Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Unicef-rapport gelukkige kinderen: fijn voor later? Nee, goed voor nú!

17 april 2013

Nederlandse kinderen gelukkigst’ kopten vorige week veel media. Uit Unicef-onderzoek bleek dat Nederland de lijst aanvoert van 29 meest ontwikkelde landen. Mooi nieuws, vond Gabrielle Taus. Maar ze bleef hangen bij één zin: schreef het ANP nou écht dat aandacht voor kinderwelzijn belangrijk is, om daarmee later problemen te voorkomen? What about right now? Een kind is toch meer dan een toekomstige arbeidskracht en consument?

“Nederlandse kinderen gelukkigst” las ik vorige week op nu.nl. Die constatering kwam uit een Unicef-onderzoek naar het welzijn van kinderen in de 29 meest ontwikkelde landen. Zelfs de Scandinavische landen, die allemaal de top-tien haalden, liet Nederland dus achter zich. Net als in 2007, overigens, toen Unicef hetzelfde onderzoek voor het eerst uitvoerde.

Mooi nieuws, natuurlijk. En interessant, omdat er behalve gewerkt werd met internationale statistische meetgegevens over materiële rijkdom, gezondheid, veiligheid, onderwijs, gedrag en huisvesting, er ook gesprekken met kinderen zelf gevoerd waren. Met vragen over hoe ze zich op school voelden, wat ze van hun ouders vonden, of ze zich wel eens eenzaam voelden. 95% van de Nederlandse kinderen bleek tevreden over het eigen leven.

Wat zegt Unicef met dit onderzoek?

Toch viel mij iets op aan de berichtgeving over het Unicef-rapport. De laatste regel van het artikel op nu.nl ging namelijk in op het belang van het Unicef-onderzoek en luidde:

“Het welzijn van kinderen heeft invloed op ontwikkelingen op latere leeftijd, zoals werkloosheid, drugs- en alcoholgebruik en betrokkenheid bij misdaad. Om die reden is onderzoek naar het welzijn van belang voor het maken van beleid.”

Pardon? Het is dus belangrijk om je met het welzijn van jonge mensen bezig te houden, omdat de samenleving dan later minder gedoe met ze krijgt? Die al te instrumentele kijk op welzijn vond ik vreemd. Ik sloeg er wat andere media op na. De meeste haalden diezelfde passage letterlijk aan. Ik moest constateren dat deze zinnen rechtstreeks uit het persbericht van het ANP afkomstig waren.

Sterker nog: de Nederlandse site van Unicef leidt het rapport heel anders in: de organisatie spoort overheden en sociale organisaties juist aan de stem van kinderen terwijl ze kind zijn serieus te nemen:

“UNICEF dringt er bij regeringen en sociale partners op aan om bij hun besluitvormingsproces kinderen en jonge mensen centraal te nemen, zeker in tijden van economische crisis. 'Bij iedere nieuwe maatregel die wordt overwogen moeten overheden expliciet kijken naar de gevolgen voor kinderen, gezinnen en jongeren. De stem van deze groepen wordt te weinig gehoord in het politieke proces. Met de economische crisis in het achterhoofd mogen we niet achterover leunen', zegt Gordon Alexander, hoofd van het UNICEF-onderzoekscentrum Innocenti in Florence.”

Finse ombudsvrouw legt het nog één keer uit

Ik had hier twee associaties bij. De eerste is deze powerpoint-dia van de Finse ombudsvrouw voor onderwijs, Maria Kaisa Aula. Ze duidt haarfijn het verschil tussen de ANP-benadering van waarom je je met kinderwelzijn zou bezighouden en de insteek die Unicef kiest.

Met andere woorden: kijk je instrumenteel naar kinderen of kijk je vanuit de rechten van het kind? Bij de eerste blik zijn kinderen de volwassenen en de arbeidskrachten van morgen en train je ze voor ‘het echte leven’. Terwijl je vanuit de rechten van het kind nú al als volwaardige burgers ziet, als doel op zichzelf, als actieve ‘actoren’ en niet als onze toekomst, maar ook ons heden.

Nexus-lezing: Over de waarde van ‘het goede leven’

De tweede associatie had te maken met een Nexus-symposium, dat ik bijwoonde op Witte Donderdag. Ik kende het Nexus Instituut nog niet heel goed en was verrast door het publiek dat ik aantrof: veelal op leeftijd, goede opleidingen, behoorlijk elitair. Tussen de vijfhonderd aanwezigen zag ik bijvoorbeeld voormalig minister Els Borst en oud-premier Ruud Lubbers.

Economisch historicus Robert Skidelsky hield die middag een lezing onder de titel “How much is enough?”, waarna een paneldiscussie met een aantal bankiers en ex-politici volgde. Wat me nog meer verraste, was dat er tijdens die paneldiscussie – onder dat gearriveerde publiek – een revolte uitbrak. Precies langs dezelfde lijnen, als hierboven: een strijd tussen een humane, meer omvattende kijk op ontwikkeling en een economisch-instrumentalistische.

Skidelsky had een stevig verhaal. Hij is onder andere de schrijver van een lijvige, biografie van de econoom John Maynard Keynes, en stelde dat Keynes het in de jaren dertig bij het verkeerde eind gehad had, toen hij voorspelde dat we door een toenemende industrialisering steeds meer werk uit handen zouden kunnen geven en we ons leven dus minder met arbeid zouden hoeven te vullen om genoeg te hebben.

Kapitalisme was er om ervoor te zorgen dat er genoeg kwam – voedsel, gezondheid, veiligheid en daarmee ook tijd voor andere dingen. Maar genoeg kregen we nooit. "Waarom", vroeg Skidelsky zich af, "blijven we maar meer werken? Zouden we niet moeten streven naar andere dingen die ons iets anders bieden dan alleen meer geld?" Hij verweet het de reclame-industrie dat ze zich hebben toegelegd op de ‘organised creation of dissatisfaction’ en stelde dat het zover gekomen is dat iedere ‘waarde’ die we toekennen aan ons leven pas echt van waarde is, als het uit te drukken valt in geld. Niet psychologen of filosofen, maar economen bepalen voor ons wat belangrijk is. Wat Skidelsky daar tegenover wilde stellen, ving hij onder de noemer ‘The Good Life’.

Is genoeg ooit genoeg?

En dus zou de paneldiscussie na de lezing erover gaan of er een nieuw economisch paradigma nodig is om waarden die vertegenwoordigd zijn in ‘The Good Life’ te incorporeren. En over wanneer genoeg genoeg is. En of minder werken en minder consumeren een antwoord zou kunnen zijn op de huidige crisis.

Het panel trad aan. Allemaal mannen. Allemaal boven de vijftig. Allemaal banen in de hoek van politiek, economie en het bancaire wezen. Discussievoorzitter Rick van der Ploeg – econoom, oud staatssecretaris, inmiddels hoogleraar – lukte het nog met een zekere lichtvoetigheid het thema te introduceren: “Wat betekent ‘The Good Life’ voor jou persoonlijk”, vroeg hij het panel. “Of werk je alleen maar?”

Daar kwam het panel al niet heel goed uit. De een had het over vrienden en familie, terwijl een ander zei dat hard werken hem het meeste voldoening gaf. Al snel verzandde het gesprek in een nogal technische discussie hoe de financiële crisis opgelost zou moeten worden en wat de rol van banken daarin zou moeten zijn. Het ging meteen al niet meer over mensbeelden, over waarden, over ‘The Good Life’.

In de zaal ontstond rumoer. Na een poos stond een vrouw op en schreeuwde: “Maak het nou een beetje leúk!” Niet meteen heel respectvol, maar wel een uiting van een breed gedeeld ongemak, want ze oogstte een groot applaus. Een jongeman stond op en zei: “Ik heb ervoor gekozen om drie dagen per week te werken.” Het was mooi dat hij inbracht dat een deel van de jongste generatie blijkbaar wel actief voor ‘The Good Life’ wil kiezen: een auto kun je ook delen. Een fijne plek om te wonen hoef je niet meteen te kopen.

Het panel, de zaal en Skidelsky kwamen niet nader tot elkaar. Het lukte niet elkaars perspectief te nemen. ‘The Good Life’ werd door de één geïnterpreteerd als meer streven naar harmonie, naar een actief werkleven gecombineerd met aandacht voor vrienden, familie, boeken en goede muziek – een leven waarin al die activiteiten elkaar voeden. Terwijl de ander zich geen andere voorstelling kon maken bij ‘minder hard werken’ dan lui met een pilsje op de bank hangen. En daarmee angstvisioenen kreeg van een economie die internationaal achterop zou raken en in de soep zou lopen.

“Verkwansel die Nederlandse ontspannenheid niet”

Langzaam liep de ballon leeg. De middag eindigde onvoldaan voor de meeste aanwezigen. In elk geval voor mij.Het was bij Nexus niet gelukt het evidente belang van een gezond draaiende economie te combineren met het inzicht dat genoeg ook een keer genoeg is en dat waarde niet alleen uit te drukken is in geld.

Skidelsky had laten zien dat wij in Nederland de minste werkuren van Europa maken, maar wel heel effectieve. “Er heerst in Nederland een relatief ontspannen sfeer, en met het op het Rijnlandse model gestoelde economische systeem, is Nederland een voorbeeld voor de wereld”, stelde Kidelsky. Maar hij waarschuwde ook: de ontspannen sfeer neemt af en Nederland begint gevaarlijk de Angelsaksische kant op te buigen. Waarom niet versterken en koesteren wat we blijkbaar al goed doen?

Die bijeenkomst herlevend, las ik het nu.nl-bericht over onze gelukkige kinderen. Met dat ene zinnetje over dat we om het welzijn van onze kinderen zouden moeten geven, opdat ze later minder problemen opleveren. Nee, niet daarom, maar vooral ook omdat kinderen nú van waarde zijn. Omdat ze nú al volwaardige burgers zijn. Klaar met een al te benauwde instrumentalistische blik. Klaar ook met schrijven voor vandaag. Het staartje van deze middag is er voor mijn kinderen en voor de lente.

Gabrielle Taus

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief