Leraar zijn in relatie (3): Ondersteuning van een goed schoolklimaat
5 juli 2018
Wat betekent een goed schoolklimaat voor jouw leraar zijn? Voor ieders werk geldt dat het beter gaat, als je het kunt doen in een context waarin je je gesteund weet, betoogde Luc Stevens: ‘Dan wordt samenwerking voor de hand liggend. Dan is je collega je steunbron.'
Dit is de derde aflevering van een vierdelige serie over pedagogische aspecten van ‘leraar zijn in relatie’. In de vorige artikelen ging het over ‘de leerling zien als subject’ en ‘de leraar als zijn eigen instrument’. De hele serie wordt ook gepubliceerd in het onderwijsblad Van Twaalf Tot Achttien. Deze aspecten vertegenwoordigen de vier aandachtsgebieden waarmee NIVOZ leraren en schoolleiders in haar opleidingen in ontwikkeling tracht te brengen, om ze te sterken in de uitvoering van hun pedagogische opdracht.
‘In iedere lerarenkamer is het wel gezellig,’ stelde Luc Stevens in een interview bij zijn afscheid als wetenschappelijk directeur van stichting NIVOZ, ‘maar is de sfeer ook open? Kun je praten met elkaar over je onderwijs, je bezorgdheden, je twijfels, je succeservaringen?’
Voor ieders werk geldt dat het beter gaat, als je het kunt doen in een context waarin je je gesteund weet, betoogde Stevens: ‘Dan wordt samenwerking voor de hand liggend. Dan is je collega je steunbron. Je hoeft je niet kwetsbaar te tonen. Nee, je toont je open. Kwetsbaar ben je omdat jouw werk met de kinderen in de kern van je vereist dat je er helemaal bent. Juist dát vraagt ondersteuning en openheid van collega’s onder elkaar.’
‘Een lerarenkamer is een maffe plek’, zegt de Huissense teamleider Nienke de Bie. ‘Op onze vmbo-school is het er open. Maar toch kun je binnenkomen en is er de ene keer nul sfeer en is het de andere keer juist heel ontspannen. Het is niet de plek waar je gesprekken hoort als “ik had net zoiets ingewikkelds in mijn klas. Wat zou jij doen?”’
Harten worden er misschien niet zo snel uitgestort, en toch weet De Bie dat haar team elkaar tot steun is. ‘Ik vroeg pas aan een startende docent of hij het gevoel had dat hij goed opgevangen was. “Het is zó’n warm bad”, zei hij, “Er is zo veel ruimte voor intervisie, coaching. De mensen hier zorgen goed voor elkaar.”’
‘Ons uitgangspunt: is het goed voor de kinderen? Dan moet je het gaan doen!’
‘Onderwijs is een waagstuk van zachte krachten,’ heeft Gert Biesta overtuigend betoogd. Wanneer je in je klas de leerlingen echt wilt zien, helpt het enorm als de teamsfeer en de koers van de school daarbij ondersteunend zijn. Vmbo-directeur Janine Klein Willink en teamleider Nienke de Bie zijn precies dat aan het stimuleren in hun school: ‘De mensen zorgen hier goed voor elkaar, zei een startende docent pas.’
Je leerlingen zien als actor, als actief handelende personen in een onderwijs dat je samen vormgeeft, vraagt heel wat van jou als leraar. Openheid, vertrouwen in jezelf en je leerlingen. Het onverwachte toelaten doet aanspraak op je tact, je flexibiliteit, je inhoudelijke kennis en didactische kunde. Je staat er kortom ‘met huid en haar’. Dat alles gaat zoveel beter als je in je team op elkaar kan rekenen en de schoolmissie geen document op de website is, maar een geleefde, gedeelde werkelijkheid.
Vraag onderbouwteamleider Nienke de Bie om een voorbeeld van de onderstuttende teamsfeer op haar vmbo-school OBC Huissen – een paar kilometer het rivierengebied ten zuiden van Arnhem in – en ze begint over het functioneringsgesprek van een half uurtje geleden. Of over de interactie met twee lio-stagiaires gisteren, die zeiden: ‘Dit legt meer over mezelf bloot dan als ik in een havo- of vwo-klas sta.’ De voorvallen zijn vers, want ‘het gebeurt elke dag.’
Prachtvoorval
Neem een prachtanekdote van vanochtend. De Bie: ‘Vorige week vrijdag had een leraar een invaluur gym gedaan. Het ging prima, tot er iets gebeurde bij de kleedkamer. Hij sprak een jongen daarop aan. Het escaleerde: de leraar schreeuwde, de jongen ook. Dat is niet iets dat bij die leraar hoort, maar ik weet wat er in zijn privéleven speelt. Vanmorgen zat hij bij me, zich af te vragen hoe hij erop terug moest komen bij de leerling. De leerling kwam al bij ons binnen. Dat was genoeg om een mooi gesprek te beginnen. “Ik wil je vertellen dat een vriendin van me gaat overlijden”, zei de leraar open, “Niet om het goed te praten, maar het maakt dat ik niet reageerde zoals ik wilde. Heb jij dat ook wel eens?”’
‘Het gesprek duurde een poos en stelde de leraar voor om een briefje te schrijven voor de docent die de jongen dat uur had. Nee, zei de leerling, ik heb liever dat je even meeloopt. Even later komt de leraar bij mij terug en zegt: “Hij vroeg me van alles over die vriendin.”’
De leerling wilde dat zijn leraar meeliep, omdat hij oprecht geïnteresseerd was in het mens-zijn van zijn leraar. ‘Je neemt jezelf altijd mee en, als je in relatie met je kinderen bent, kun je het altijd uitleggen. Wij zijn docent, maar bovenal een mens.’
Urgentie
‘OBC Huissen is een vmbo-school in de regio,’ zo begon directrice Janine Klein Willink het gesprek een uur eerder. ‘We staan bekend als een kleine school, maar we hebben meer dan 800 leerlingen – een stadse en een plattelandspopulatie.’ De school heeft ook een mooi evenwicht tussen jongens en meisjes en een breed aanbod in boven- en onderbouw. ‘Lang waren we ook echt een kleine school. Maar we hebben het imago van kleinschalig nog steeds, mede door de nabijheid tot onze leerlingen.’
In vergelijking met Amsterdam, waar Nienke de Bie tot vier jaar geleden werkte, kent deze regio zijn eigen problemen: ‘In Amsterdam had je een dominante straatcultuur, maar daar heb je binnen school wel invloed op. Hier zitten we in de meest laaggeletterde regio van Nederland. Dat maakt dat kinderen van huis uit vaak relatief weinig meekrijgen en we op school het verschil moeten maken.’
‘We zijn een school in de voorhoede, ook binnen ons bestuur,’ meent Klein Willink. ‘In een pure vmbo-school gaan de ontwikkelingen toch vaak net wat sneller. De urgentie is er hoger.’
Talentenprogramma
Als Nienke de Bie moet samenvatten wat de richting van de ontwikkeling is in de laatste vier jaar, zegt ze: ‘Van klassiek naar steeds meer… gericht op de wereld. Waar eerder leiding werd gegeven op een manier zodat het team het fijn had, is nu veel bewuster de hamvraag: wanneer hebben de leerlingen het goed en wat vraagt dat van de docenten? En ja, dat schuurt wel eens.’
Toen het Ministerie een paar jaar geleden van de vmbo-scholen vroeg om leerlingen minder snel vast te leggen en meer mogelijkheden te scheppen om laagdrempeliger over de beroepsrichtingen heen te kiezen, nam de school de gelegenheid te baat om missie, visie en vijf heldere onderwijskundige pijlers congruent door de hele school te brengen. Er kwam onder andere een talentenprogramma en een versterkt mentoraat.
‘Met een veranderende schoolpopulatie werd heel helder dat je pedagogiek alles uitmaakt,’ zegt Klein Willink. In intensieve tweedaagsen werken de verschillende teams samen aan hun pedagogische opdracht. ‘Bij kinderen probeer je voorbij de buitenkant te kijken. In een team is dat niet anders. Ja, er is soms handelingsverlegenheid: ook volwassenen reageren soms uit angst, of uit niet weten. Ik heb geen heftige controledrang. Ik zie een team dat gewend is flexibel te zijn en de natuurlijke neiging heeft er altijd de schouders onder te zetten. Bij ieder initiatief van hen is mijn uitgangspunt: “Is het goed voor de kinderen? Dan moet je het gaan doen!”
Geert Bors is redacteur bij stichting NIVOZ.
Meer lezen?
- Deci en Ryan: intrinsieke motivatie en de drie psychologische basisbehoeftes uit de Self-Determination Theory
- Otto Scharmer’s Theorie U, over het doormaken van duurzame veranderingsprocessen als team
- Luc Stevens: Zin in School - over vijf basisscholen en negen vo-scholen die vier jaar lang geïnvesteerd hebben in schoolklimaat
- Het werk van Andy Hargreaves en Michael Fullan, Professional Capital.
Reacties