld kunt krijgen van de ontwikkeling van een kind, bijvoorbeeld door formatief lesgeven.[7] Differentieer in je lessen, zodat je de handen vrij houdt om kinderen met een achterstand extra aandacht te geven.
Haal de ouders naar school. Niet een of twee keer per jaar op een ouderavond of oudergesprek, maar elke week. Houd avonden over opvoeding, over gezond leven. Help ouders die analfabeet zijn, of die geen Nederlands spreken met schrijf- en taallessen, invullen van papieren. Ja. Er zijn echt scholen die dit doen.
We kunnen leren beter met onze leerlingen te communiceren, goed naar hen luisteren, ons realiseren dat motivatie onze verantwoordelijkheid is, niet die van de kinderen. Ons ook realiseren dat (in onze ogen) slecht gedrag een oorzaak heeft, die we kunnen onderzoeken in plaats van bestraffen. Dit alles veronderstelt natuurlijk wel dat we de basiszaken op orde hebben, ons vak beheersen, dat we goed uitleggen en goede feedback geven.
Tenslotte dit. Laten we bij elkaar in de klas gaan kijken. Ons onderwijsland is rijker dan je denkt. Alles wat ik hiervoor schreef, en nog meer, kun je op scholen in Nederland met eigen ogen zien. Het is prima om op studiereis naar Engeland te gaan, naar Finland of de VS, maar in eigen land zijn er genoeg scholen en leraren bij wie we inspiratie kunnen vinden en die ons kunnen helpen bij de verbetering van onze eigen school. Laten we elkaar inspireren.
Dick van der Wateren was docent natuurkunde op het ECL in Haarlem. Hij is betrokken bij tal van onderwijsvernieuwende praktijk- en gesprekskringen. Dick is ook opgeleid tot filosofisch practicus, en leidt op Amsterdam IJburg de filosofische praktijk 'De Verwondering'. Met Els de Jong geeft hij cursussen en workshops over begeleiding van slimme en onderpresterende leerlingen, vanuit hun Bureau Slim – pedagogiek en onderwijs.
[1] Stevens, L. (2002). Zin in Leren. Garant.
[2] De Jong, E., & Van der Wateren, D. (2020). Een goed gesprek. Van Twaalf tot Achttien, september. https://www.van12tot18.nl/een-goed-gesprek
[3] Wientjes, H. (2009). Moeilijk moet! De hoogbegaafde leerling en het voortgezet onderwijs. Tijdschrift voor remedial teaching, 16(4), 14–19.
[4] Kohn, A. (2016). The Case for Abolishing Class Rank. Blog Alfie Kohn. https://www.alfiekohn.org/blogs/class-rank/
[5] Van Daalen, R. (2020). Lessen bij Klassen. Blogcollectief Onderzoek Onderwijs. https://onderzoekonderwijs.net/2020/12/08/lessen-bij-klassen/
[6] Van der Wateren, D. (2020). De denkende klas. Motiveer je leerlingen door samen met hen vragen te stellen en na te denken. LannooCampus.
[7] Sluijsmans, D., & Kneyber, R. (2018). Toetsrevolutie: Naar een feedbackcultuur in het voortgezet onderwijs. Phronese. Het boek kun je hier gratis downloaden https://toetsrevolutie.nl/wp-content/uploads/2016/11/Toetsrevolutie-WEB.pdf
Alle publicaties over 'Klassen'
- Podcast over Klassen, gelijke kansen en de onvermijdelijke tragiek: ‘Tegen een samenleving waarin de druk zo groot is, kun je eigenlijk niet op.’ - Eddie Denessen
- Aflevering 7 van Klassen (slot): De mythe van de meritocratie - Thijs Bol
- De documentaireserie Klassen en onderwijs: een nabeschouwing - Gerard Paardenkopper
- Hoe verder na ‘Klassen’? - een nabeschouwing - Dick van der Wateren
- Aflevering 7 van klassen: trots - Mike Louwman
- De laatste aflevering van Klassen: Hiervoor doe ik wat ik doe - Natasja de Kroon
- Klassen, aflevering 6: De scholensluiting als vergrootglas - Thijs Bol
- Aflevering 6 van Klassen: quarantaine time - Mike Louwman
- Ik wens jou... een havo-advies. Een terugblik op Klassen: aflevering 5 - Lisa Hu
- Aflevering 5 van Klassen: over het stellen van vragen - Mike Louwman
- "Klassen", aflevering vier. Het begint thuis - Dick van der Wateren
- Hoe smaller het pad, hoe eerder je eraf valt - Leone de Voogd
- Aflevering 2 van Klassen: Gianny is te laat, en niet voor het eerst - Mike Louwman
- Rob keek naar KLASSEN: 'We zijn allemaal deel van het systeem maar in dat geheel staan hoge schotten' - Rob H. Bekker.
Reacties