Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Marleen vertelt over haar biografie: 'Sleutelmomenten waaruit blijkt dat jij als leraar, schoolleider of moeder jezelf meebrengt, in elke situatie.'

17 april 2017

Marleen van der Krogt laat zien hoezeer je pedagogische biografie en je bijbehorende idealen een rol spelen in jouw handelen als leraar of schoolleider. Altijd. Ze vertelt over haar eigen kindertijd, haar ouders en de omgeving waarin ze opgroeide. Over de geboorte van haar dochter Tess en de uitdagingen die dat al dertien jaar met zich meebrengt. En over een situatie als schoolleider, oog in oog met Frans, als ze even niet meer weet wat te doen. Sleutelmomenten waaruit blijkt dat jij als leraar of schoolleider jezelf meebrengt, in elke situatie, en dat het maar beter is als je daar zicht op hebt. Om uiteindelijk het goede te kunnen doen, op het juiste moment, ook in de ogen van de ander. Marleen is docente in de opleidingen bij stichting NIVOZ, initiator van platform hetkind.

Ik zit hoog in de boom, in onze boomhut en hoop dat ze me niet ziet. De bladeren bedekken de hut. Het zijn grote, groene bladeren. Heel zachtjes verplaats ik mijn slapende voet, ik zit niet zo lekker en eigenlijk zit ik er al heel lang. Terwijl ik beweeg, kraakt de bodem van de hut, pppffff. Nu ben ik er dus bij. Jan-Hein, Sjoerd, Peter, Tjarko, ze zijn allemaal al gebuut door Judith. Als ik heel hard ren, kan ik misschien wel een “buutvrij” maken…

Dag in, dag uit speelde ik met deze kinderen in de buurt. Samen groeiden we op in een mooi, klein boerendorp, middenin het Groene Hart.
Het kleine, pittoreske huis waar ik geboren werd stond op een schitterende plek. Aan het water, met een wit kwakelbruggetje om aan de overkant te komen. Samen met mijn zusje deelde ik de slaapkamer, we hadden weinig ruimte in huis. Met een krijtstreep op de vloer bakende we ons eigen deel af. Mijn kleine broertje, die 7 jaar jonger is, had zijn eigen kamertje.

Wat ik me kan herinneren is de ruimte die we hadden. Veel ruimte en natuur om ons heen, ik was altijd buiten. Op mijn fiets reed ik door het dorp, op weg naar mijn vriendinnen. Om samen weer een dorp verder te fietsen. Naar de plek waar veel paarden waren. Grote stallen met dampende paarden. We waren altijd door de geur van leer, nat hooi en landelijke buitenlucht omringd. En er waren nog veel meer leuke dingen te doen en beleven, buitenshuis. Scouting, sporten, zingen. Met mijn te grote sporttas over mijn schouders geworpen, vertrok ik twee keer per week naar de ijsbaan. Een ijsbaan met gedempt licht en de geur van kunstijs, rubbermatten en rookworst. Ik schaatste daar jarenlang. Ik deed mee aan wedstrijden en gaf training aan kleine jongetjes, die met houten doorlopers en dikke wanten aan, met betraande ogen en snot uit de neus door de koude hal gleden. De maandagavond was gereserveerd voor het kinderkoor. Op de voorste rij stond ik, als sopraantje. En één keer per maand mochten we zingen tijdens de mis. We stonden dan op een podium, achter de pastoor, met zicht op alle mensen in de kerk.

Mijn vader en moeder waren zelfstandig ondernemers. Zij runden een vee-vervoersbedrijf in mijn eerste levensjaren, dat zij over hadden genomen van mijn opa. Mijn vader nam me vaak mee naar de veemarkt, waar ik me achter de broekspijpen van m’n vader veilig voelde. De grote mannen, met blauwe jassen en grote beurzen in hun kontzakken, maakten veel geluid en deden handje-klap met hun eeltige handen. Ze duwden en trokken aan de dieren om ze in onze veewagen te krijgen, waarna wij naar de boerderijen, het slachthuis en de slager reden.
Na een tijd werd mijn vader internationaal vrachtwagenchauffeur. Op zondagavond nam hij afscheid van ons en op vrijdagavond kwam hij laat weer thuis. In de vakanties reed ik soms mee, dan waren we samen een week op pad. Deze periode heeft van mijn 6e tot mijn 14e geduurd. We deden thuis dus alles met z’n vieren, zonder mijn vader.

Mijn vader werkte hard om het hoofd boven water te houden, mijn moeder zorgde voor de opvoeding en stond daar grotendeels alleen voor. Genoeg geld om te kunnen leven was er niet altijd. We hebben magere tijden gekend, waarin mijn ouders geen geld hadden om Sinterklaas-cadeautjes te kopen of de contributie voor een club te betalen. Ik heb dat als kind nooit geweten of ervaren. Door het harde werken van mijn ouders, de verantwoordelijkheid die zij droegen en de zorgen die zij hadden, was er geen tijd en ruimte voor zwaktes. Ziek-zijn was geen optie. Ziek-zijn betekende dat er niet gewerkt kon worden en wanneer er niet gewerkt werd, kwam er geen geld binnen. Hulp vragen en hulp aanvaarden was ook geen optie. De vuile was werd niet buiten gehangen, zelf je problemen oplossen, schouders eronder, hard werken, dat was het motto bij ons thuis.

Als één van de oudste kleindochters uit deze hardwerkende arbeidersfamilie, kwam ik op de katholieke lagere school. Mijn vader en al mijn ooms en tantes hadden daar al op school gezeten. Ik werd daar geconfronteerd met de lage verwachtingen, oordelen en verhalen die waren opgebouwd met mijn vader, ooms, tantes. De lage verwachtingen waren ontstaan in de loop der jaren omdat al mijn 'voorgangers' met hun handen gingen werken, het bedrijf van opa overnamen, huismoeder werden, middelbare school niet afmaakte of er niet eens aan begonnen. Ik werd niet gezien als persoon, maar benaderd als dochter en kleindochter van … en dat was in een negatieve en veroordelende sfeer. Ik was bang om vragen te stellen en maakte me klein en onzichtbaar in de klas.

Mijn unieke 'Ik' werd daar niet erkend, gezien en gewaardeerd. Door mijn afkomst, mijn familiegeschiedenis was er blijkbaar geen ruimte voor het zien en het waarderen van mij als uniek persoon en was er een gebrek aan nieuwsgierigheid daarnaar. Een jeugd met veel ruimte en in mijn ogen te weinig zorgzaamheid, gezien en gehoord worden...

September 2004

Tess wordt op mijn buik gelegd met de mededeling: “Het is niet in orde, uw dochter heeft een open ruggetje en we weten niet of ze te behandelen en operabel is”
De angst en onzekerheid die bezit van ons nemen zijn groot. Voor verdriet is nog geen plaats.
De enorme wond is zichtbaar op haar kleine ruggetje.
Haar heldere ogen kijken ons aan.

De dagen duren lang, de vele onderzoeken zijn zenuwslopend, de gesprekken overladen met informatie en daardoor emotioneel, de toekomst onzeker.
Tess ligt afgesloten van de buitenwereld, in haar warme couveuse. Het gemis van ons klein, lief baby’tje in onze armen is groot.
Het team van artsen vraagt ons te kiezen: het leven van Tess, of de natuur haar werk laten doen waardoor zij overlijdt.
Voor ons geen keuze, wij hebben haar die mooie naam gegeven voor een lang leven, niet om haar al zo snel weer te laten gaan.
Na een lange en ingrijpende operatie, verschillende infecties, een waterhoofdje, een paar operaties voor haar drain, leren katheteriseren en een lange medicijnlijst, mag Tess na 5 weken eindelijk naar huis.

Daar staan we dan, aan het begin van onze opvoeding.
De tijd verstrijkt.
Tess groeit. Wij groeien.
Tess heeft een sterk karakter en ontwikkelt zich goed.
We ontdekken dat alles kan, je moet het alleen wel organiseren.
Tess is 18 maanden oud en maakt haar eerste meters in een piepkleine rolstoel. Nieuwsgierig en ontdekkend rijdt zij de wijde wereld in.
Een vechter, een bijter, een ontdekker, sociaal slim, inventief en verbaal heel sterk.
Alles kan, tot het tegendeel bewezen is.

En wij? Wij hebben een taak.
Tess in de wereld zetten en alle mogelijkheden bieden om goed uit “de voeten” te kunnen in deze wereld; vol zelfvertrouwen, gelukkig, zelfstandig, volwaardig en daarmee een goed geïntegreerd lid van de samenleving worden.
Tess op laten groeien met het zelfbewust-zijn dat zij geen uitzondering hoeft te zijn.

Onze overtuiging dat alles kan, wordt bevestigd.
Tess op een gewone school, met gewone vriendinnetjes.
Een bouwverlenging in de onderbouw is nodig voor haar sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, de extra ondersteuning van het Rugzakje biedt vele mogelijkheden.
De samenwerking met school is uitstekend, we hebben veel overleg en houden elkaar van alles op de hoogte.
Iedereen ervaart het thuis-nabij Passend Onderwijs positief.

Of toch niet iedereen?

Oktober 2010

Met hoge snelheid rijden we over de snelweg, onze dochter Tess en ik.
Op weg naar de fysiotherapie.
Tess staart uit het raam en zegt: “Mam, die therapieschool, dáár zou ik graag naar toe willen!”
Dat moment trekt het bloed uit mijn hoofd en valt mijn mond droog. Ik knipper een paar keer met m’n ogen, haal diep adem en zeg zo neutraal mogelijk: “Oh, en waarom wil je dat dan zo graag?”
“Ik denk dat ik daar meer vriendinnen kan maken.”

Tess heeft het moeilijk op school en moet er hard aan trekken, hebben we dat gezien?
Ze wordt steeds stiller in de kring, hebben we dat gezien?
En raakt steeds verder van zichzelf verwijderd, hebben we dat gezien?
Tess heeft moeite met alle aanpassingen, ...?
Ze komt steeds verder buiten de groep te staan, ...?
En besluit niets meer te zeggen in de kring omdat ze bang is het fout te doen, ...?

“Mam, die therapieschool, dáár zou ik graag naar toe willen!”
Wij - ouders die zoveel meerwaarde zien in inclusief onderwijs - kunnen onze dochter toch niet naar een mytylschool laten gaan?
Waar blijven dan onze idealen?
Zo ziet de maatschappij er toch ook niet uit?

“Mam, die therapieschool, dáár zou ik graag naar toe willen!”
“Ik wil niet meer anders zijn”
“Ik ben de enige in een rolstoel”
“Ik kan niet meedoen in de speelzaal”
“Ik wil niet meer naar deze school”
Tess is onze Tess niet meer.

Wij hebben het welbevinden van onze kinderen toch zo hoog in het vaandel?
Schuldgevoel, verdriet, schaamte. Hadden we dat niet eerder kunnen zien?
Hadden we onze idealen over thuis-nabij Passend Onderwijs niet eerder bij moeten stellen?

Het is december 2011

Vlug trekt Tess haar jas aan, haar tas heeft ze ingepakt.
De bus rijdt voor en Tess zoekt haar plek. Vrolijk zwaaiend verdwijnt ze uit mijn zicht.
Wie had ooit gedacht dat Tess het zo ontzettend goed zou hebben op haar nieuwe school?
De school waar ze zichzelf, binnen korte tijd, weer heeft gevonden.
De plek waar ze echt blij en tevreden is.
Waar ze met sprongen vooruitgaat in cognitief en sociaal opzicht.
Zich een ster voelt en haar talenten kan inzetten.
De school waar ze rolstoelwedstrijden door de gang kan houden.
De plek waar zij geen uitzondering is. Waar iedereen anders is.
Een plek vol uitdagingen. Deze school past haar als een jas.

We hebben onze Tess weer terug en de toekomst ziet er mooi uit.

Inmiddels zijn we een aantal jaar verder. Tess heeft na vier jaar mytyl-onderwijs de keuze gemaakt weer terug te gaan naar haar oude school. Met haar oude vriendinnen. Gewoon omdat ze het wel weer aan kan om de enige te zijn in een rolstoel. Klaar voor de samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.

Frans

Het zijn de thema’s ruimte, verbondenheid, zorgzaamheid, gezien en gehoord diep in mij, die ik meeneem als (pedagogisch) schoolleider. En daar ontmoet ik Frans. Woedend is ‘ie. Geen woorden, geen contact, geknepen ogen en een dikke diepe frons. Zijn afkoelplek is bij mij. Stoelen zat, ruimte genoeg. Dit keer is het niet genoeg. De ruimte is te klein en Frans voelt zich machteloos. Waarschijnlijk is er onrecht in het spel. Maar ik weet het niet zeker, ik was er niet bij. Ik laat hem met rust. In het hoekje hoor ik een steeds luider wordend briesend geluid. Gevolgd door getik met z’n voet. Steeds harder.

Contact maken is lastig. Zijn hele lijf straalt uit: Blijf uit mijn buurt. Een gevoel van medelijden neemt plaats. Vertrouwen, veiligheid, geborgenheid. Hij kent het niet. En hij weet zich er geen raad mee. Onrust en onrecht. Ja, daar is hij vertrouwd mee. Want wat als je middenin de nacht wakker wordt omdat de politie met veel machtsvertoon jouw “veilige haven” binnenvalt? Wat als blijkt dat je vader zich bezig houdt met zaken die het daglicht niet kunnen verdragen? Wat als je niet weet wanneer je je vader weer ziet en wanneer hij weer thuis komt? Wat als je basis geen stabiele basis blijkt te zijn?

Het getik en geschop houdt op. Fijn. Hij wordt rustiger. Tenminste ... Met een diepe zucht pakt hij een stoel bij de poten en slaat ermee tegen de muur. “Ik krijg ook altijd de schuld, ik doe nooit iets goed” Een mantra van schreeuwen en slaan. Het blijkt onmogelijk hem uit de emoties te halen. Geknakt en doodop ligt hij uiteindelijk op de grond. In zijn eigen snot en urine.

Daar sta ik dan als schoolleider en ik weet niet wat te doen. Handen er vanaf trekken? Absoluut niet. Straffen? Schorsen? Ons systeem laat dit toe, ik zou in mijn recht staan. Leerkrachten en vooral ouders vragen er al een tijdje om. De tijd lijkt stil te staan; lijkt een eeuwigheid te duren.

Belofte

In mijn diepste zijn heb ik een belofte gedaan aan alle kinderen in mijn school. Een belofte van optimale verbondenheid, tussen alle mensen groot en klein. Juist als het moeilijk is. Ik heb die belofte gedaan. En hier ligt hij dan. En ik weet het niet … ik weet alleen dat ik hem niet mag loslaten. In die ene seconde lijkt alles samen te komen. Hij is het waard om vast te houden, voor te zorgen, er zijn genoeg plekken waar hij dat niet heeft. Ons systeem van straffen en buitensluiten mag hier niet voor gaan. Ik wil door zijn woede heen kijken. Ik wil aan ouders en leerkrachten duidelijk maken dat deze jongen ons vertrouwen ongelofelijk hard nodig heeft, dat hij die verbondenheid dubbel en dwars waard is.

Verbondenheid, zorgzaamheid, gezien en gehoord worden, ik draag het met me mee.

Marleen van der Krogt is docente van de trajecten Pedagogische tact bij stichting NIVOZ. Dit is een transcript van deel 1 van de Onderwijsavond op 7 december 2016 in Driebergen. Die kun je in zijn geheel terugzien achter deze link.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief