Over Paul de Leeuw: hoe de rol van ondermijnende hufter kan samenvallen met die van de pedagoog
30 november 2016
Dit artikel gaat over Paul de Leeuw. Als gastheer in zijn eigen show. Het gaat over het leren spelen van je eigen rol. En over hoe je je verhoudt tot de ander en tot de regels van het spel. 'Je hebt de keuze', zegt opvoedingsfilosoof Jan Bransen: 'doe je dat fatsoenlijk? Of doe je dat met sympathie?' Hij ziet in Pauls ontregelende gastheerschap een ondermijning van de regels om zo in werkelijk contact te treden met zijn gast: ‘Ook in onderwijs gaat het om het bouwen aan en tonen van sympathie.’ Filmpje!De Nijmeegse hoogleraar filosofie van de gedragswetenschappen, Jan Bransen, was op 11 november gast op het mini-symposium van Marcel van Herpen, waar Marcel zijn nieuwste boek ‘Wij de leraar’ ten doop hield. Bransen gaf er een kort college over Paul de Leeuw, als verantwoordelijk gastheer én als ondermijnende hufter in zijn eigen show. Dat alles met het welslagen van het feest en het welbevinden van zijn gasten als inzet. Bransen liet de parallellen zien met het project van menswording in het onderwijs. Hij begint daarom met een nieuw werkwoord: 'mensen'. Ik mens, jij menst, wij mensen. Lees, leer en lach…
Jan Bransen:
"Kinderen moeten leren ‘mensen’. Iedereen een beetje op een andere manier. Natuurlijk doe je het altijd al, want het is het enige dat je kunt: mensen. En toch is er iets van een pedagogisch klimaat nodig, waarin we mensen helpen om te mensen. ‘Mensen’ kun je niet alleen, want het is iets dat je bíj andere mensen doet.
Hoe kun je nou iemand leren ‘mensen’? Je kunt iemand leren om mee te doen in het verkeer. Daar zijn verkeersregels voor. Je zou kunnen denken dat er om te leren ‘mensen’ dan misschien ook regels zijn, die je kunt leren volgen. Regels hoe het hoort om te ‘mensen’. Maar daar leent dat werkwoord ‘mensen’ zich niet zo goed voor.
Leren ‘mensen’ is vooral het leren spelen van je eigen rol. Dat is best ingewikkeld, want dan moet je wel weten wat jouw rol is. Het lastige aan zo’n rol is dat je hem langzaam leert ontwikkelen doordat andere mensen ook proberen om hun rol te spelen en in dat ingewikkelde netwerk krijg je daar op de een of andere manier grip op. Marcel van Herpen had het eerder over ontkoppelen, over radicaliseren: als je radicaal ontkoppeld raakt van jouw rol, dan wordt ‘mensen’ heel moeilijk. Maar hoe je precies jouw manier van ‘mensen’ verwezenlijkt is ook wel iets waar je een tijdje voor nodig hebt.
“Het gaat Paul de Leeuw niet om de regels. Of beter: juist wél. Hij gebruikt de regels om ze te ondermijnen. Om te laten zien dat er iets anders náást de regels is.”
Paul de Leeuw laat op een heel mooie manier zien dat het hem niet om de regels gaat. Of beter gezegd: op een bepaalde manier juist wel, want hij haalt ze altijd onderuit. Hij doet zijn best om zo onfatsoenlijk mogelijk te zijn. Regels gebruikt hij om ze te ondermijnen, om te laten zien dat er iets anders is náást de regels, waar het wél om gaat.
Medemenselijk kun je zijn op een fatsoenlijke manier. Of op een sympathieke manier. Die zijn heel verschillend van aard. Je kunt leren ‘mensen’ door te denken dat je fatsoenlijk moet worden en de regels moet leren volgen. En je kunt leren ‘mensen’ door sympathie te ontwikkelen, het vermogen om met sympathie met andere mensen om te gaan. Om verbinding te maken. Paul de Leeuw leert ons op een heel specifieke manier ‘mensen’, omdat het hem in zijn gastheerschap niet om de regels gaat, maar om het contact.
Paul wil niet op de pony (bekijk het filmpje van 2:14 tot 4:10)
Paul de Leeuw doet in z’n gastheer-zijn z’n best om te proberen het leven van de gast te laten slagen. Maar wel binnen de voorwaarden die er op zijn feestje zijn. Als jij een feestje organiseert, wil je dat de gasten het naar hun zin hebben. Je gaat door het vuur voor je gasten en je draagt uiteindelijk toch zelf de verantwoordelijkheid om het feestje te laten slagen.
Het grappige is dat Paul de Leeuw hier de regie heeft, terwijl hij spéélt dat hij de regie aan Yta, het meisje, geeft. Hij houdt de verantwoordelijkheid voor het feestje, terwijl hij zijn gasten in het zonnetje zet. Iets soortgelijks geldt voor de leraar-leerling verhouding: als leraar ben je ook een soort gastheer voor jouw leerlingen en wil je je gasten laten floreren, terwijl je gelijktijdig de verantwoordelijkheid blijft dragen voor het grotere verband waarin je gasten tot hun recht moeten komen. Soms ook door te doen alsof de gast de regie heeft.
Samen op de koets (kijk het filmpje bovenin van 4:17 tot 6:46)
Paul de Leeuw denkt ‘laat haar maar begaan’, terwijl hij tegelijkertijd wel het vertrouwen blijft hebben dat het goed kan gaan. Een gastheer durft zijn gasten te vertrouwen. Dat is het soort verhouding dat je in leraar-leerlingcontacten ook kunt zien. En precies hier begin je te begrijpen dat het om het bouwen van sympathie gaat.
De gastheer durft te gaan waarvoor zijn gast durft te gaan. De gast wil op een pony met hem. En hij wil het niet. En toch laat hij het gebeuren en gaat hij een heel eind mee. Marcel heeft verteld hoe hij tot twee keer toe zijn baan in de schaal gelegd heeft en verbonden heeft met het lot van een leerling: als dat kind zou moeten vertrekken, zou hij ook zijn ontslag aanbieden. Dat is durven vertrouwen op je ‘gast’. Je denkt: mijn gast gaat mijn feestje niet verzieken. Dat doen gasten ook niet, ook als de signalen ongunstig zijn. Want bij Paul de Leeuw wordt het best wel erg:
'Die pony heeft ook gevoel' (6:47 tot 7:44)
Dit is ook iets wat je als gastheer moet durven, hè: de boel te laten ontsporen. Een van de dingen die bij Paul de Leeuw echt interessant zijn, is de manier waarop hij zijn gastheerschap en zijn hufterschap heel dicht tegen elkaar kan laten schuren. Een hufter neemt de hele ruimte in beslag, voor zichzelf. Een gastheer neemt ook de hele ruimte in beslag, maar dan om hem gedoseerd en op zijn eigen manier weer terug te geven aan de gasten. Het lijkt heel erg op elkaar.
Paul gedraagt zich hier in zekere zin als een hufter. Door er gewoon vandoor te gaan. Nu hij doet alsof hij die regie volledig aan het meisje heeft gegeven, gaat hij er vandoor zodra hij de kans krijgt. Toch doet hij dit – ook die hufterrol en het ervan doorgaan – voor zijn gasten. Want hij heeft er veel meer dan alleen maar dat meisje: ook de studiogasten, ons als tv-kijkers en in dit beeld heeft hij zelfs de pony als gast. Die wordt een beetje gebruikt om iets uit te spelen tussen Yta, hemzelf en het publiek. Omdat er dan ergens een kwartje valt: dat het erom een gastheer om alle gasten gaat. En dat in het hufterige hij als het ware al die andere gasten bedient.
We gaan nog een stap verder. Het wordt steeds bonter.
Verstoppertje (8:15 tot 8:49)
Wat hij doet, is dat hij echt gaat spelen – in elk geval met Yta. Hij speelt verstoppertje op een manier die er niet uitziet, maar die wel heel leuk is voor het publiek. Een gastheer kan dus helemaal opgaan in de wereld van de gast; helemaal meegaan in het toneelstuk, maar wel binnen zijn eigen wereld. Dat is de dubbele rol die je als gastheer – en ook als leraar – speelt. Het is de rol die iedere juf en meester, iedere docent, opvoeder en pedagoog kent: dat je een wereld creëert, waarin de fantasie van het kind leidraad is, maar waar een soort grotere verantwoordelijkheid omheen draait waarin jij die fantasie zijn plek geeft.
Wat je daarvoor nodig hebt, is sympathie. Niet fatsoen. Fatsoen doorbreek je juist. In het contact met dit meisje of met het publiek gaat het helemaal niet om fatsoen, maar om het bouwen van sympathie, om het tonen van sympathie. Om voor elkaar te krijgen dat die gast gezien wordt en recht wordt gedaan. Dus spelen en ‘mensen’ zijn twee heel nauw verwante werkwoorden. Dat is bijna hetzelfde: wij spelen ons leven.
Worteltje geven (9:43 tot 11:43)
Ik wist eigenlijk niet meer dat hij die opmerking maakte over worden president van de Verenigde Staten. Tja, we hebben zojuist Trump president elect zien worden. Wat er op dit punt in de scène gebeurt, is dat Paul de Leeuw het wel heel bont maakt. Om te beginnen is er dat ‘God straft’-idee. Dat is een beetje fout gevallen, omdat veel mensen die een kindje met het Syndroom van Down gekregen hebben in de jaren ‘50 nog te horen kregen dat dat ‘Gods straf’ was. Maar daar manoeuvreert De Leeuw handig langs door de lach op zichzelf te richten: met het opeten van het worteltje zet hij zichzelf te kakken als iemand die altijd maar aan eten denkt en daar ook om kan lachen.
Paul de Leeuw relativeert zichzelf hier drastisch. Dat moet ik Trump nog zien doen en Clinton is er blijkbaar ook niet zo sterk in. Ze zijn nog niet in staat om een serieuze vraag aan zichzelf te stellen; om zichzelf echt te relativeren. De Leeuw laat zien dat er om mensen te lachen is. We zijn als mensen ook niet zoveel: wij zijn vooral een beetje om te lachen, met al onze serieuzigheid en al ons fatsoen. Dat maakt hij heel erg helder. Niet door alleen maar zijn gast of het publiek te kakken te zetten, maar door vooral ook zichzelf te maken tot iemand waar je om kunt lachen. Het gaat erom de relativiteit van ons eigen ‘onszelf-serieus-nemen’ te doorzien. Dat is iets dat kinderen ons ook vaak prachtig laten zien.
Slot: Binnentreden in elkaars wereld
Kortom, we willen dat kinderen leren mensen. Daarbij gaat het niet zozeer om hoe het hoort om fatsoenlijk de regels te leren volgen, maar om hoe je jezelf als een rol kunt realiseren. Dat betekent dat we contact met kinderen moeten leren maken, dat we hen moeten leren vertrouwen. Het betekent ook dat we hen moeten laten bloeien, als onze gast. Om dat te doen, moet je jezelf opzij kunnen zetten, zoals het een goed gastheer of gastvrouw betaamt: in de relatie van gastheer en gast ben je met zijn tweeën nodig om dat ‘mensen’ op gang te brengen. Je kunt niet in je eentje een rol spelen.
Mensen is durven om je eigen wereld te verlaten. Dat is wat Paul de Leeuw doet. Hij blijft als het ware de regie houden in zijn wereld, maar hij durft binnen die wereld zijn eigen wereld te verlaten en de wereld van dat kind in te stappen. Dat brengt je bij deze betekenis van ‘mensen’: elkaar in je wereld uit te nodigen. Dat is iets ingewikkelder dan het lijkt, want zoals De Leeuw laat zien, neem je verantwoordelijkheid voor een nieuwe wereld waarin hij en zijn gast samen kunnen leven en samen kunnen mensen.
Paul de Leeuw heeft wel de regie. Hij durft te vertrouwen op wat het meisje met die pony gaat doen. Ze hebben vast van alles voorbereid, maar toch weet je niet hoe het gaat aflopen. Dat is het risico wat je aangaat, als je een nieuwe wereld gaat maken. Het is het aanvaarde risico, als je zegt: ‘Jij bent iemand anders, ik heb nog geen flauw idee wat er uit jou gaat komen. Ik ga als een gastheer zorgen dat jij gaat bloeien, wat betekent dat jij in mijn wereld welkom bent, maar ook dat ik moet proberen in jouw wereld te komen. Eigenlijk gaan we met elkaar proberen een nieuwe wereld te bouwen – eentje waarin ik mezelf kan blijven of worden en eentje waarin jij jezelf kan blijven of worden."
Verslag lezing: Geert Bors
Het fragment uit Mooi Weer De Leeuw met gast Yta en de pony werd verkozen tot TV-moment van het jaar 2008.
Jan Bransen is hoogleraar filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2014 won hij de Socrates Wisselbeker met zijn boek 'Laat je niets wijsmaken. Over de macht van experts en de kracht van gezond verstand'. Meer over Jan Bransen vind je hier.
Marcel van Herpens boek 'Wij de leraar' is een vervolg op 'Ik de leraar'.
Reacties