Leraar zijn in relatie (4): Pedagogische opdracht, wat willen wij betekenen als school?
5 december 2018
Een fundament van beton en bedoeling
De pedagogische opdracht van Vrijeschool Zutphen VO ligt vast in haar fundering: behalve op beton rust de school op een ‘grondsteenspreuk’. Maar zo’n spreuk leeft alleen bij de gratie van het levend houden ervan. Locatieleider van praktijkstroom De Regge, Harry Deutekom, paart oude inzichten van Steiner aan nieuwe modellen als Scharmers Theorie U: “Door te luisteren zonder oordeel, doe je recht aan de ontwikkeling van jezelf en de ander.”
Op NIVOZ-platform hetkind vind je meer schoolportretten en video's. Klik hier
Diep in de fundering van Vrijeschool Zutphen VO is de relatie tussen leraar en leerling vastgelegd. Letterlijk. Dat vraagt een paar zinnen uitleg, zegt locatieleider Harry Deutekom: “Iedere vrijeschool heeft een grondsteenspreuk. Je geeft er uiting mee aan dat wat het team ervaart als de opdracht, die het gebouw en de mensen erin te vervullen hebben. Eind jaren negentig kreeg de school nieuwbouw, en het lukte maar niet om tot een goede spreuk te komen.”
Het is ook nogal wat: de essentie verwoorden van je belofte aan kinderen, ouders en gemeenschap, legt Deutekom uit. Onder de ouders, die met aandacht het nieuwbouwproject volgden, was een stel dat de opkomst van het vrijeschoolonderwijs in Zutphen van nabij had meegemaakt en van wie het laatste kind in 1991 eindexamen gedaan had. En nu, zeven jaar later, was hun zoon ernstig ziek. “De artsen konden niets meer betekenen. Toen het onvermijdelijke gebeurde, ging het nieuws meteen rond in onze schoolgemeenschap. Wiskunde- en architectuurdocent Arend Zantinge lag zelf met griep op bed, werd diep getroffen door de dood van zijn oud-mentorleerling en schreef die nacht de grondsteenspreuk.”
Een half woord en een komma zijn er misschien nog aan veranderd, herinnert locatieleider Deutekom zich, maar eigenlijk stónd de tekst er in die ene pennenstreek. Wie het verhaal kent, leest er heel in de verte iets van de aanleiding in. Maar het is vooral de intensiteit die spreekt: het besef van het tijdelijke samen oplopen van leraar en kind, en wat een school dan en daar te doen heeft – tussen de gidsende rol van het leraarschap en het luisterende oor voor iedere individuele leerling. Een fragment:
“Wij willen werken vanuit wijsheid om vragen te horen,
vanuit eerbied voor elk levenslot,
vanuit geestdrift om idealen te wekken
bij jonge mensen die door hun handelen
ons een blik op de toekomst bieden.”
Kijken, kijken, kijken
Het is deze anekdote waarmee Harry Deutekom vroeg in het gesprek komt – een anekdote waarin de hele school, inclusief haar pedagogische opdracht, verschijnt. Hij is sinds 1981 aan de school verbonden en was begin jaren ’90 een van de initiators van een tweede onderwijsstroom, het praktisch gerichte De Regge: “Er zijn leerlingen die anders leren, zagen we. Die moet je ook anders lesgeven.” Onder het motto ‘leren door te doen’ ontstond een nieuwe richting, die inmiddels gelabeld kan worden als vmbo-t, basis en kader, maar een bredere bedoeling heeft: “Het gaat ons er niet om leerlingen een praktische kant op te duwen, maar om ze anders aan te spreken.”
Deutekom kwam niet als door de wol geverfd Steinerkenner het vrijeschoolonderwijs binnen: “Ik ben een pragmatisch mens. Een bewegingsmens. Nooit denk ik: het moet zó.” Het was een mentaliteit die paste bij de pioniersjaren, maar het bepaalt nog altijd zijn verhouding tot het onderwijs. Aan de muur in zijn kantoor hangt een poster van Otto Scharmers Theory U, een theorie waarin je door het loslaten van de stemmen van oordeel, angst en cynisme komt tot een open blik op een bepaalde situatie, waardoor er zich nieuwe oplossingen aandienen.
“Scharmers theorie zie ik als een voortzetting van het soort fenomenologie dat Steiner al bedreef – zijn zintuigleer: het gaat om kijken, kijken, kijken. Terughoudend zijn en proberen te doorgronden wat de onderliggende vraag van een leerling is. Het is wat we onze kinderen ook mee proberen te geven: als je zo kunt waarnemen, verbind je je intensief met de ander. Je wordt er wijzer van, in je handelen, in het recht doen aan de ontwikkeling van jezelf en de ander.”
De draak verslaan
Een rondleiding gaat van lokalen waar op fluistertoon wordt samengewerkt rond het periodeschrift, via het kunstlokaal naar de circusklas, waar dansdocent Hanneke van Gemert werkt met de twaalf- tot viertienjarigen. Vlakbij begeleiden twee kinderen een derde op een eenwieler; daar loopt iemand op een manshoge bal; verderop hebben drie meiden een doek tot een drie-onder-elkaar-schommel omgebouwd. Circus haalt de competitieve angel uit beweegonderwijs, legt Van Gemert uit: “Bij circusles wil je óók presteren, maar dan door je persoonlijke grenzen te verleggen. Lichamelijke oefening wordt hier ook een balans- of een concentratieoefening.”
Op de Regge schromen docenten niet om het alledaagse, als een set jongleerballen, ook metaforischer te bezien. Dat spreekt ook uit de grote groene vellen die in Harry Deutekoms kantoor liggen: “Dit zijn drakenschubben. Op Michaëlsdag verslaan wij de draak. Het is het oogstfeest – de markering dat je van buiten naar binnen gaat. Michaël staat voor moed, voor grenzen verleggen en het bezweren van je eigen onrusten.” Behalve dat klas 8 speerpunten heeft gesmeed, heeft iedere klas op de eigen schub geschreven wat er te overwinnen valt: voor de 12e klas gaat dat over examenstress, voor jongere klassen bijvoorbeeld over ‘onnodig op elkaar reageren’.
De jaarfeesten, met elk hun eigen seizoensgebonden betekenis, herinneren aan de pedagogische opdracht van de school. Twee jaar geleden heeft het team woorden gegeven aan het altijd-wel-gevoelde-maar-nooit-samen-geëxpliciteerde ‘interne kompas’ met de waarden ‘eerbied’, ‘autonomie in verbinding’, ‘ontwikkeling’ en ‘idealisme’. En voor wie langs dat bondige A4’tje snelt, staat er pontificaal in de lerarenkamer het ‘Waardenhuis’, waarin de vier waarden nog eens verbeeld zijn. Immers, zo staat er pal naast: “Wij scheppen de gebouwen om ons heen, waarna de gebouwen ons weer herscheppen.” Dat lukt prima in een school met een pedagogische opdracht in haar fundering.
Leraar zijn in relatie (4)
Over de pedagogische opdracht: wat willen wij betekenen als school?
Kinderen vragen om congruentie: doe jij je beloftes gestand? Beweeg jij je door school – in houding en gedrag – zoals je van je leerlingen verwacht? Als je ‘autonomie’ als waarde benoemt, krijgen je leerlingen dan ook de ruimte om zelf te kiezen? Heeft jullie teamkamer net zo’n gezonde sfeer als je in je groep wilt hebben?
Er valt een onderscheid te maken tussen ‘opbrengsten’ en ‘betekenis’: “Denk maar aan een dorpsschool in een krimpgebied, die moet sluiten”, stelt Hartger Wassink, auteur van ® zijn als leider: “Dan gaat de gevoelde waarde van zo’n school de goede citoscores voorbij: dan gaat het vooral ook om wat een school betekent in de gemeenschap: hoe er samen wordt opgevoed, hoe een school mensen samenbrengt.”
Iedere leraar, iedere school heeft voor zichzelf een pedagogische opdracht te formuleren: een belofte aan kinderen, ouders en gemeenschap, waaruit blijkt wat je met je onderwijs wilt bereiken; waarin duidelijk wordt op welke manier je wilt bemiddelen tussen het kind en de grote wereld. Die pedagogische opdracht vormt een bodem van waarden en overtuigingen, die je houvast geeft in je dagelijkse handelen.
Verdiepende artikelen:
- Gert Biesta: Tijd voor pedagogiek: deze UvH-oratie vormt een toegankelijk geschreven introductie tot het werk van de bekende onderwijspedagoog. Lees ook dit interview.
- Hartger Wassink: ® zijn als leider: over aandacht, volwassenheid en leiderschap. Lees ook dit interview.
Dit is de vierde aflevering van een serie over pedagogische aspecten van ‘leraar zijn in relatie’. In vorige afleveringen - tevens gepubliceerd in van Van12tot18 - ging het over :
- ‘de leerling zien als subject’,
- ‘de leraar als zijn eigen instrument’ en
- ‘de ondersteunende sfeer van een goed schoolklimaat’.
De vier aandachtsgebieden staan centraal in de NIVOZ-opleiding Pedagogische Tact. Zie: www.nivoz.nl
Reacties