Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Pedagogische power, lef en hoop vanaf podium Driebergen: ‘Het leven en het leren is in gevaar.’

2 oktober 2024

Bij het aanvliegen van de problemen in deze tijd – de polycrisis, die op alle lagen van de samenleving ervaren wordt – komen we alleen verder als we vanuit partnerschap opereren. De NIVOZ-onderwijsavond met lector Stijn Sieckelinck en jongerenwerker Melvin Kolf - op woensdag 25 september - gaf daarin op allerlei manieren prachtige en krachtige voorbeelden van. Goede samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk - in wijk, dorp of stad, gemeente incluis - kan echt verschil maken. Rob van der Poel schreef mee: Pedagogische power, lef en hoop, vanaf een podium in Driebergen.

Stijn Sieckelinck en Melvin Kolf verzorgden een meeslepende lezing over hoe onze jongeren opgroeien in een polycrisis: een opeenvolging en samenvallen van bedreigingen in uiteenlopende leefwerelden van hun bestaan. Te veel jongeren die hierdoor in de problemen komen en aan zorg of educatie worden toevertrouwd, verliezen in dit proces hun zelfwaarde, agency en vertrouwen in een goede afloop. Wat heb je als pedagoog te doen in deze weerbarstige werkelijkheid?

Melvin en Stijn laten zien dat het anders kan. In partnerschap, vanuit lef en verbondenheid. Het was zichtbaar en voelbaar: op het podium, via hun verhalen, hoe ze zich tot de bestaande instanties en leefsystemen verhouden en in de manier waarop ze met betrokkenen en partijen in gesprek zijn én blijven. Een kleine honderd professionals schoof naar het puntje van hun stoel.

Jongerenwerkers zijn de ‘praktische pedagogen’ van onze tijd. Waar jongeren zoekende zijn, worstelen en grenzen aftasten, waar ze dreigen af te haken, uit te vallen of af te glijden, verzanden jongerenwerkers niet in onmacht of hulpeloosheid, maar acteren ze vanuit een pedagogisch appèl. In Arnhem-Oost, in de wijken waar Presikhaaf University zich met haar vrijwilligers en jongerenwerkers laat gelden, zijn de handen ineengeslagen. Niet in het minst door de radicale keuze die eraan ten grondslag ligt: een keuze voor de jeugd die in adversity en tegenspoed opgroeit, die gelijke kansen verdient en de toekomst van onze samenleving vormt en draagt.

Vreemde verbinding
Verkeerd verbonden. Dat is wat Melvin Kolf dacht toen hij Stijn Sieckelinck voor het eerst ontmoette, rond 2012. Een vreemde onderzoeker, in zijn ogen te theoretisch en wetenschappelijk, zonder een enkel gevoel voor zijn praktijk. Maar er was een connectie en eenzelfde doel: ze wilden het beste voor jongeren. ‘Veelzeggend zijn we elkaar op het spoor gekomen toen er een crisissfeer heerste in Arnhem,’ zo vertelt Stijn, die destijds onderzoek deed naar radicalisering. ‘Jij vertelde mij hoe het ging met de jongens in de wijk, die bijna aan de lopende band dreigden geronseld te worden door IS en andere criminele of extremistische groepen. Dat was voor mij een eyeopener. Ik dacht, als ik als academisch pedagoog het verschil wil maken, kan ik maar beter even goed opletten. Want hier valt verschil te maken.’

Melvin – zelf opgegroeid in een eenoudergezin, in armoede, drop-out en zich vooral ontwikkelend in de sport (voetbal), maar buiten het onderwijs – biedt vervolgens wat meer context. ‘Mijn wijk – en ik zeg mijn wijk, want zo voelt dat ook - stond ook wel bekend als de jihad-hoofdstad van Nederland. Vanuit Presikhaaf en Malburgen vertrokken regelmatig jongeren naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS. En vanuit die urgentie werden wij, Stijn en ik, samengebracht. In een vreemd huis dat anti-kraak stond, weet je nog, gingen we aan de slag. Om werelden bij elkaar te brengen, om mijn jongeren – want dat waren toentertijd vooral jongens - te redden.’

Mijn wijk – en ik zeg mijn wijk, want zo voelt dat ook - stond ook wel bekend als de jihad-hoofdstad van Nederland. Vanuit Presikhaaf vertrokken regelmatig jongeren naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS.'

Ze hadden elkaar als theoreticus en praktijkman nodig, zo wisten ze vanaf de eerste ontmoeting. En ze ontdekten al snel dat een verbinding twee kanten opwerkt. Melvin: ‘Het was goed om te zien dat wat ik aan het doen was met jongeren, of waar ik aan dacht qua aanpak, dat dat theoretisch onderbouwd was. Ik had jou nodig om verder te komen en ik denk dat jij mij op dat moment ook nodig had om nog meer te duiden, nog meer te snappen.’ Stijn: ‘Mijn verhaal is dat door te leren over hoe jullie aanpak eruitzag, ik de wetenschap heb kunnen inspireren; door jouw aanpak en praktijk eigenlijk om te zetten in beschrijvingen; in interventies en in theorieën die erachter liggen en die nog niet beschreven waren. Dus het was ook omgekeerd.’

Nu, twaalf jaar later, is de ‘vreemde verbinding’ die ze toen maakten de kern om samen betekenis van jongerenwerk op de kaart te zetten. Stijn - lector Youth Spot bij de HvA - dacht vanzelfsprekend aan Melvin, toen NIVOZ hem uitnodigde de aftrap voor de reeks Onderwijsavonden in het schooljaar 2024/2025 te verzorgen. Na op verschillende manieren samengewerkt te hebben, stonden ze in Driebergen voor het eerst zij aan zij - gelijkwaardig - op het podium. NIVOZ-onderzoeker Farida Yahyaoui leidde de avond - gekoppeld aan het jaarthema: ‘Verkeerd verbonden - over hoe we elkaar weer kunnen vinden’ - op uiterst krachtige en kwetsbare manier in (lees hier). Daarna namen Stijn en Melvin de bezoekers mee in een verhaal dat grofweg uit drie delen bestond.

1. In wat voor tijd leven we nu? Ook in het licht ook bezien van dat misschien wel sleetse woord: verbinding.

2. Welke steun is er op dit moment voor jongeren die geconfronteerd worden met al die uitdagingen?

3. En tenslotte, de vraag: hoe kan het anders?
 

Deze tijd: polycrisis

Het begrip polycrisis – ‘Ik ben dat woord tegengekomen in een heel interessante lezing van Hajar Yagkoubi’ - beschrijft eigenlijk dat meerdere zaken in elkaar haken, waardoor samengesteld resultaat ontstaat. Dat resultaat is ingrijpender dan de som van de afzonderlijke crisissen. ‘Dat vraagt goed handelen en dat heeft weer te maken met het erkennen van de wederzijdse afhankelijkheid van verschillende problemen,’ zo vertelt Stijn, ‘maar ook van verschillende oplossingen. Wanneer we niet goed handelen daarin, maken we het eigenlijk erger.’

Stijn citeert socioloog Hans Boutellier die zegt: we leven niet in een tijd van verandering, maar we leven in een verandering van tijden. Dus dat betekent dat je er middenin zit, wat maakt dat je daar moeilijk zicht op krijgt. Hier hebben we mee te dealen. Met crisissen die om en in onze samenleving een rol spelen. Dat gaat van sociaaleconomisch en technologisch, van geopolitiek naar klimaat en leefmilieu. Al die crisissen haken op elkaar in. Stijn: ‘Als we ons hier pedagogisch toe willen verhouden, moeten we dit allereerst herkennen. En zien dat zich een enorme onstabiliteit van de wereld meester aan het maken is.’

Als we pedagogisch ons hiertoe willen verhouden, moeten we dit allereerst herkennen. En zien dat zich een enorme onstabiliteit van de wereld meester aan het maken is.’

Zoveel zaken zijn met elkaar verbonden geraakt, zoveel problemen met elkaar verknoopt - economisch, sociaal, politiek. En dat hoort Stijn Sieckelinck ook vanuit zijn onderzoek steeds meer terug. ‘Er is stress, ook bij ouders (parental anxiety). Er komt heel veel van die wereld naar binnen. Kijk naar de school. Ooit bedoeld als een soort van tussenruimte waarin die wereld even on hold kon worden gezet. Daar is - zeker met het toelaten van de smartphones in de scholen - nauwelijks sprake meer van. Het is ook naïef om te denken dat wij pedagogisch heel veel in te brengen hebben tegen deze enorme invloed van sociale media en het internet.’

Jongeren geven blijk van somberte, van eenzaamheid, meer dan voorheen, ondanks de welvaart die we met elkaar hebben opgebouwd. Stijn: ‘Die welvaart hebben we niet kunnen vertalen in welzijn.’ We zitten in een acceleratie van gebeurtenissen en zaken, alles lijkt zich steeds sneller voor te doen. Stijn: ‘Het is alsof we geen rem hebben met elkaar, om even op een pauzeknop te drukken.’ En in die omstandigheden moeten gezinnen zien dat ze mee kunnen. Gezinnen die met armoede te maken hebben, of met opvoedingsonzekerheid of onbekwaamheid kampen. Stijn: ‘Het is een veelheid van uitdagingen, in combinatie met de snelheid. Dat maakt mensen benauwd en daar is niet één oorzaak van. Dat brengt ons ook bij de betekenis en het belang van verbinding.’

Melvin legt er zijn ervaringen in Presikhaaf bij. ‘In Nederland zijn 20 wijken aangestipt als gebieden die hulp extra hard nodig hebben. Anders worden dat de nieuwe banlieus. Wij zijn met ons jongerenwerk in drie van die wijken actief. Daar zeggen ouders: Alsjeblieft, kan je iets met mijn kind doen, want ik weet het niet meer. Dus ze geven het uit handen, omdat ze zelf meer bezig zijn met overleven. De hele inflatie heeft deze wijken superhard geraakt. Dat gaat terug naar de energiecrisis. Mensen kwamen onder water te staan, want ze konden het niet meer betalen. Dat speelde heel erg op het vmbo en in het praktijkonderwijs, waar de jongens ook veel meer uit eenoudergezinnen kwamen. Dus wat gingen zij doen? Creatief aan de slag om wat centjes te verdienen. Omdat mama gewoon minder heeft. Jongens van elf, twaalf, dertien die in coronatijd hun eigen handel online opzetten. Via Snapchat of Instagram. Dan word je heel interessant voor de andere kant. Dus gingen ze, naast een Mars, Snickers en paprikachips op hun fietsje witte zakjes vervoeren. In plaats van 50 euro op een avond, verdienden ze 250 euro met een ritje. Ja, dan raak je ze kwijt.’

Maar de jongeren zelf maken zich ook zorgen, vertelt Melvin. Over de toekomst, over de aarde, over hun leefwereld. Waar ga ik straks wonen? Waarom zou ik geld gaan sparen? Ik kan straks toch nooit een huis kopen. Maar ook de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne, het conflict tussen Israël-Palestina. Het is allemaal heel dichtbij gekomen.

De coronacrisis, de oorlog in Oekraïne, het conflict tussen Israël-Palestina. Het is allemaal heel dichtbij gekomen.'

Bij Presikhaaf University zien ze zo'n 2500 duizend jongeren op jaarbasis. Melvin licht er als voorbeeld één uit: Jermaine, zestien jaar, hij kwam binnen toen hij in groep 7 zat. Hij vertelt over de wankele, complexe situatie, met armoede, zorg en alle wereldse verleidingen en de onafwendbare escalatie. ‘Vader zit veel in het café, gokt en heeft losse handjes.  Moeder is financieel gegijzeld. Jermaine moest voor zijn jongere broertjes en zusjes zorgen. Een lieve, schattige jongen, juist een voorbeeld. Maar het huis werd in de coronatijd te klein. Op de havo begonnen, afgestroomd naar de mavo. Hij kwam buiten in contact met de verkeerde jongens.’

Jermaine bleef lang sterk, maar de spanning steeg, zo zag Melvin. ‘Dus toen het conflict rond Israël-Palestina ontstond, kon hij op meer mensen boos zijn dan alleen op zijn vader. Dat was voor hem een soort van laatste druppeltje in die hele volle emmer. Zo’n lieve jongen, echt knuffelbaar en beetje chubby, die dan zegt: oké, ik ben bereid om de steen op te pakken en naar die agent te gooien en dus te vechten. Dat is pijnlijk om te zien.’

Stijn: ‘Maar als je heel dat verhaal niet kent van zo’n jongen, die voorgeschiedenis, dan heb je dus eigenlijk geen idee waar dat gedrag vandaan komt.’ Melvin: ‘Nee, dan denk je dat het gewoon een boze jongen is die mee wil doen.’  Stijn: ‘Die misbruik maakt van de situatie en die dan alleen daar staat om stoer te doen.’

Welke steun is er?

Hoe zijn we georganiseerd als samenleving? Vanuit welke principes denken we dat we jongeren kunnen helpen? Stijn spreekt over de jeugdzorg, de wachttijden en de tekorten die er zijn, op alle mogelijke manieren. ‘Steeds meer jongeren moeten gebruik maken van jeugdhulp. Ik kan wel vier slides vullen met zaken die er aan de hand zijn. Maar er zijn ook steeds meer signalen dat jongeren zich niet geholpen voelen door die hulp. Ook al noemen we het hulp.’

Eigenlijk hebben we een systeem gemaakt, zo betoogt Stijn, waarbij we soms voorbijgaan aan de werkelijke behoeften van jongeren. ‘Dus is de vraag: kunnen we op één of andere manier laten zien dat het ook anders kan? Zonder dat we misschien dit systeem eerst en vooral helemaal moeten ontmantelen? Ik denk dat je heel interessante routes kunt verkennen met elkaar.’

Want in het onderwijs is het eigenlijk niet heel veel anders, weet Stijn. Het lerarentekort is over heel Nederland een probleem aan het worden. Hoge werkdruk, hoge uitval. En een gezamenlijk perspectief is er nog niet. Stijn: ‘Terwijl we weten hoe belangrijk onderwijs is. Juist voor zaken als kansengelijkheid - om die selectiviteit tegen te gaan en alle jongeren op weg te helpen - hebben we die leerkrachten nodig.’

Vanuit die hoek, zorg en onderwijs, valt de oplossing niet te verwachten, stelt hij vast, tenzij die twee sectoren en de professionals bereid zijn om te kijken naar de eigen taakopvatting, of de eigen rol. Naar het samen oppakken van alle uitdagingen die er liggen. ‘Of is dit te negatief? Doe ik hier mensen of systemen onrecht mee?’

Melvin: ‘Dat weet ik niet. Het is wel een soort van harde waarheid, ook in onze wijk. De cijfers liegen niet. Bij 49 procent van de kinderen is sprake van een ‘leerachterstand’. Bij 33 procent van de kinderen die van po naar vo gaan, zit een onderadvisering. Een aantal jaren geleden hadden we de witte vlucht: ouders die welvarend waren, gingen naar scholen buiten de wijk. In de afgelopen twee jaar zien we ook een vlucht van docenten. Zij kiezen door die toenemende druk voor een school met een andere populatie, waar het minder hard werken is.’

Afgelopen twee jaar zien we ook een vlucht van docenten. Zij kiezen door die toenemende druk voor een school met een andere populatie, waar het minder hard werken is.’

Melvin grijpt de gelegenheid om te wijzen op de positieve ontwikkelingen die er ook zijn. Vanaf het moment dat de sociaal-maatschappelijke problemen toenemen, weet ook het onderwijs Presikhaaf University steeds beter te vinden. ‘Het beeld van jongerenwerk - lekker pingpongen en tafelvoetballen, met chips en cola op tafel – bestaat niet meer. We zijn inmiddels gelijkwaardige partners en we trekken samen op om het verschil te maken. Jongerenwerker is een vak, het gaat over vakmanschap. Het is niet iets wat iedereen zomaar even doet. Door onze groei en professionaliteit, mede ook door de samenwerking met het lectoraat van Stijn, zie je dat onderwijs de beweging heeft gemaakt om ons te omarmen.’

Branding en ondernemerschap
Als het gaat over partnerschap, dan hebben we de steun van de ander nodig, zo betoogt Melvin. En Presikhaaf University heeft een manier gevonden - een branding en een ondernemerschap - waar jongeren op aangaan. ‘Maar je moet ook 24/7 aanstaan. In elk geval met elkaar. Als netwerk. We zijn de mooiste organisatie, we doen superbelangrijk en betekenisvol werk, maar ik zie nog te vaak, ook binnen het onderwijs, dat andere professionals van negen tot vijf werken. Of ze denken, ik moet mijn privé-nummer niet geven, want dan gaan ze me allemaal lastigvallen. Maar de straat checkt niet uit. Dat is ons vertrekpunt. En dan bedoelen we ook online. Wij maken het nog te veel en te vaak mee dat er na vijf uur of in het weekeinde geen collega meer te pakken is.’

Maar een jongere heeft soms ook een urgente vraag op zaterdag. Of er speelt misschien iets groters. Zoals laatst, geeft Melvin als voorbeeld. Een straatroof op zondagochtend. ‘Dat ging over jongeren van scholen die tegenover elkaar liggen. Online ontplofte het. Ja, wij weten dat. Maar daar moet je met elkaar iets mee. Wij hebben dus afdelingsleiders gebeld. Let op, maandagochtend krijgt dit waarschijnlijk een vervolg. Dus houd er rekening mee. Dan kun je erop acteren. Dus stonden de volgende ochtend bij binnenkomst alle afdelingsleiders en directie bij de deur. Welkom, goedemorgen fijn weekend gehad!? De les begint zo. Dat bracht rust en daarmee haal je de angel er een beetje uit.’

Online ontplofte het. Ja, wij weten dat. Maar daar moet je met elkaar iets mee.

Maar Presikhaaf University dringt verder de school in. Ook bij de samenstelling van de groepen, aan het begin van het schooljaar, is er overleg en afstemming. Wie komt bij elkaar in de klas en wat weten we van die jongeren? En wat betekent dat voor de groepsdynamiek? Waar moeten we misschien iets met een individu in de begeleiding? Eén en ander krijgt vorm in een buddysysteem.

Melvin neemt ons mee in de aanpak, maar tegelijkertijd in de eigen ontwikkeling als organisatie en community. ’We geven huiswerkbegeleiding, vier keer in de week, vanaf groep zeven, acht. En in klas één, twee, drie. Vanaf die leeftijd - vijftien jaar – zien we meestal een switch. Dan willen ze bij ons vrijwilliger worden en rolmodel zijn. Want we weten ook: de overgang van groep acht naar klas één is voor veel leerlingen kwetsbaar. Daar hebben we een eerste buddysysteem aangekoppeld. Jongeren uit klas 4, 5 en 6 of van mbo/hbo worden buddy van een kind in groep acht. En niet alleen van het kind, ook van de ouders. En dan gaat het soms over de heel simpele dingen: de eerste dag naar school. Waar mag ik mijn fiets neerzetten? Want ik ben onzeker. Maar ook: hoe plan je? Hoe leer je? En voor de ouders: hoe werkt Magister?’

Inmiddels zit er op vijf middelbare scholen in Arnhem-Oost structureel een jongerenwerker van Presikhaaf. En krijgen ze via een project VSV (voortijdige schoolverlaters) jongeren op locatie, in het winkelcentrum. Daar leren ze direct in de praktijk. Presikhaaf heeft daardoor een actieve, signalerende en verbindende rol. ‘Jongeren die afstromen zijn in beeld bij onze jongerenwerkers. Wat wij gedaan hebben, is dit allemaal in kaart brengen. We kijken met de scholen en de afdelingsleiders hoe we die jongeren samen kunnen helpen. Met de juiste begeleiding kunnen de meesten eigenlijk best de havo aan. Dus niet meer het probleem verleggen, waardoor jongeren afglijden, maar zorgen dat ze begrepen worden. Misschien door ze te koppelen aan een extra buddy, aan een rolmodel. Die zit dan vast aan onze jongerenwerker en krijgt weer vakinhoudelijke kennis en expertise van ons mee.’

De behoefte van jongeren (en mensen in het algemeen) is volgens Melvin namelijk universeel. Iedereen wil gezien en gehoord worden, het gevoel hebben dat je serieus genomen wordt, gekend en gewaardeerd. Melvin: ‘En wij proberen dat te doen. We houden heel erg van de community. Je probeert elkaar belangrijk te maken en tegelijk de jongererenwerker te ontlasten. Onze buddy’s dragen een hoodie en een petje, dan hoor je erbij. Ze krijgen een vrijwilligersvergoeding en ze ondersteunen de andere jongeren om ze een thuisgevoel te geven, het welkome gevoel.’

Pedagogisch appèl
En soms voel je als jongerenwerker een pedagogisch appèl, gaat het verder dan je eigen professionele rol of taak. ‘We werken vanuit de pedagogische driehoek: thuis, onderwijs en omgeving (straat). Dus als wij bij een jongere thuiskomen en we zien armoede, dan doen we daar iets mee. Al kwamen we in eerste instantie om een kort gesprekje te hebben. Als er twee matrassen op de vloer liggen, maar er staat geen bank in de kamer, dan weet je dat er iets te doen is. Wij pakken die verantwoordelijkheid. Dan komt er komt een goed bed, en komt er een bank. Want het meisje kan wel rekenen, maar ze slaapt gewoon niet. Dus hoe simpel kan het zijn?!’

 

Stijn toont een plaatje van onderzoek naar het jongerenwerk op een school in Nijmegen. Juist als jongerenwerk onder de juiste voorwaarden - dus in dat partnerschap - wordt versterkt, kan dat bijdragen aan het signaleren van zaken die niet door de beugel kunnen en aan het ondersteunen van leerlingen en hun ontwikkeling. Maar ook aan het ondersteunen van docenten en het creëren van een prettig schoolklimaat. ‘Dus met structurele financiering, draagvlakken en facilitering en daarnaast een goede werkcultuur, kun je heel ver komen.’

Binnen en buiten de school een ‘congruente’ relatie leven hoort daarbij. In hoeverre ben jij als leraar in je wijk - waar ook de school is, waar ook je leerlingen wonen – zichtbaar? Melvin hoort het vaak: de leraar voor de klas die in het weekend zijn hoofd omdraait als er een leerling passeert. ‘Daar worden ze eventjes znoen van, zoals de jongeren dat noemen: je krijgt storing, ze worden gek. De leraar negeert de jongeren buiten de school, maar verwacht wel netjes te worden begroet op maandag. Dat zorgt voor frictie. Maar ook de knuffels die gewoon zijn tussen jongeren en jongerenwerkers, roepen ongemak op bij docenten en in scholen. Stijn: ‘Je zit op scholen in een ander pedagogisch regime en tegelijk wil je als jongerenwerker daar je werk kunnen doen. Met oplossingen waarvan je weet dat het werkt en dat het effect heeft op de jongeren. Maar dat is geven en nemen. Het zijn allemaal zaken waarin je samen moet optrekken. Waarin het gesprek gevoerd moet worden en iedereen gekend wil worden.’

Hoe dan wel? Pedagogische power

Melvin en Stijn stellen vast dat we als pedagogen meer tegengewicht mogen bieden aan de krachtenvelden waarin jongeren opgroeien. Ze noemen dat pedagogische power. ‘We hebben te maken met kracht en met macht die invloed uitoefenen op het gedrag van jonge mensen. Denk aan de technologie op dit moment, die de regie van ons over lijkt te nemen. Maar denk ook aan de politieke powerplay die op dit moment in Den Haag hoogtij viert. Moeten we niet iets meer lef hebben als pedagogen en zeggen: wij zien hier dat het leven in gevaar komt en dat het leren ook in gevaar komt. En niet alleen binnen de school, maar ook buiten de school. Moeten we daar niet een extra tandje bijsteken met elkaar? Juist omdat we zien dat we anders weggevaagd worden, pedagogisch gezien dan.’

Moeten we niet iets meer lef hebben als pedagogen en zeggen: wij zien hier dat het leven in gevaar komt en dat het leren ook in gevaar komt. En niet alleen binnen de school, maar ook buiten de school.

Melvin: ‘Neem de onlinewereld. Daar zitten slimme mensen die ons 24/7 aan het verleiden zijn. Om maar te blijven klikken, te blijven scrollen. Dus het is swipe, swipe, swipe. Die power die zij genereren houdt onze jongeren weg van elkaar ontmoeten, verbinden en ontwikkelen. We moeten dus ook over grenzen durven heen te kijken, om samen dat front te vormen. We zijn landelijk met maar 2500 jongerenwerkers. Dat moet minimaal verdubbeld worden. Om tegenwicht te bieden. En het vraagt ook lef. Om te laten zien: wij hebben kennis, wij hebben informatie, wij hebben ook een machtspositie. Dit gaat jullie helpen.’

Hartmut Rosa; resonantie
Stijn Sieckelinck vond in het werk van socioloog Hartmut Rosa woorden en onderbouwing om te laten zien waar onze steun aan jeugdigen soms tekortschiet. En wat nodig is om ervoor te zorgen dat jongeren worden bereikt en resoneren met datgene wat je aanbiedt. Stijn: ‘In een wereld die gekenmerkt wordt door die acceleratie, door die technologische vooruitgang, is de relatie belangrijk geworden. Het is het ideale medicijn tegen de vlucht. Het gaat over wederzijdse betrokkenheid. Hoe kun je ervoor zorgen dat een jongere niet alleen het idee heeft van ik doe ertoe, maar ook dat die ergens kan handelen, invloed kan uitoefenen op de omgeving?’

Het tweede aandachtspunt van Rosa is de diepte van de beleving. Dus niet alleen een cognitieve ervaring, aanbieden maar ook een emotionele. Stijn: ‘We zien heel veel succes in onze samenleving: beelden van geslaagde mensen, artiesten, ondernemers, noem maar op. Juist op Tiktok en Snapchat gaat dat extra veel rond onder jongeren. Dan is het belangrijk om te laten zien dat er vormen van beleving mogelijk zijn die niet over het succes zelf gaan, maar over ‘het streven naar iets’ of over ‘het je best doen voor iets’. Zinvolle relaties opbouwen, helpen creativiteit mogelijk te maken. Als tegenhanger van vervreemding, waar mensen juist losgekoppeld dreigen te raken van hun omgeving.’

Resonantie biedt een gevoel van verbondenheid en betrokkenheid, een manier om de wereld te ervaren als zijnde niet oppervlakkig, maar diepgaand en betekenisvol. En daar heb je elkaar in je menselijkheid voor nodig. Een authentieke interactie. Echtheid. Stijn: ‘En dat geldt ook voor de onlinewereld. Waar je zou denken "iedereen heeft aliassen en avatars  enzovoort" merken wij juist dat als jongerenwerkers zich echt presenteren zoals ze zijn, in diezelfde online omgeving, dat jongeren dat ervaren als een verademing. Daar zit een ‘echt’ persoon achter, die ik kan spreken in het buurthuis morgen, als ik  zou willen. En die doet zich niet anders voor.’

En tot slot – ‘belangrijk voor de beleidsmakers in de zaal’ - resonantie laat zich niet volledig plannen, controleren of beheersen. Het is moeilijk smart te maken. Stijn: ‘Maar je kan er natuurlijk wel voor zorgen dat de randvoorwaarden vervuld zijn om resonantie mogelijk te maken. Met elkaar. Als leidraad. En dat is waarom het mij aanspreekt. Juist ook omdat zoals we nu hulp en onderwijs aan jongeren hebben georganiseerd op een manier die resonantie juist bemoeilijkt. De organisatie staat eigenlijk in de weg van zo’n ervaring.’

Zoals we nu hulp en onderwijs aan jongeren hebben georganiseerd, dat bemoeilijkt juist resonantie . De organisatie staat eigenlijk in de weg van zo’n ervaring.’

Opvallend is dat veel van de principes van Rosa overeenkomen met de methodische principes van het jongerenwerk (zie foto), dus daar zit een interessante congruentie in hoe we er in elk geval pedagogisch verbinding mee kunnen maken.

TeamNL-huis
In de afsluiting toont Stijn een plaatje van veertig jongeren van Presikhaaf University, naast koning Willem Alexander en koningin Maxima. Hij vraagt Melvin er iets over te vertellen.

‘Afgelopen Olympische Spelen in Parijs zijn we met veertig jongeren vanuit Arnhem-Oost, vanuit de meest kwetsbare wijken, drie weken lang actief geweest in het TeamNL Huis. Om daar te ondersteunen. Daarvoor hebben ze zes maanden een traject moeten volgen. Dus als je het hebt over commitment, loyaliteit, over dingen doen die ze anders niet doen… En als je het hebt over pedagogische power, over vreemde verbindingen aangaan, dan is dit één van de meest bijzondere dingen die ik heb mogen doen. En we hadden hier echt partnerschap voor nodig. Want denk alleen aan het onderwijs. Die jongeren moesten af en toe dus vrij zijn, omdat ze bij ons een verplichte training moesten volgen. En als je dan dit resultaat hier ziet - en ik ken natuurlijk iets meer de geschiedenis van ze - dat ze samen met de koning, de koningin en de prinsessen op de foto staan. Dat is geweldig!

En soms hoeft er maar één persoon in je leven te zijn die verschil maakt, zo vertelt Melvin tot slot. ‘Er was hiervoor een meisje dat duidelijk een helder doel had. Ze heeft net haar mbo-diploma gehaald. Maar ze zegt: ik wil jong trouwen, want ik wil thuis voor mijn man en voor mijn kinderen gaan zorgen. En dat de koningin tegen haar zegt: super, dat is één van de belangrijkste rollen die je gaat vervullen. Maar ik wil ook dat je voor jezelf gaat zorgen. Dus ik wil het liefst dat je doorstudeert. Niet om een independent woman te worden. Maar straks - als je man komt te overlijden, ziek wordt of weet ik wat - dat jij nog steeds voor je kinderen kan zorgen.’

'Dat meisje komt na de Olympische Spelen naar me toe en zegt: Melvin, ik ga een hbo-studie doen, ik ga werken en studeren, want ik weet wat de koningin gezegd heeft en daar ga ik voor. Dus als je het dan hebt over verbindingen, over out of the box denken en over pedagogische power, dan kun je samen het verschil maken. En dat gun ik ons allen.’

Verwijzingen

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief