Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Lynne Wolbert en wederkerig floreren: onderwijspraktijk die bijdraagt aan herstel

3 september 2025

Wat als het ideaal waar veel onderwijs en opvoeding op stoelt - kinderen leren floreren - juist in conflict is geraakt met het voortbestaan van het leven zelf? Wat als we onze kinderen leren streven naar een geslaagd, gelukkig leven, terwijl diezelfde droom de wereld waarin ze opgroeien ondermijnt? Deze vragen stelt pedagogisch denker en onderzoeker Lynne Wolbert in haar artikel Wederkerig floreren (PIP,  Pedagogiek in Praktijk, juni 2025) waarvan hier een doorvertaling is gemaakt.

“Het is ons eigen bestaan dat ons bestaan bedreigt.” Lynne Wolbert (naar Camille Étienne)

Lynne Wolbert, hogeschoolhoofddocent aan het Instituut voor Ecologische Pedagogiek en senior onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht, promoveerde in 2018 op het ideaal van ‘human flourishing’ - menselijk floreren - als ethisch richtsnoer voor onderwijs en opvoeding. Maar inmiddels stelt ze fundamentele vragen bij dit ideaal. Want is het floreren van de mens nog wel moreel juist, nu blijkt dat de planeet daar de prijs voor betaalt?

Ze is niet mild in haar analyse. De pedagogiek, stelt ze, functioneert binnen een mens- en wereldbeeld. En het dominante wereldbeeld - kapitalistisch, maakbaar, antropocentrisch - heeft geleid tot een onderwijspraktijk die steeds meer gestuurd wordt door technocratie, vanuit efficiëntie, meetbaarheid, evidence based interventies. Dat beeld marginaliseert alles wat niet in cijfers te vangen is: de relatie tussen leerling en leraar, pedagogische sensitiviteit, het zoeken naar betekenis. En precies dáár bevindt zich de kern van de pedagogiek, stelt Wolbert. In het onmeetbare, in de vraag waartoe we eigenlijk opvoeden.

Ik weet dat ik het niet weet. En dus weet ik ook dat als ik het niet begrijp, dit niet meteen betekent dat het geen goed idee is.” Lynne Wolbert

Kwetsbare gids
Wolbert toont zich een kwetsbare gids. Iemand die de oude kaarten doorgrondt, maar de nieuwe wereld nog niet volledig kent. En dat onderkent ze ook. Precies dat maakt haar oproep tot wederkerig floreren zo krachtig én invoelbaar. In haar oorspronkelijke onderzoek stelde Wolbert dat opvoeding en onderwijs moesten bijdragen aan een goed, moreel en betekenisvol leven, geworteld in Aristoteles’ ethiek. Maar ze ziet nu dat dit ideaal, hoe menslievend ook, gevaarlijk wordt wanneer het losgezongen raakt van de context. Het is waar Gert Biesta voor waarschuwt als hij spreekt over kindgericht of leerstofgericht onderwijs, het gevaar van wereldvernietiging of zelfvernietiging. De werkelijkheid wordt geobjectiveerd en vanuit wil en verlangens naar de eigen hand gezet. Vanuit ieders goedbedoelde ambitie en idealen gaan we over grenzen, van de ander/wereld of - als we dat onszelf laten gebeuren - van onszelf.

Wolbert introduceert op haar beurt een nieuw kompas: wederkerig floreren, een leven dat pas werkelijk bloeit als het bijdraagt aan het bloeien van anderen, van mensen, dieren, planten, ecosystemen. Geen floreren ten koste van, maar samen floreren binnen het grotere geheel. Of, zoals Robin Wall Kimmerer schrijft: ‘All flourishing is mutual.’ Het vraagt om erkenning van onze afhankelijkheidsrelaties met bomen, insecten, water, schimmels, voedsel, lucht. Niet als abstract besef, maar als grondhouding die opvoeding en onderwijs richting geeft.

De studie van ecologie laat zien dat alles leeft binnen relaties. Vanuit deze verwevenheid ontstaat een moreel principe: dat iets of iemand alleen kan floreren als het geen schade toebrengt aan iets of iemand anders. Deze gedachte vormt de kern van de stroming deep ecology, die stelt dat oppervlakkige duurzaamheid (zoals minder plastic gebruiken) niet volstaat. Alleen een fundamentele verschuiving van mens- en wereldbeeld - van ‘ik tegenover de wereld’ naar ‘ik als deel van het geheel’ - kan echte verandering brengen.

Wolbert erkent dat zo’n verandering voor volwassenen niet eenvoudig is. Ze schrijft openlijk over haar eigen worsteling: opgevoed in een andere wereld, diep doordrongen van een mensgericht denken, merkt ze hoe moeilijk het is om vanuit een werkelijk ecologisch perspectief te leven. Toch ontslaat dat haar niet van verantwoordelijkheid. Integendeel. Die bescheidenheid - ik weet dat ik het niet weet - opent juist de ruimte om te luisteren, te leren en je houding te hervormen.

Tegelijk waarschuwt ze voor het doorschuiven van verantwoordelijkheid naar de jeugd. Natuurlijk is er hoop dat jonge mensen nieuwe wegen inslaan. Maar als opvoeders mogen we ons daar niet gemakzuchtig achter verschuilen. Wanneer we zeggen dat ‘de oplossing bij de jeugd ligt’, ontslaan we onszelf te gemakkelijk van onze eigen rol. Dat is precies het denken dat ons hier gebracht heeft.

Pedagogische houding
Wederkerig floreren vraagt dus allereerst een pedagogische houding: bescheiden, relationeel, moreel gevoelig. Wat betekent het om kinderen niet op te voeden tot ‘individuen die het maken’, maar tot deelnemers aan een wederkerige wereld?

Wolbert laat in drie voorbeelden zien hoe dit eruit kan zien in de praktijk.

Zo wijst ze op het belang van verhalen die onderlinge verbondenheid zichtbaar maken. In plaats van kinderboeken waarin de mens heerst over dieren en landbouw, hebben we beelden nodig van co-existentie. Zoals in de verhalen van Robin Wall Kimmerer, waarin een pecanboom pas kan overleven doordat eekhoorns en kinderen zijn noten verspreiden. Zulke beelden geven kinderen een ander wereldbeeld mee: een wereld waarin geven en ontvangen elkaar in balans houden.

Daarnaast benadrukt ze de pedagogische waarde van verwondering, de bereidheid om te kijken zonder meteen te willen weten. Ons onderwijs is vaak gericht op zekerheid, bewijs en beheersing. Verwondering opent ruimte voor ecologische gevoeligheid. Ze stelt: ‘Een houding van verwondering helpt bij het verduren van de oneindige complexiteit van het onderdeel zijn van een ecosysteem.’

En tot slot pleit ze voor buiten zijn als leerpraktijk. Niet alleen om ‘in de natuur’ te zijn, maar om je weer deel te voelen van het grotere geheel. In contact met wind, bodem, geluiden en dieren kunnen kinderen het leven niet alleen begrijpen, maar ook weer doorvoelen. Dat zintuiglijke, lichamelijke besef van verwevenheid is een krachtige bron voor ecologisch bewustzijn.

Toegepast op het onderwijs betekent dit alles dat we niet zozeer nieuwe methodes nodig hebben, maar een ander kompas. Geen onderwijs dat leerlingen voorbereidt op een systeem dat zichzelf over de rand werkt, maar onderwijs dat bijdraagt aan herstel: van relaties, van aarde, van betekenis. Onderwijs dat niet begint bij beheersen, maar bij verbinden.

Deze pedagogische benadering sluit aan bij een groeiende regeneratieve onderstroom. Denk aan het werk van Kees Klomp, Arjen Wals, Annick de Witt en de auteurs van The Art of Regenerative Educatorship. Wat hen bindt is de oproep tot een relationele, ethische en ecologisch verankerde vorm van leren. Niet als bijzaak, maar als kern.

Dag van de Ecologische Pedagogiek: 8 oktober

Wie dit gedachtegoed verder wil verkennen en wie zoekt naar een ethische en ecologische herbronning van zijn of haar beroep, is van harte welkom op de eerste Dag van de Ecologische Pedagogiek, op woensdag 8 oktober 2025 bij Hogeschool Utrecht in Amersfoort. Lynne Wolbert is daar een van de hoofdsprekers. Samen met andere denkers, leraren en opleiders wordt daar verkend wat het betekent om pedagogiek  te zien als een ruimte van wederopbouw en wederkerigheid.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief