Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Ruzie tussen twee puberjongens: ‘Het lijkt me goed als je het morgen oplost’

29 september 2016

De dertienjarige zoon van onderwijskundige Arjen Tabak is kribbig en onrustig. Hij zegt weinig. Arjen vermoedt dat Koen ruzie heeft met zijn beste vriend Hugo. De kloof tussen de twee jongens is op de middelbare school groter geworden. Arjen hoort zijn zoon aan en neemt zich dan voor zich er niet te veel mee te bemoeien, anders dan de wens uit te spreken dat zijn zoon de ruzie snel oplost. Dat moment komt sneller dan gedacht, al moeten ze er wel de trein voor missen.

ruzieEr is gedoe in de vriendengroep van mijn zoon (13). Hij heeft er last van. Hij slaapt er onrustig van. Hij is nukkig overdag. Hij is somber en onbenaderbaar.

‘Wat is er?’
‘Hm.’
‘Ik denk dat je ruzie hebt met Hugo.’
‘Hm.’

Ze hadden met z’n vieren een gezellige avond georganiseerd. Hugo had niet willen komen. Hugo wilde geen StarTrek kijken, zoals de andere drie van plan waren. Hugo wilde niet iets koken. En toen Hugo iets bijdraaide, had hij Koen geld gegeven zodat hij voor die avond namens Hugo chips kon kopen. Dat had Koen geweigerd.

Het lukt dit jaar allemaal niet zo goed met Hugo op school. Hij haalt veel onvoldoendes en wil bij groepswerk wel de lakens uitdelen, maar verder niets. Hij is de beste vriend van mijn zoon. Maar er opent zich een kloof tussen hen beiden, al was het alleen maar omdat ze volgend jaar zeer waarschijnlijk niet meer bij elkaar in de klas zitten. Er is tussen hen beiden al een keer een knallende ruzie geweest. Mijn zoon heeft Hugo al een keer getrakteerd op een frietje bij de plaatselijke FeBo om daar zijn grieven aan te horen. Die waren er niet. Hij voelde zich alleen maar uitermate vereerd dat hij werd getrakteerd. Maar nu is Leiden weer in last.

‘Hm’, zegt mijn zoon en hij zapt langs alle kanalen die we hebben om ze allemaal ongeveer 10 seconden aan te kijken om daarna onrustig voortgejaagd verder te zappen.

Ik laat hem.

Op het moment dat hij naar bed moet begint hij vragen op me af te vuren. Even denk ik dat hij zijn ei gaat leggen, maar het zijn koetjes en kalfjes. Het is tijdrekken. En met reden, want als ik om twaalf uur zelf naar bed ga, slaapt hij nog niet. Hij woelt.

‘Ik weet niet wat er is’, begin ik, ‘en ik hoef het ook niet te weten. Maar het lijkt me goed als je het morgen oplost.’
‘Ja’, is alles wat hij zegt. Het ene woord komt er in een lange zucht uit. Verder zegt hij niets, maar kennelijk is het besluit genomen want als ik mijn tanden heb gepoetst slaapt hij al.

De volgende dag als we op het punt staan om naar het station te fietsen, hoor ik boven me hoe hij woedend iets roept van: ‘Dat héb ik nooit gezegd!‘ FaceTime! Telefoneren zoals StarTrek het ons twintig jaar geleden voorspelde. Het antwoord komt minstens zo heftig terug, compleet met badkamerecho, waar Hugo zich blijkbaar heeft opgesloten om dit gesprek te kunnen voeren. Zacht trek ik de kamerdeur dicht en verzoen me met het feit dat we de trein niet gaan halen.

We missen inderdaad de trein, maar hij is opgeruimd en vrolijk. We gaan een mooie dag tegemoet.

Deze column verscheen eerder in Mensenkinderen, jaargang 31, nummer 152, mei 2016 en is overgenomen met toestemming.

Arjen Tabak is onderwijskundige en was twintig jaar stamgroepleider in het Jenaplanonderwijs

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief