Leren van pubers, deel 2: ‘De grote uitdaging van pedagogen in onze tijd is om kinderen te helpen zichzelf te hechten aan de wereld om hen heen’
9 januari 2024
Martin Schravesande kwam de afgelopen twaalf jaar in contact met veel verschillende pubers. Die ontmoetingen beschrijft hij in het boek, De onderhuidse leraar, om er vervolgens zijn eigen lessen als pedagoog uit te halen. Immers, een pedagoog leert. Prima als hij ook nog onderwijst, maar in de eerste plaats leert hij, voornamelijk van kinderen. Les 2: Hechting. ‘De grote uitdaging in onze tijd is om kinderen te helpen zichzelf te hechten aan de wereld om hen heen.’
Deze maand publiceren we drie lessen uit het boek van Martin Schravesande, in aanloop naar maandag 5 februari: Leren van thuiszitters, een dialoogavond in het Rotterdamse Dokhuis. Lees hier meer als je wilt deelnemen!
LES 2: HECHTING
DOLF
Dinodolf. Van dinosaurussen, duizenden jaren van hem verwijderd, wist hij alles. Bijzondere amfibieën en reptielen uit het Amazonewoud, duizenden kilometers van hem verwijderd, Dolf kende ze allemaal. Popmuzikanten uit Korea en YouTubers uit Amerika, jonge mensen in heel andere culturele contexten dan Dolfs eigen, Dolf wist alles van ze.
Wat dichtbij was, was eng. Dolf lustte alleen McDonalds met zijn laf uitgemiddelde smaken. Hoe de bomen naast de school heette en de vogels die daarin huisden? Dolf had geen idee. De namen van zijn klasgenoten onthield hij moeizaam. Buiten was eng, zijn computerscherm was veilig. Aanvankelijk waren ook zijn klasgenoten eng, maar omdat hij kwam met de taxi, die elke dag aanbelde, was hij elke dag op school en de macht der herhaling deed zijn werk. Na heel veel dagen waarin hem, in tegenstelling tot vorige scholen waar hij had gezeten, niet veel naars op sociaal gebied was overkomen, trok hij behoedzaam de conclusie dat zijn klasgenoten veilig waren. Er begon een voorzichtig proces van sociale hechting.
De sociale hechting maakte dat Dolf zich thuis ging voelen in de klas. Bij de kookles bleek hij opeens bereid de Marokkaanse linzensoep te proeven. De namen van zijn klasgenoten kende hij nu allemaal. Steeds openhartiger ging hij vertellen over hoe zijn leven gelopen was, over zijn oudere zus die verslaafd was geweest en gedoe met de politie had gehad, en hoe dat gemaakt had dat zijn ouders met hem overdreven voorzichtig waren. Op een dag vertelde hij dat hij was begonnen met wandelen. Hij moest toch een keer naar buiten, zei hij, ook al vond hij dat eng.
Toch was mijn voorstel aan de klas voor een driedaagse wandelexpeditie op de Veluwe met twee campingovernachtingen nog te veel van het goede. Wat een vreselijk idee! De hele dag lopen op een plek waar geen wifi is en dan slapen in een tent. Wie bedenkt zoiets! Dolf was in de klas niet alleen in zijn geweeklaag. Maar ik zag mijn voorstel niet als een schoolreisje. Deze expeditie hoefde niet leuk te zijn. Het was een kans om te ontdekken dat je meer aankunt dan je denkt, dat je incasseringsvermogen groter is dan je vreest, dat ongemak voorbijgaat en de herinnering aan een avontuur blijft. Dolf wilde eigenlijk niet mee. Maar ja, hij had zich gehecht aan de klas. En de meesten gingen wel.
Uiteindelijk besloot Dolf mee te gaan. Hij vond het zwaar, maar voltooide, in tegenstelling tot een aantal andere leerlingen, de tocht. In het schooljaar daarna werd er nog vaak teruggeblikt op deze helse onderneming en hoe vreselijk ze geleden hadden. Nieuwe leerlingen werd, onder andere door Dolf, aangeraden niet mee te gaan. Dolf leek gedurende dit schooljaar wel verder te groeien in zijn moed om het leven aan te gaan en het onbekende op te zoeken. Op een dag in mei zit ik in de pauze met een kop thee alleen met Dolf aan tafel.
‘Ehm...’
Dolf praat zachtjes, alsof hij bang is gehoord te worden door medeleerlingen. Maar zijn vraag heeft een hoopvolle toon: ‘Komt er dit jaar nog een wandelkamp?’
Ja, dat kamp kwam er. Met Dolf. Voorop. Inmiddels is Dolf van school af en doet hij een biologische hbo-opleiding. Af en toe komt hij nog langs in de klas. Elke keer vraagt hij of we nog gaan wandelen en hoewel hij niet meer in de klas zit gaat hij mee.
Pedagogiek is kinderen helpen hechten aan de wereld
Er is een holistisch, spiritueel verhaal, met wortels in de oosterse filosofie, dat alles eigenlijk een eenheid is en verbonden is met een groter geheel. Er is ook een wetenschappelijk verhaal over het belang van veilige hechting voor de fysieke en neurologische ontwikkeling van het kind. Dan is er het verhaal van westerse, twintigste-eeuwse filosofen als Heidegger en Fromm dat technologie een vervreemdende uitwerking op mensen heeft en hen onthecht van hun fysieke, sociale, morele en culturele context. Naast die verhalen is er de dagelijkse waarneming van pedagogen, jeugdhulpverleners, psychologen en psychiaters dat het beroep van pubers op psychische hulpverlening explosief stijgt en dat dit niet verklaard kan worden uit feitelijke groei van onveiligheid door fysiek geweld, honger, sterfte of repressie.
Het blijft een hypothese, maar alle bovenstaande verhalen wijzen erop dat een gezonde en zintuiglijke verbinding tussen de mens en zijn fysieke, sociale, culturele en politieke omgeving van belang is en dat de kwaliteit van die verbinding onder druk staat. Het is geen geitenwollensokkenhobby meer om te verkondigen dat een overschot aan ontbindende technologie (met beeldschermapparaten voorop) en een tekort aan verbindende verhalen daar een rol in speelt.
Ik gebruik zelf voor die verbinding graag het woord ‘hechting’, dat oorspronkelijk door de Britse psycholoog Bowlby gebruikt werd om het belang van sensorische interactie tussen ouders en jonge kinderen te schetsen. Het woord hechting laat ons namelijk voelen dat het niet gaat om een vluchtige, met een muisklik tot stand gebrachte verbinding. Hechten aan je naasten, aan de geuren, smaken, geluiden en texturen van de wereld om je heen, aan de grond waarop je leeft, de planten die daar groeien, de gemeenschap waar je deel van uitmaakt en aan de tradities, geschiedenis en verhalen van die gemeenschap, is een verbinding die investering vraagt. Ook het weer loslaten van waar je aan gehecht bent, vraagt geduld en zorgvuldigheid. Anders wordt onthechting scheuren.
Wat die verbinding oplevert is geen vaag holistisch, spiritueel ideaal. Het levert een ‘veilig brein’ op. Dat wil zeggen: een neurologische toestand met meer kalmte en stabiliteit, omdat je brein niet steeds overalert blijft, door een overschot aan onbekende potentiële bedreigingen en een tekort aan geruststellende beschutting.
Hechting is dus het aanleggen van geruststellende, betrouwbare beschutting in het brein. Ik tref veel kinderen met over alerte, want onveilige, breinen en de gevolgen zijn fors en divers. Uitputting, korte lontjes, verstoorde geheugenfuncties, weerstand tegen toelaten van nieuwe ideeën (nogal essentieel voor leren), eenzaamheid, angst- en dwangstoornissen, verslaving en depressie.
Een van de grote uitdagingen van pedagogen in onze tijd is om kinderen te helpen hechten aan de wereld om ze heen. Die hechting is een voorwaarde voor zowel een veilig beschut gevoel (de omhullingspool) als voor ontwikkeling (ontwikkelpool) van kinderen.
Ik ga hier geen preek houden over hoe scholen dat moeten doen. Laat ik gewoon wat woorden delen: regen, de geur van versgebakken brood, feestjes, een lente-ritueel, de namen van de struiken naast de school, oude verhalen, een blaar op je voet, de dichtstbijzijnde kasteelruïne, een hand op je schouder, samen zingen, schoolkippen, vuur, een eigen tafeltje, klei in je handen, judo in de gymles, kruiden kweken in de klas, de stem van een leraar die een Middelnederlands gedicht voordraagt, pruimenjam koken, oogcontact en een tissue aanreiken voor de tranen.
Martin Schravesande (47 jaar) is leerkracht voor vastgelopen pubers en pedagogisch adviseur. Vroeger werkte hij op het ministerie van OCW en daarom weet hij dat mopperen op ‘het onderwijssysteem’ geen zin heeft. Voor pedagogiek is moed nodig, en die vind je niet bij ministeries, maar in pedagogisch vuur, pedagogische verdieping en collegialiteit. Martin ondersteunt graag scholen die aan die pedagogische moed willen werken.
Dit artikel is overgenomen met toestemming van uitgeverij Van Gennep. Het boekje is te bestellen via deze link van YouBeDo.
- Leren van pubers, deel 1: ‘Zodra je een ander probeert te veranderen, ben je bezig met macht, niet met pedagogiek.’
- Leren van pubers, deel 2: ‘De grote uitdaging van pedagogen in onze tijd is om kinderen te helpen zichzelf te hechten aan de wereld om hen heen’
- Leren van thuiszitters, deel 3: ‘Robert beschouwde zichzelf als mislukt, omdat zijn hart iets zocht wat te groot was voor reguliere scholen.’
Niets in dit boek is verzonnen. Wel heb ik allerlei aanpassingen gedaan om de privacy van de kinderen waar ik mee werk te waarborgen. Heeft u na het lezen van dit boek behoefte aan contact over de zaken die in dit boek naar voren ko- men, dan kunt u contact met mij opnemen via mijn website www.opengeestig.nl
Reacties