'Voor magie in spel is ook "samen" nodig'
31 oktober 2016
In het magazine SPeEL-ruimte (najaar 2016) was een interview te lezen met acteur Gijs Scholten van Aschat. Moeiteloos beweegt hij van ontboezemingen uit zijn eigen schooltijd naar de waarde van spel, verbeelding en nieuwsgierigheid en de bijdrage die hij met de Academie van Kunsten wil leveren aan ons onderwijs. Op de toneelschool, maar zeker ook in het basis- en middelbaar onderwijs. Precies de plek waar de stuurloze puber Gijs opeens zijn drive vond: ‘In verkeerde handen is verbeelding een akelig wapen. Maar het is ook een machtig wapen ten goede. Daar vinden de kunsten en het onderwijs elkaar.’
Gijs Scholten van Aschat staat op 14 maart 2019 op een NIVOZ-onderwijsavond, in theater De Speeldoos in Baarn.
Door Geert Bors en Rob van der Poel
Lees HIER het verhaal in het magazine (PDF) en vervolgen deze doorlees...
Wij werken veel met het werk van pedagoog Gert Biesta, die het heeft over een ‘pedagogiek van de onderbreking’, waar de aangenomen wetmatigheden telkens even opgeschrikt worden, omdat ze misschien niet kloppen. Omdat het altijd bevraagd kan worden.
Zoiets is het wel, ja. We zijn met de Academie van Kunsten bezig met ‘Luisteroren’, een project van Lucienne van Ravensbergen, One minute of listening. In dat project begin je de dag in een basisschoolklas door even in een kring te zitten, waarbij de kinderen een minuut lang hun ogen dichtdoen en hun oren openzetten. Dan komt er een geluidsfragment. Het kan muziek zijn. Een fabriek. Een vliegtuig. Of ruisende bomen. Eén minuut lang luisteren ze ernaar en daarna praten ze erover. En wat blijkt dat? Door die ene minuut van gezamenlijke concentratie, zitten ze in de leermodus voor die dag. Daar is in Engeland onderzoek naar gedaan. Het blijkt dat dat ongelooflijk veel positieve invloeden heeft. Je had natuurlijk vroeger het gebed voordat je begon. Dat had niet alleen een godsdienstige functie, dat was een gezamenlijkheid. Zingen samen? Ook goed. Maar dit is iets wat nu op 25 basisscholen gedaan wordt, door het hele land. En we horen ontzettend enthousiaste verhalen.
Waarom benadruk je de gezamenlijkheid in dat luisterproject?
De meeste informatie in een klas gaat verloren, omdat er niet geluisterd wordt. Daarmee wordt één minuut met z’n allen luisteren, al bijna meteen een oefening in leren. En probeer daarna maar eens woorden te vinden voor wat je hoorde – een totaal abstract taalveld. Wat heb je gehoord? Wat was het? Daar is ook geen goed of fout antwoord in mogelijk. Je kunt als leraar het geluid uitkiezen, waardoor je daarna een uur lang praat over iets wat met het geluid te maken heeft. Maar het kan ook ‘we hebben ernaar geluisterd, wat hoorde jij erin – en we gaan aan de slag.’ Je kan zelf als leraar bepalen wat je ermee doet.
Met beelden kun je hetzelfde doen. Leren kijken, leren luisteren. Eigenlijk is dat basic. Ik was de afgelopen zomer met mijn vrouw en kinderen in een museum in Japan. We liepen een paviljoen in waar ons gevraagd werd onze schoenen uit te doen, onze telefoon in te leveren en binnen niet met elkaar te praten. Er mocht telkens maar een beperkt aantal mensen de zaal in om de kunstwerken te bekijken. Ik kwam binnen. Met mijn kinderen, mijn vrouw. En je kijkt. Maar je mag niets zeggen. Dat verandert je hele bewustzijn. Over hoe je kijkt. Want wat doen we meestal? Al dat gelul. En nu stond ik een kwartier gewoon te kijken. En nog eens te kijken. En dan gebeurt er iets. Want als je meteen iets deelt, iets zegt, dan kijk je al niet meer. Dat vínd je vooral iets.
Je beschrijft je eigen groei als acteur. Weg van het spelen op bravoure en het gegeit. Naar meer in het spel, in het moment zijn en daar nieuwe vrijheid en ruimte vinden. Hoe werkt dat dan, als jijzelf op die manier groeit en je tegelijk werkt met jonge mensen en je lesgeeft aan acteurs in wording. Neemt die afstand dan toe?
Je moet natuurlijk heel goed onderscheiden dat de fase waarin je zelf bent, niet hun fase is. En dat zij ook al die fases mee moeten maken. Maar je kan ze niet snel genoeg deelgenoot maken van het feit dat jij die fases ook hebt meegemaakt. En wat er belangrijk in is. Want elke fase heeft natuurlijk zijn pluspunten.
Op het moment dat je begint als toneelspeler, moet je spélen, zovéél mogelijk spelen. Wij gingen het theater uit en wij speelden nog steeds. Het was één grote Saturday Night Live. Want je wou elkaar aftroeven. Met Pierre Bokma, met Peter Blok. Met Willem van de Sande Bakhuyzen. Een en al plezier.
Ik raad mijn leerlingen altijd aan om naar oude Walt Disney-tekenfilms te kijken. Of Tom and Jerry, of Popeye. Dat is focking over the top. Maar speel dat maar eens na. Waaaahhaaah, blllrrrlll. Ga dat maar eens doen, een hele dag. Want daar word je vrij van. Dan ga je de schaamte voorbij. Die schaamte, daar moet je plezier in krijgen. Dat is het handwerk. Dat je schaamteloos alles kan spelen. Echt realisme? Totaal oninteressant. Het gaat om het spel, het oefenen, het zelfbewustzijn voorbij. Je moet – net als Messi –tegen een muurtje trappen de hele dag. En die bal hooghouden, je moet die schijnbeweging weer doen en nog een keer. Na al die oefening word je vrij op het veld, op het toneel.
Je bent je bewust dat je leerling in een andere levensfase is en bepaalde stappen nog door moet, maar je geeft hem jouw fase. Dat wat jij al weet, al kan en aan inspiratie hebt, de momenten van ‘ambrozijn’ – dat spreid je dus tentoon?
Nu ja, als ik mensen leer hoe ze Shakespeare kunnen spelen, moet je natuurlijk wel bij het begin beginnen. En dat betekent dat er een aantal fases zijn voordat je vrij bent om te spelen. De structuur, de tekst, de partituur. Het duurt even voor je daar 180 km per uur mee kan rijden én tegelijk heelhuids de bocht door kan komen. Dus ik speel dan wel dingen voor, maar vooral ook om te laten zien wat het voorwerk is dat ik gedaan heb, tot en met hoe de adem werkt en waar ik adem moet halen. Grote jazzimprovisators als Oscar Peterson of Thelonious Monk kunnen aan de haal gaan met een oude standard als ‘Someday my prince will come’, omdat ze de structuur van binnen en buiten kennen. Pas dan kun je swingen en losgaan.
Betekent dat dat je een voorstelling ook eindeloos spelen, omdat je hem elke keer weer als nieuw kan spelen?
Ik heb het daar met Pierre wel eens over. Die zegt: de herhaling is het moeilijkst. Kijk, de eerste avond zijn we altijd briljant. Want dan is het nieuw. Maar dan heb je de tweede avond en dan denk je: ‘Waarom was het gisteren nou zo briljant?’ Op het moment dat je dat denkt, trap je in de eerste valkuil. Je moet dus denken: ‘Ik ga het totaal anders doen.’ Dat doe je namelijk toch niet. Het wordt heel moeilijk, als je iets goed doet en er veel succes mee hebt, om het dan avond aan avond nieuw te laten zijn. Toen wij Cloaca speelden, gaven wij elkaar elke avond een opdracht, die niets met het stuk van doen had. ‘Jij gaat vanavond alleen maar luisteren!’ ‘Prima, dan ga jij je bij alles afvragen of diegene de waarheid spreekt.’ Dat geeft een extra concentratie waardoor je uit de herhaling komt, waardoor je geprikkeld wordt om actief in het nu te zijn. Dat is ook een leuke opdracht in de lerarenkamer voor de nieuwe schoolweek!
We hebben jouw vakmanschap proberen te verbinden aan de werkelijkheid van de leraar in de klas. Maar er is ook zoiets als curriculum: wat bied je aan? Hoe kies je? Terwijl jij je serieuzer tot je vak bent gaan verhouden, kwamen de politici niet meer kijken, vertelde je. Nu speelt Toneelgroep Amsterdam The Fountainhead van de Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand. Er zijn mensen die het onder filosofie scharen; veel anderen vinden het vooral een heel gevaarlijke manier van denken, waarbij ruim baan wordt gegeven aan egoïsme, hebzucht, consumentisme. Spreek je daarmee bewust de werkelijkheid buiten de spelwerkelijkheid aan?
Klopt, zij was de grote inspirator van Thatcher en Reagan – twee leiders waardoor we nu in deze vreselijke situatie zitten. Ik vind het heel goed dat we zo’n controversieel stuk doen. Je ziet bij het publiek de discussie ontstaan. Je wordt verleid door de hoofdpersoon, maar toch ga je op enig moment denken: ‘wacht ‘ns even. Het klínkt wel aantrekkelijk, maar klópt het wel?’ Ivo van Hove heeft dat heel goed gedaan. Dus ja, het is belangwekkend om dat soort voorstellingen te maken. Je moet uitkijken dat je met toneel de Waarheid wilt gaan verkondigen. Want die is er niet. Het is stof tot nadenken. Nou ja, wat móet er eigenlijk op het toneel? Niks moet, alles mag.
Datzelfde zat in de jeugdvoorstelling Kings of War junior: het publiek dat geprikkeld wordt om mee te doen en zich af te vragen: ‘Waar sta ik nu?’
Ja, welke leider ben ik? Wie volg ik? Dat kan confronterend zijn. Zo kunnen er zinnen uit het huwelijksdrama Husbands and Wives óók opeens iets zeggen over je eigen leven. Ik heb thuis weleens een situatie gehad, waardoor de Kersentuin van Tsjechov me als een mokerslag raakte. Zo dichtbij kan het komen. Mij houdt schijn en werkelijkheid erg bezig. Op het toneel suggereer je echtheid, maar dat is het niet. Of neem een tekenfilm, waar een prop papier zo weergegeven kan worden, dat het mensen aan het huilen maakt. Verbeelding is heel krachtig. In verkeerde handen is verbeelding een akelig wapen: ik spiegel jou je angsten voor, waardoor jij je onveilig gaat voelen en op mij stemt. Maar het is ook een machtig wapen ten goede. Daar vinden de kunst en het onderwijs elkaar.
Dit interview is van Geert Bors en Rob van der Poel, tevens samenstellers van het magazine #5 dat u hier kunt bestellen. Het kwam tot stand door medewerking van Toneelgroep Amsterdam, van Marleen Koens en Wilma Smilde.
Let op: het magazine #5 (SPeEL-ruimte) is alleen in veelvoud (5 of meer) te bestellen. Het is gemaakt om het gesprek over pedagogisch goed onderwijs te voeden en te voeren. In jouw team, op jouw school, met jouw collega’s. De prijzen zijn laag gehouden om het blad zijn weg te laten vinden. Lees verder en verras jezelf en/of een ander.
Reacties