Van ethische vragen naar actie-onderzoek
18 november 2019
'Tegenwoordig kunnen we geen wetenschap meer bedrijven, zonder dat we ethische vragen stellen. En dat is positief, een verworvenheid', zegt Vincent Duindam. 'Er is nog een bijkomend voordeel: wanneer we dit proces starten, ontkomen we er eigenlijk niet aan om nog ‘grotere’ vragen rond wetenschap en samenleving te stellen. We willen mensen beschermen tegen ongewenste effecten van het wetenschappelijk bedrijf. Dan moeten we verder kijken dan procedures, formulieren en bureaucratie.'
Stel je voor dat alle (consent)formulieren prima ingevuld zijn en dat het papierwerk uitstekend op orde is. Maar het onderzoek wordt gebruikt om een bepaald beleid te legitimeren. Dan zijn we penny wise en pound foolish. Je kunt ook zeggen, zoals de socioloog Weber deed, zijn de middelen en de doelen wel met elkaar in overeenstemming?
Geschiedenis
Als je terugkijkt, zie je heel duidelijk wat voor onhandige en soms immorele dingen er gedaan zijn in het wetenschappelijk bedrijf.
'Vrouwen zouden niet moeten gaan studeren, want dan verschrompelt hun baarmoeder en worden ze onvruchtbaar.' Het klinkt nu absurd, maar ruim een eeuw geleden niet. Er zijn heel veel van dit soort voorbeelden te noemen. Het meest extreem is waarschijnlijk het onderzoek dat de nazi arts Mengele uitvoerde onder tweelingen. Maar ook na WO-2 zijn er nog veel dingen gebeurd die nu niet meer zouden kunnen. Zo zouden bijvoorbeeld de onderzoeken naar gehoorzaamheid waarbij proefpersonen (nep)schokken uitdeelden, waarvan ze dachten dat deze echt waren, nu nooit meer langs een ethische commissie komen.
Achteraf kunnen we het allemaal makkelijk(er) zien. Minerva’s uil vliegt pas uit als het gaat schemeren. Maar kunnen we dit ook ‘in real time’? Kunnen we dit soort misstanden voorkomen, bijvoorbeeld door ethische commissies, richtlijnen, protocollen, en dergelijke? Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt. En dat is ook onvermijdelijk.
De belangrijkste vraag is hoe je (kwetsbare) respondenten beschermt, hoe je ongewenste invloeden vermijdt. Maar: als je aan dit touwtje trekt, gaat dan niet het hele bouwwerk schuiven?
Roept dat niet vragen op naar de rol van wetenschap in het algemeen. Wat doet wetenschap in de samenleving – en met mensen?
Een eerste vaststelling moet zijn dat wetenschap niet los staat van de samenleving, maar daar deel van uitmaakt. Hans Linschoten had het indertijd over ‘de zelfbetrokkenheid’ van de psychologie. Wijzelf onderzoeken onszelf en moeten ons aan onze haren omhoog trekken. En dat geldt natuurlijk ook voor de (sociale) wetenschappen meer in het algemeen. Zo bezien is elk onderzoek eigenlijk een ‘intern’ onderzoek – en die zijn problematisch. Als er iets mis gaat, hebben we - terecht - liever niet dat politie, ministerie, brandweer of defensie een intern onderzoek instelt. Of dat ‘de branche zelf met oplossingen komt’.
Onderzoek staat niet los van de samenleving. Onderzoek verandert de samenleving. En de samenleving verandert onderzoek, wat we onderzoeken, de manier waarop, et cetera.
De vraag rijst of onderzoek dan echt neutraal of waardenvrij kan/mag zijn. Uit het voorgaande blijkt dat dit eigenlijk ‘per definitie’ niet mogelijk is.
Wat kan dit betekenen voor de manier waarop we onderzoek doen?
Empirisch analytisch onderzoek in de strikte zin is dan niet meer mogelijk. Kunnen we dan nog wel verklaren, beschrijven? En geldt hetzelfde voor kwalitatief onderzoek.
Is alleen actie-onderzoek nog mogelijk, waarbij je je doelen/waarden expliciet maakt en met de groep doe je onderzoekt samen een onwenselijke situatie probeert te verbeteren? Deze laatste vragen worden relevanter. Ze vloeien eigenlijk rechtstreeks voort uit de vragen naar ethiek waar we mee startten.
Een optie zou nog kunnen zijn dat je altijd werkt met meerdere theorieën/perspectieven tegelijk. Dan boots je op één tijdstip na wat met voortschrijdend inzicht in de loop van de tijd tevoorschijn kan komen.
In de fysica is er lang discussie geweest over deeltjes dan wel golven. Uiteindelijk bleek dat wat je ziet bepaald wordt door hoe je kijkt. En dat betekent twee dingen: je perspectief is belangrijk en je instrument dat in het verlengde daarvan ligt. Je instrument beïnvloedt altijd de meting.
Dat is in de sociale wetenschappen, natuurlijk, niet anders. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen zegen dat de psychologie met haar methoden de deeltjes/individu ziet. En de sociologie de golven/groepen/’sociale feiten’.
Dit alles laat onverlet dat er twee grote vragen overblijven: (1) welke belangen kunnen er spelen bij een te beoordelen onderzoek? Welke partijen zijn erbij betrokken? Wie geeft de opdracht? Wie bepaalt wat er met het onderzoek gebeurt? Wie bepaalt hoe het eindproduct eruitziet, of de conclusies kunnen worden herschreven, of het in een bureaulade kan verdwijnen, et cetera.
Geen theoretische kwesties. Hier zijn veel voorbeelden van te geven. Voor nu alleen dit: we herinneren ons nog goed hoe het WODC (een onafhankelijk onderzoeksinstituut) bepaalde passages veranderde op verzoek van het Ministerie.
Vanuit een maatschappijkritisch perspectief zou je kunnen zegen: het papierwerk is tot de vierkante centimeter in orde. Maar bestaat de mogelijkheid dat met een bepaald onderzoek bijvoorbeeld beleid gelegitimeerd wordt dat de vrijheid (sociale mobiliteit, etc.) van mensen niet vergroot, maar verkleint?
Dit gaat over waarden en waardenvrijheid. Dit brengt me opnieuw tot “actie-onderzoek”. Uiteindelijk moet ‘het gesprek met de mensen om wie het gaat’ beginpunt en eindpunt van het onderzoek zijn. En liefst ook alles ertussenin.
De tweede vraag is nog omvattender. Weber zei al: wetenschappelijk onderzoek kan ons niet vertellen hoe we moeten leven. Dat moeten we zelf bepalen in gesprek met elkaar. Daar liggen de prioriteiten.
Wetenschap kan dan wel proberen de voorwaarden en effecten van deze keuzes uiteen te rafelen.
Vincent Duindam is psycholoog, publicist en docent op de Universiteit Utrecht.
Reacties