Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Panelgesprek “Revolutie in de schoolgang”: frictie, vuur en verkenning

4 juni 2025

Op woensdag 21 mei organiseerde NIVOZ een symposium rond het met een prijs bekroonde proefschrift Revolutie in de schoolgang van Joris Verheijen. De avond bood ruimte voor reflectie, kritiek, herkenning – en verwarring. Precies zoals Joris’ boek dat zelf doet. In dit verslag van Jelle Ris worden de bijdragen van Joris en vier kritische denkers uit het veld teruggehaald. Niet om de zaken af te ronden, maar om de vragen open te houden. In deel één (dat je hier kunt lezen) werden de verhalen van alle sprekers weergegeven, in deel twee (hieronder) het afsluitende panelgesprek.

Na de lezingen (waarvan je het verslag hier leest) opent moderator Hanke Drop een onderzoekend gesprek met sprekers en publiek.

Lichaam en leren: van controle naar aanwezigheid
Het gesprek met het publiek begint met een scherp inzicht: in het onderwijs draait alles om het lichaam – maar dat lichaam is vaak onderdrukt. Leerlingen zitten stil, houden hun mond, luisteren. Het lichaam is aanwezig, maar wordt vooral gecontroleerd. Maar niet in Engeland, waar volgens Joris Verheijen dans op veel scholen een verplicht vak is. Zelf werkt hij met fysieke oefeningen in de klas, zoals tai chi of ontspanningsoefeningen, om aandacht en aanwezigheid te oefenen.

Liesbeth Noordegraaf-Eelens wees erop dat we in het onderwijs nauwelijks aandacht hebben voor lichamelijk bewustzijn. Zodra we erover praten, maken we het alweer talig – en verdwijnt het lichaam uit beeld. Lichamelijkheid vraagt niet om woorden, maar om doen. Ze noemde voorbeelden van haar studenten die filosofische stages lopen: daar komt denken pas echt tot leven als het verbonden is met handelen. Op papier iemand tot stilte manen is eenvoudig. In de praktijk vraagt het moed, duidelijk stemgebruik, aandacht voor inlevingsvermogen, en gevoel voor lichamelijke en talige timing. Het vraagt ook om nabijheid: stevig en kwetsbaar aanwezig zijn in het contact.

Ruimte maken voor aandacht: binnen en buiten
Jan Masschelein bracht het gesprek bij hoe onderwijsruimtes zijn ingericht. Schoolgebouwen zijn namelijk nooit neutraal, zei hij. Ze sturen de manier waarop leerlingen leren en waarop aandacht mogelijk wordt. Muren sluiten niet alleen af, ze kunnen ook ruimte openen – net als kloostermuren, die niet bedoeld zijn om af te zonderen, maar juist om toegewijd te kunnen studeren en leven.

Vroeger gingen we ‘naar binnen’ om te leren. Nu zitten we juist voortdurend binnen: achter schermen, gestuurd door meldingen en algoritmes. Misschien moeten we juist weer naar buiten – naar de echte, ongefilterde wereld. Naar frisse lucht, maar ook naar aandacht zonder afleiding. Dat vraagt om andere manieren van leren.

Iemand uit het publiek noemt een school in Den Haag, geïnspireerd door het werk van Luc Stevens. Daar bewegen leerlingen zich vanuit een vaste thuisgroep door de school, plannen hun eigen leerroute en reflecteren zelfstandig. De manier waarop het gebouw is ingericht ondersteunt dat eigenaarschap. Tegelijk stelt een ander de vraag: is het verschil tussen binnen en buiten eigenlijk wel zo scherp? Waar zit aandacht echt? Hoe zorgen we dat aandacht tot leven komt – niet alleen door structuur, maar door manieren van inrichten, en doen die ruimte ons openen voor wat ertoe doet?

Wat vraagt liefde? Over hart, protest en pedagogisch vuur
‘Waar is het hart in dit gesprek?’ vroeg iemand uit het publiek. ‘We hebben het gehad over het lichaam en over denken – maar hoe zit het met het hart?’ Die vraag sluit aan bij wat Liesbeth en Judi eerder vertelden: dat hun kinderen op school hun liefde voor leren kwijt waren geraakt.
Volgens Liesbeth zouden studenten zelf vaker in opstand moeten komen. Verandering begint bij verlangen, niet bij beleid. Joris haakt aan met een citaat van Nietzsche: “Het moet in bloed geschreven staan” – als teken dat wat er op het spel staat, en waaraan we ons toewijden, ons ten diepste raakt.

Judi verwijst naar bell hooks, die liefde in het onderwijs niet ziet als gevoel, maar als daad van toewijding: een bewuste keuze om zorg te dragen voor de ander.
Jan waardeert de figuur van de ‘amateur’: iemand die iets doet uit liefde voor de wereld, niet omdat het moet of omdat het strategisch slim is. Leren is, volgens hem, je verbinden met wat gedeeld is. Niet omdat het perfect is, maar omdat het betekenisvol is.

Een man uit het publiek verwoordt dit krachtig: ‘De echte revolutionair trekt aan de noodrem.’ Niet om de macht over te nemen, maar om even stil te vallen – zodat we opnieuw kunnen kijken en echt kunnen luisteren.
Er wordt ook verwezen naar denker Walter Benjamin, die het onderwijs zag als een manier van samen dwalen. Niet om te verdwalen in chaos, maar om zonder vast pad, samen met leerlingen, ruimte te maken voor iets nieuws. Geen route, maar ontmoeting.

Leren via wrijving, aandacht en verstoring
In de laatste fase van het gesprek keert het panel terug naar een fundamentele vraag: wat is leren met je hele lijf?

Jan pleit opnieuw voor een heruitvinding van de school als een fysieke plek waar samen leren centraal staat. Hij geeft twee krachtige voorbeelden: studenten die een tekst letterlijk overschrijven – niet om hem na te maken, maar om zich aandachtig tot de woorden te verhouden. En studenten die een lijn volgden tot in Zuid-Spanje, al lopend, schrijvend, kijkend en registrerend. Niet met een einddoel, maar om met hun lichaam werkelijk aanwezig te zijn. ‘In het realiseren van aandacht,’ zei Jan, ‘heffen we de intentie op. Geen doel, geen toets – enkel aandacht, tijd en aanwezigheid.’

Judi haakt aan met het idee dat aandacht niet draait om beheersing, maar om uithouden wat ongemakkelijk is. Ze verwijst naar Staying with the trouble – Donna Haraway’s oproep om niet weg te lopen van wrijving, maar er juist bij te blijven. Liesbeth brengt het voorbeeld van sea-based learning: surfen als manier om je te verhouden tot wind, toerisme, industrie – een leerplek vol afhankelijkheden en spanningen.

Joris roept op om frustratie niet weg te poetsen, maar om te zetten in frictie – alsof je zand in de machine strooit. Niet om het systeem kapot te maken, maar om ruimte te openen. Hij verwijst naar de recent overleden Piet van der Ploeg, die leerlingen uitnodigde om stil te staan bij de absurditeit van het systeem. Zoals bij een vak dat ‘burgerschap’ heet, maar zelden vraagt wat burgerschap eigenlijk betekent.

Zo eindigt de avond niet met een sluitend antwoord, maar met een open ruimte. Een uitnodiging.

Geen slot, wel richting
De avond eindigt dus zonder samenvatting of conclusie. Prima. Onderwijs is immers geen afgerond verhaal.

Toch bleef de ruimte niet leeg. Onderweg naar zijn hotel zei Jan: “Ik gebruik het woord Bildung liever niet. Net als subjectificatie.” Zulke termen, zei hij, maken het denken over onderwijs vaak ingewikkelder dan nodig. Ze doen alsof vorming een afgebakend systeem is, terwijl het in de praktijk juist iets open en levends is.

Misschien begint het opnieuw uitvinden van de school – waar Jan voor pleit – wel met ontvorming: het loslaten van wat vanzelfsprekend lijkt. Zoals hoe we ervan uitgaan dat meten weten is, en alles verder geoptimaliseerd kan worden. Niet denken in termen van theorie, beheersing of vooruitgang, maar aandacht, betrokkenheid, ruimte en samen leren.

Vanaf hier wil ik zelf verder denken – samen met het werk van Floor Basten en Carolien Hermans. Niet kijken naar onderwijs als een programma, maar als een plek. Niet vertrekken vanuit woorden, maar vanuit verrijkende manieren van waarnemen en doen. Buiten het gangbare denken en spreken, en voorbij de debatten die niet buiten zichzelf treden. Misschien kan in die beweging, in het meer openlaten, onderwijs anders gaan bewegen.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief