Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Verslag van een NIVOZ-avond in De Speeldoos, deel 2: ‘Je verbinden met wat je doet, dat is het grootste werk. Voor leraren en leerlingen.’

27 maart 2019

Op de Onderwijsavond op 14 maart jl. - met acteur Gijs Scholten van Aschat en artist educator Janeke Wienk - viel veel pedagogisch te genieten. Het droeg de titel Kunst als educatie, maar raakte zoveel meer. Dit is deel 2 van het verslag: over adem en bezieling, over Shakespeare en Primo Levi. Maar vooral ook over persoonsvorming. ‘Je verbinden met wat je doet, dat is het grootste werk. Voor leraren en leerlingen.’

Voor de vierde NIVOZ-avond in de serie rondom het jaarthema Spelen, leren en maken – weken we uit naar theater De Speeldoos in Baarn. Janeke Wienk en Gijs Scholten van Aschat kozen ervoor samen op het podium te staan en te blijven. En in drie (of mogelijk vier) gethematiseerde blokken de avond zich te laten ontvouwen. Geert Bors – die ook de voorbereiding met ze had gedaan – was de NIVOZ-moderator gedurende ruim twee uur. Dit is het tweede deel van een drieledig verslag van de Onderwijsavond – van de hand van Rob van der Poel. Je verbinden met wat je doet, dat is het grootste werk. Voor leraren en leerlingen.’

Maandag publiceerden we het eerste deel van het verslag van deze Onderwijsavond. Dat lees je hier terug: ‘Over onderwijs en kunst, of hoe dat heet’ en hier lees je het derde deel (slot):  Inclusiviteit, grensoverschrijdend onderwijs. In-de-wereld-komen.

Zin in spelen: adem & bezieling. Primo Levi: is dit een mens?

Communiceren: wat jij bent, naar buiten brengen

Spelen gaat wat Gijs Scholten van Aschat betreft heel erg over communiceren, jezelf openstellen, jezelf kwetsbaar opstellen. En als hij lesgeeft – op de toneelschool, of bij bedrijven – richt hij zich voor de basis van communiceren altijd op de adem. Het is de drager van de inspiratie. ‘Of je nu pianist, violist, zanger, spreker, of zelfs schilder bent, de adem zorgt eigenlijk dat jouw emotie, jouw 'zijn' – wat jij bent – naar buiten komt.’

Veel mensen hebben de neiging om hoog te ademen. En zichzelf op slot te zetten, zo vertelt hij. Hij speelt een monoloog uit Shakespeares Hamlet waarin het hoofdpersonage uitlegt aan een zaal met acteurs, hoe je moet spelen. Gijs spreekt wat zinnen uit, stijfjes en met een stropdas geknoopte hoge boord: ‘Je hoort aan deze man dat hij niet blij is. Je hoort dat wat hij zegt niet van binnenuit komt, maar dat het van hier (wijst naar hoofd) komt. Omdat die adem helemaal niet meedoet. Het is een hoge adem, het is een oppervlakkige adem.’

Als je een diepe adem hebt, zo maakt hij duidelijk, komt daar iets van jezelf bij: ‘Wat je dan moet doen, is eigenlijk dat…’ De acteur opent zijn armen wijd en geeft borstkas en adem ruim baan. ‘En dan zeggen: ok, hier ben ik, staar maar, kijk maar, raak me maar. Ik stel me open, ik geef iets van mezelf. En dat is kwetsbaar en dat is eng. Jullie weten het, jullie staan allemaal voor de klas, jullie weten hoe dat mechanisme werkt.’

Vervolgens brengt hij Hamlets monoloog aan het toneelgezelschap, eerst ingetogen, dan vol overgave.

Je verbinden met wat je doet
En dan schakelt hij door naar het belang van de juiste motivatie,  – na 35 jaar in het vak te hebben gezeten, en meer dan 120 rollen - de moeilijkste opgave in zijn vak: ‘Je verbinden met wat je doet, is het grootste werk. Elke keer weer enthousiast worden om een rol zo goed mogelijk te spelen en om al mijn talenten in te zetten. Als ik bij ITA – het Internationaal Theater Amsterdam - een rol krijg in een stuk,  dan zou ik kunnen denken: alwéér Hans Kesting die de hoofdrol speelt. En ik speel zijn broer die pas in het derde bedrijf voor een kleine scène opkomt – en waarvoor ik een uur in de coulissen moet wachten. Als ik zo denk, dan krijg ik die tekst natuurlijk niet geleerd. Ik kan de tekst pas leren en de rol vorm geven op het moment dat ik zeg: wauw, ik heb zin om die rol te spelen. Hij is klein, maar ik vind het hartstikke leuk. En als ik hem niet leuk vindt, dan maak ik het leuk.’

En dat is natuurlijk precies hetzelfde voor leraren in het onderwijs. Om elke dag daar weer in die groep te staan en te zeggen: ik heb zin om een verhaal te vertellen. Dat is het grootste werk. ‘En dan nog het idee te hebben dat wat je vertelt, dat je daarvan houdt, zodat het een goed verhaal wordt.

Gijs vertelt over een grasverkoper in Drenthe, naar wiens bedrijf hij meegenomen werd door een vriend. Gijs had enige scepsis. ‘Maar die man begint te vertellen. Die laat ons schoenen en sokken uitdoen. Die neemt ons mee naar buiten. Die laat ons gras proeven. Die laat ons allerlei grassoorten zien: dit is gras voor koeien, dit is gras om te golfen, dit is gras om op te voetballen. Die man die hield van dat gras. Na een uur dacht ik: fuck het acteren, ik word grasboer.’

Dus als hij met mensen praat – leraren en schoolleiders, zoals vanavond, bijvoorbeeld – dan is er een helder advies: je moet je verbinden met je onderwerp en daarvan houden, that’s the key. ‘Je moet het leuk vinden om te doen. En vooral niet moeten, maar mogen. Het echte werk moet je doen voordat je met de les begint. Daarna moet je vrij zijn en net als Lionel Messi bij Barcelona, lekker spelen, klooien. Als ik op het toneel sta, dan is mijn werk thuis. En dan is er nog mijn voorbereiding, twee uur voor de voorstelling. Maar als ik opkom, dan moet ik nergens aan denken. Dan moet ik plezier maken, dan moet ik communiceren: op zoek gaan, risico nemen.

Master bij ArtEZ: artist educator
In haar tweede bijdrage van de Onderwijsavond vertelt Janeke Wienk al even bevlogen en bezield over haar praktijk in een van de nieuwe internationale Master-opleidingen van ArtEZ, waar ze de afgelopen drie jaar een project heeft ontwikkeld rondom het boek ‘Is dit een mensvan Primo Levi. Omdat het om een nieuw masterprogramma ging, en er weinig voorbereidingstijd was, kreeg Janeke de vrije hand in haar lessen om te doen met haar studenten wat haar relevant leek. Voor het eerst waren niet competenties, leeruitkomsten, studiepunten, gedrag indicatoren of leerdoelen het vertrekpunt om tot onderwijs te komen, maar een kunstwerk, het boek Is dit een mens

Janeke was al met het boek verbonden, om met de woorden van Gijs te spreken, ‘eigenlijk vanaf het moment dat ik het toevallig was tegengekomen in een supermarkt. Ik las het en herlas het en was vooral gegrepen door de tone of voice.’ Met haar studenten nam ze vervolgens de titel van het boek van Primo Levi – Is dit een mens? – als collectieve onderzoeksvraag.

Het project begon zo. Janeke mailde ze de volgende opdracht: Koop het boek in je moedertaal en open het niet totdat de projectweek begint. ‘Dat was intuïtief en het heeft sterk gewerkt; hierdoor bouwden we al nieuwsgierigheid en concentratie op, voordat we elkaar voor het eerst ontmoetten. We zijn samen begonnen met het gedicht, waarmee het boek opent. Alle studenten lazen het gedicht hardop voor, een voor een, in hun eigen taal. Hetzelfde gedicht - met Levi’s intense oproep om dagelijks stil te staan bij wat het betekent om mens te zijn - klonk in het Engels, Arabisch, Russisch, Grieks, Koreaans, Chinees, Frans, Nederlands, Duits, Hongaars en laatst zelfs in Esperanto. Niemand verstaat al die talen, maar omdat je het gedicht in je eigen taal mee leest, versta je het toch. En dat deed eigenlijk al heel veel.’

Deep reading
Vervolgens is iedereen in een proces gegaan van het lezen van het boek – het zogeheten deep reading. Studenten ontwikkelden ieder een eigen systeem om dieper te lezen - met briefjes in het boek, of door te onderstrepen, of juist tekst weg te stiften. ‘Studenten kunnen opvallend mooi spreken over hun “leeservaring” en verrasten me vaak met de diepgang van hun inzicht en verstaan van het boek.'

Jeneke heeft  studenten vervolgens gevraagd een antwoord te geven op Primo Levi’s vraag – is dit een mens? – in een artistieke vorm. Dit heeft de afgelopen jaren tot een veelvoud aan indrukwekkende artistieke statements geleid. Waar de een een pakkend popliedje schreef, ontwikkelde iemand anders een choreografie, schreef een compositie of een methodiek om met vreemden in gesprek te komen. En uiteindelijk is dat antwoord van de studenten ook weer de basis geweest voor hun eigen educatieve projecten.

‘Ik heb me regelmatig afgevraagd: waarom gaan we eigenlijk via dit boek Auschwitz in met elkaar? Ik heb mijn studenten gezegd: laten wij ons licht laten schijnen op het boek. Want dat doet Primo Levi ook, hij laat zijn licht schijnen op het donker van wat daar gebeurt. Laten wij dat ook doen, daarvan leren en daarmee werken.’

Op wat je kan hopen als je lesgeeft
Ze vertelt over Johanna Knefelkamp, een studente uit Duitsland. Ze was naar haar ouders gegaan, had Primo Levi op tafel gelegd en gezegd: ik wil met jullie hierover praten. En aan het einde van het boek, op de laatste bladzijde – schrijft zij als opdracht aan zichzelf: antwort geben! Bij de eindpresentatie had Johanna – een danser die onder andere les geeft aan bejaarden - Edith uitgenodigd. Ze hebben samen een choreografie gemaakt, in stilte. Over de wangen van Johanna stroomden tranen. Ik vond dit meer dan wat je kan hopen als je lesgeeft op wat er mag gebeuren in je les.’

En dan was er nog het antwoord van Eibert, die in zijn presentatie al evenzeer verbaasde en verwonderde. Hij bond Yunjei – een student uit Korea – met zijn arm losjes vast aan een houten balk, die weer dwars op een andere houten balk stond. Toen dat klaar was, liep -ie weg. ‘Wij dachten om iets te halen, maar Eibert kwam niet terug. Dus daar stond iedereen dan. Lachen, beetje grapjes maken. Yunjei wat verlegen, steeds een beetje stiller. Uiteindelijk maakte hij zichzelf los, hij zat ook niet heel erg vast. En na een kwartiertje kwam Eibert weer terug. En dan blijkt dat hij een cameraatje had neergezet op een van de muren. En laat hij het filmpje aan ons zien.’

Het gesprek dat eruit voortkwam was sterk en ontroerend. ‘Iedereen ziet dat we ”niks doen” en Yunjei eigenlijk in zijn eentje daar laten staan. En we lachen, en dat het allemaal wat ongemakkelijk is. En daar hebben we ook ons afgevraagd: waarom deden we dat? Wij dachten dat het kunst was, wilden niet onbeleefd zijn…. Ik vond het indrukwekkend hoe Eibert ons liet kijken naar onszelf, op zo’n lichte toch diepgaande manier’.

Een stil, pedagogisch veld
Janeke ontdekte gedurende het project een artikel over contemplatieve pedagogiek 1 en paste dat toe binnen dit project. Studenten spraken over het boek, over wat ze aan het boek hadden beleefd, ieder na elkaar. ‘En als iemand uitgesproken was, lieten we het stil worden. Wat daar prettig aan was, is dat we niet in discussie kwamen, dat we ons geen mening hoefden te vormen, en dat we ook niet zeiden: maar wat jij vindt, dat vind ik niet. Er kwam een soort stilte, een ander soort aandacht. Een heel stil, maar pedagogisch sterk veld. Zo waren we dichtbij het boek, en stonden we stil bij de werking van het kunstwerk op ons.’

En ze droeg vanzelfsprekend ook kennis aan. Niet in de vorm van een theorie, maar in de vorm van building blocks for theory. Artikelen van Gert Biesta, Hannah Arendt, Emmanuel Levinas, wat ze voorhanden had en wat haar passend leek, kwam (in baksteenvorm) voorbij. ‘Zodat studenten zelf een theorie konden bouwen. En ze zelf die existentiële dimensie konden onderzoeken op de betekenis voor ieder in zijn of haar eigen werk en leven. Ik kreeg van studenten terug dat het ook ging over embodiment, over die existentiële dimensie vertegenwoordigen of gewoon zijn.

Voetnoot 1: Chess, R. (2013). To Make the Rest Participate In It: The Use of Contemplative Pedagogy in The Holocaust and the Arts.

Dialoog met de zaal

Vraag uit de zaal: Kunst als het betreden van het veld. Of een veld. Die taal vind ik heel mooi. Die resoneert. Want dan wil ik ook het veld in. Maar wat doe jij Janeke, als mensen je aankijken en denken: ja, een veld dus, uh?

Janeke: ‘Ik ben daar wel zorgvuldig in, in het kiezen van mijn woorden als ik over kunst praat. Omdat ik vermijd om instrumenteel over kunst te spreken, want dat staat haaks op elkaar. Dus ik zal me niet meer zo snel bezondigen aan het benoemen van kunst als een tool voor iets. Voor mij is dat het instrumentele. Dus ik zou een begrip als het veld niet zomaar gebruiken in een groep, in een setting, waarvan ik denk dat dat niet zo passend is, of vaag gevonden zal worden. Dan is uiteindelijk het meenemen van mensen in dat veld – zoals ik in dat project met het boek van Primo Levi doe – belangrijker dan het benoemen van het veld. Dat merken ze dan vanzelf wel, dan sta je er opeens gewoon middenin.’

Geert, moderator: Mogen we het veld zien als de plek waar de drie dimensies van goed onderwijs volgens Biesta bijeenkomen?

Janeke: ‘Ja dat is zo, en kunst is met name een heel kansrijk veld om tot drie-dimensionaal onderwijs te komen denk ik. ’

Vraag: ‘Er werd door Gijs gezegd: kunst en spelen, dat gaat over geven en nemen. Hoe wisselen die twee rollen zich af en hoe kunnen wij als professionals die kinderen daarin meenemen?’

Gijs: ‘Ik heb het dan voornamelijk over acteren en hoe je met een groep geeft en neemt. En dat is wel een van de onderdelen waarmee ik probeer te werken als ik met kinderen werk, jonge mensen, die nog niet allemaal de skills hebben om “goed” te kunnen spelen. Maar misschien is het daarbij belangrijker om te zeggen dat ik eigenlijk meteen het resultaat weghaal. Mensen leren een tekst, en dan moet het die specifieke scène worden. Maar zeg ik, die scène interesseert me eigenlijk niet. Laten we eerst aan de gang gaan met de ingrediënten van de scene. Dus spelletjes doen met de teksten. Je probeert het zo lang mogelijk het niet te hebben over wat het moet zijn, of zou moeten zijn. Ook niet met Toneelschool-studenten. Maar meer te experimenteren met wat er is. Het is nooit naar realisme toewerken, naar net echt, naar goed doen. Maar altijd naar zoeken, spelen, leuk. Doe het eens als Popeye the Sailorman.’

‘Ik vind het zelf ook best moeilijk om dat hoog te houden. Je ziet het bij echt creatieve mensen, dat moeten is niet goed. Het is mogen, het is zin hebben, het is leuk. Het is klooien. En op het moment dat je daar doorheen bent en je bent zo verbonden met elkaar en met de tekst - je bent at ease - dan zou je eens kunnen kijken van, wat zou die scène eigenlijk kunnen betekenen? Maar dan ben je al zo vrij en vertrouwd met het materiaal dat studenten er aan toe zijn, en het zelf willen.’

‘En wat ik wil zeggen over het geven en nemen – met toneelspelen in ieder geval, zelfs bij de professionals – dat als ik iemand iets geef, dan geef ik energie, dan geef ik van mezelf. En diegene moet dat dan ontvangen, en die moet het weer teruggeven. Maar je merkt, zelfs bij professionals: soms geef ik wat, en dan pakt die ander dat (wendt zich van de ander af) en houdt het voor zichzelf en gaat er zijn gang mee en dan sta ik voor lul daar. En dan denk ik: wat ben je nou met mijn… ? Ik geef je wat, en je geeft niets terug. Je bent alleen maar met jezelf bezig. Op het moment dat je niets terugkrijgt , dan ligt de scene tussen ons in. Dan is de scene kapot, dood, weg.’

‘Je ziet het ook bij Ajax, je moet een bal hard inspelen? Als je hem niet hard inspeelt, vertraagt het, is de energie weg, de verrassing  Je kunt sport en kunst heel vaak goed vergelijken. Met concentratie, geven, nemen. Federer krijgt een bal en hij gebruikt het meeste van de kracht van de bal van de ander om hem weer terug te spelen. Dat is een lekkere dynamiek om mee te spelen.’

Vraag: ‘Jullie hebben het over vragen stellen en hoe moeilijk dat is. Volgens mij is kunst daar een heel belangrijke ingang toe. Hoe richt je je het veld zo in dat er ook echt vragen komen?’

Janeke: ‘In het onderwijs is vragen heel vaak iets met de korte klap. Wat is de vraag, en wat is dan het antwoord? En als je het goede antwoord, weet is het goed. Wat wij vragen van studenten is eigenlijk om te zakken in een vraag, dus ergens te beginnen met een vraag en dan te kijken of je de vraag kunt verdiepen naar een existentieel niveau? Zodat het meer een  levensvraag wordt die je een tijdje open houdt. En ik denk dat kunst zich leent om een vraag te stellen die een tijdje open houdt, misschien wel levenslang.’

Gijs: ‘Ik herinner me een bezoek met mijn vrouw en drie kinderen, aan een museum in Japan, op een eiland. Prachtig, heel basic, beton en natuur, met uitzichten en kunst, maar heel spaarzaam. Daar was heel goed over nagedacht. En daar moesten we onze schoenen uitdoen, onze telefoon afgeven en wij mochten niet praten. Je was eigenlijk alleen bezig met kijken. En op een gegeven moment kwamen we in een installatie van James Turrel, waarin je kon zitten, met z’n allen - banken, beton en een open lucht. En daar zaten we – tien minuten – met ons hele gezin. Te zwijgen. En dat was zo indrukwekkend. Toen begreep ik pas wat voor mij eigenlijk de essentie van kunst was. Dat is dus niet meteen dat communiceren. Maar alleen maar kijken en even niets zeggen. En misschien een dag erna je afvragen: wat herinner ik me nou eigenlijk nog van wat ik gezien heb? Maar dat meteen reageren, een mening hebben enzo, ahhh. Soms is dat moeilijk , met kunst.’

Later verschijnt ook het derde deel van het verslag van deze NIVOZ-onderwijsavond.
Eerder publiceerden we deel 1: Over onderwijs en kunst, of hoe dat heet

Eerdere interviews

Vooraf waren er interviews met beide sprekers:

Met Janeke Wienk: ‘Out-of-the-box-denken wordt misschien een beetje overschat; kunst is zo veel meer dan dat’

Met Gijs Scholten van Aschat: ‘Voor magie in spel is ook samen nodig’

 

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief