Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Arjen Wals over de noodzaak van transformatief leren en embodiment: ‘We zijn losgekoppeld van ons lichaam. Dus ook van de aarde.’

24 maart 2023

Wat betekent embodiment voor onderwijs? En voor de relatie die je hebt met jezelf, de ander en de wereld? In een podcast-video gaat Marjon van Opijnen in gesprek met Arjen Wals, professor Transformatief Leren voor sociaalecologische duurzaamheid op de Wageningen Universiteit. ‘Als je als mens zelf niet – aan je binnenkant - duurzaam kunt zijn. Als je niet één kunt zijn met je lichaam, in vrede en harmonie, dan is het heel moeilijk om één met de wereld te worden.’

Van het gesprek (dat in het Engels wordt gevoerd) is onderstaande transcriptie gemaakt. Lees verder onder de video.

Je rol aannemen als veranderaar van maatschappelijke systemen of onderwijssystemen vereist visie en moed. Deze podcast van het Embodiment Lab helpt je om deze pioniersrol met meer lichaamsbewustzijn en zelfvertrouwen op te pakken, maar zonder de verbinding met anderen uit het oog te verliezen. We kijken naar hoe wij als mensen zijn ingebed, hoe systeemverandering werkt en hoe beide met elkaar verband houden.

Arjen Wals, die ook een UNICEF-leerstoel Sociaal Leren en Duurzame Ontwikkeling bekleedt, richt zich via onderzoek en onderwijs op het ontwerpen van leerruimtes en processen die mensen in staat stellen een zinvolle bijdrage te leveren aan duurzaamheid.

Hoe kun je voorwaarden creëren die nieuwe vormen van leren ondersteunen, die ten volle profiteren van de diversiteit, creativiteit en vindingrijkheid die overal om ons heen aanwezig is én die tegelijk leiden naar een wereld die duurzamer is dan de wereld die nu in het verschiet ligt?

Wat betekent embodiment, belichaming voor jou?

'Er wordt vaak op een rationele cognitieve manier nagedacht over wie we zijn, waar je bent en waar je naartoe gaat en welke beslissingen je onderweg neemt. Maar het is het lichaam dat je daar heen brengt. Als je je meer bewust zou zijn van je lichaam, denk ik dat het lichaam ook het denken voedt. Het is een van de meest verwaarloosde stukjes van wie we zijn, zeker als we kijken naar onderwijs.’

‘Mijn achtergrond ligt in onderwijs en leren in relatie tot milieu en duurzaamheid. Dus zoek ik naar manieren om meer in balans te komen met - zou je kunnen zeggen - geest, lichaam en ziel. Om innerlijke en uiterlijke duurzaamheid met elkaar te verbinden. Dat is een beetje de sleutel om meer vrede en meer één te worden met de wereld om ons heen. Een belichaamde manier om in deze wereld te zijn – een wereld die in moeilijkheden verkeert - vereist aandacht voor wie ik ben. Ons lichaam vertelt het ons. Wat ook betekent dat je naar je lichaam moet kunnen luisteren en dat als je van binnen niet duurzaam kunt zijn - als je niet één en in vrede en in harmonie met je lichaam kunt zijn - het erg moeilijk is om één te worden met de wereld.’

Een belichaamde manier om in deze wereld te zijn – een wereld die in moeilijkheden verkeert - vereist aandacht voor wie ik ben. Ons lichaam vertelt het ons.''

‘Ik zie twee werelden – onze binnen- en buitenkant – die diep met elkaar zijn verweven. In de loop van de tijd hebben we die twee losgekoppeld. Dat zou op dit moment de hoofdoorzaak kunnen zijn van ons niet-duurzame leven. Ik ben daarom ook erg geïnteresseerd in meer belichaamde manieren van lesgeven, van leren en van mens-worden. Ik denk dat we het contact met ons lichaam een beetje zijn kwijtgeraakt. We zijn losgekoppeld van ons lichaam. Dus zijn we ook losgekoppeld van de aarde.’

Dus wat je zegt is: er is een binnenkant - ons lichaam - dat ons informatie geeft, dat reageert op wat er buiten is. En ik hoor je ook zeggen: zo binnen, zo buiten. Dus als we ons niet kunnen verhouden tot ons lichaam, hoe kunnen we ons dan verhouden tot de buitenwereld? Het is een soort ecologisch principe dat we met ons meedragen?

‘Zeker. Ons lichaam is een microkosmos van de wereld, zo zou je het kunnen zeggen. Alle maatschappelijke kwalen en alle ecologische schade is in zekere zin ook aanwezig in ons lichaam. Het is een negatieve spiraal waar we in zitten. Of het nu gaat over de ongezonde omgevingen waarin we leven – denk de fijne deeltjes die we dagelijks inademen, de micro- en nanoplastics die daardoor in ons lichaam belanden - of het feit dat we de hele dag aan onze schermen gekluisterd zitten: het schaadt ons lichaam.’

Of het nu gaat over de ongezonde omgevingen waarin we leven, of het feit dat we de hele dag aan onze schermen gekluisterd zitten: het schaadt ons lichaam.''

‘Als we geen vrede hebben met ons lichaam, dan versterkt of draagt ons gedrag bij aan levensstijlen die op den duur onhoudbaar zijn: minder zorgzaam, minder attent, minder bewust van de wereld om ons heen zijn. Er ontstaat een toenemende onhoudbaarheid die het gevolg is van het niet afgestemd zijn op ons eigen lichaam en niet afgestemd zijn op de wereld. Het is een vicieuze cirkel. We creëren ook een wereld die niet op ons is afgestemd. En we worden afstandelijker. En als dat zich zo door zet, gaan we de put in.’

‘Dus de vraag is, hoe geven we dat een twist? Hoe krijgen we een regeneratieve cirkel, een beweging die uitnodigt tot evenwichtig, tot harmonie, een bewustzijn dat niet leidt tot een tweedeling tussen innerlijke en uiterlijke duurzaamheid. Dat is, denk ik, een belangrijke vraag. En daarom heb ik het over: hoe kunnen we ruimtes creëren die meer tot ‘relationele manieren van in de wereld zijn’ uitnodigen, waardoor we meer verbonden zijn met anderen of andere soorten, meer verbonden met ons eigen lichaam. Maar ook met dingen, met de materialen die we om ons heen hebben. Als we ze voelen bij het ontwerpen - als we materialen zorgvuldig kiezen, als we onze handen gebruiken om ze te vormen - ontwikkelen we een diepere verbinding met materie. Materie doet ertoe, zoals ze zeggen. Maar als we niet geven om de dingen waarmee we werken, die in zekere zin deel van onszelf zijn...

‘Interessant is dat als je een meer ‘relationele manier van zijn’ hebt, kun je ook niet echt dingen bezitten. Je bent overgeleverd aan de relatie. Dus iets bezitten is vanuit dat perspectief een onmogelijkheid. Dus ik denk dat we meer moeten nadenken over het cultiveren van culturen en ruimtes die uitnodigen om verbindingen te maken en die uitnodigen om tijd met onszelf door te brengen. Maar ook met de dingen die we om ons heen hebben. En dat verschilt radicaal van een soort consumptieve, gecommercialiseerde manier van in de wereld staan, waarbij het gaat om het verzamelen van dingen en het verwerven van dingen en het gebruiken van dingen. Letterlijk dus. Dingen gebruiken en ze dan achterlaten. Achterlaten om te sterven of te worden verbrand, of zoiets. Het is een letterlijk een wegwerpmaatschappij geworden, zonder diepe verbindingen.’

Ik denk dat we meer moeten nadenken over het cultiveren van culturen en ruimtes die uitnodigen om verbindingen te maken en die uitnodigen om tijd met onszelf door te brengen. Maar ook met de dingen die we om ons heen hebben.''

'Dus als we naar onderwijs kijken, is de vraag hoe we leerruimtes kunnen maken waar mensen verbinding kunnen maken, leerprocessen kunnen creëren en leeromgevingen kunnen vinden waar mensen kunnen verkennen, waar mensen alle zintuigen kunnen gebruiken: dingen kunnen ruiken, dingen kunnen aanraken, dingen horen en zien. Waardoor we gevoeliger worden voor wat de wereld om ons heen ons zegt of vertelt. Of ons uitnodigt om er iets in te doen, verantwoordelijkheid te dragen, in plaats van een soort passagier te zijn op deze aarde zonder echt te weten wat je vervoert.’

‘Als je niet weet wat je draagt, de aarde, hoe kun je daar dan voor zorgen? Dus het is belangrijk dat we dit cultiveren. En je zou het ook regenereren kunnen noemen, maar het gaat denk ik ook om het genereren. Ik denk dat mensen en andere soorten een enorm vermogen hebben om te doen, te genereren en te creëren. Regeneratie suggereert voor mij dat we moeten herstellen wat verloren is gegaan. En vaak moeten we dat ook wel doen, omdat we - denk ik - een bepaald soort wijsheid in de loop van de tijd zijn kwijtgeraakt. Maar het roept voor mij ook de vraag op wat we willen regenereren? Wat willen we terug? Want niets zal meer zijn zoals het was. Het komt altijd terug in een eigen vorm, smaak en kleur of wat dan ook.’

‘Ik denk dat als we het hebben over regeneratie, mensen de neiging hebben om te praten over bepaalde inheemse manieren van zijn en weten die meer relationeel zijn, die meer in overeenstemming zijn met de omgeving, meer in overeenstemming met de materie, met dingen, met anderen, met onszelf. Gert Biesta - de Nederlandse onderwijsfilosoof - spreekt over subjectificatie als een van de drie belangrijkste functies van onderwijs.’

‘Waar hij het heeft over kwalificatie zijn er bepaalde vaardigheden en kwaliteiten die we moeten leren. We moeten goed functioneren in de wereld van werk of in ons dagelijks leven. En deze dingen kun je ontwikkelen en soms kun je trainen. Als hij spreekt van socialisatie, dan heeft dat te maken met wat voor soort sociale arrangementen er zijn: sociaal-culturele. Maar misschien ook normen die we belangrijk vinden om door te geven aan volgende generaties. Dat kan een zorgzame cultuur zijn of het kan een cultuur van individualisme of competitie zijn. Er moet een grote keuze worden gemaakt over wat we sociaal willen overdragen aan de volgende generatie?’

‘En dan heeft subjectificatie te maken met ervoor zorgen dat mensen kunnen worden wie ze willen zijn, de persoon kunnen worden die in hen zit, zonder te worden aangespoord om iets anders te worden dat ze eigenlijk niet willen zijn. En stel dan ook de vraag: waarom of wat houdt me tegen om te worden wie ik wil zijn? Wat werkt met mij en wat werkt tegen mij? Het is belangrijk om die dynamiek te begrijpen.’

‘Maar dan moeten we ook de verzekering hebben dat het onderwijs de ander niet in gevaar brengt. Dus met andere woorden, het zou kunnen zijn dat het ontstaan van ‘anderen’ of andere soorten of misschien van de aarde als geheel, door het onderwijs wordt belemmerd. Dan is er een conflict. Want dan mis je de alertheid en het bewustzijn van het recht op subjectificatie - van dat de ander ‘een ander’ mag zijn.’

'En nu maak ik het misschien ingewikkeld, maar je zou kunnen zeggen dat de aarde ook een soort recht op subjectificatie heeft. De aarde moet ook kunnen worden wat ze wil worden, wat ze potentieel kan worden. Maar dat recht wordt op dit moment aangetast door één soort, de Homo sapiens. We zijn grote aardsystemen aan het veranderen in minder dan misschien 200 jaar, terwijl ze gedurende miljarden jaren zijn gevormd. Daarmee brengen we de subjectificatie van de aarde in gevaar.’

'Dus als we het hebben over onderwijs en leren voor duurzaamheid of sociaal-ecologische duurzaamheid, is het heel belangrijk dat we meer aandacht besteden aan subjectificatie in het onderwijs. Dus niet voorbereiden op de wereld van werk of van de economie of de globaliserende markt of…'

Als we het hebben over onderwijs en leren voor duurzaamheid of sociaal-ecologische duurzaamheid, is het heel belangrijk dat we meer aandacht besteden aan subjectificatie in het onderwijs.''

Je bedoelt voorbereiden op de wereld van vroeger?

‘Ja, dat is een interessante manier om het te zeggen. Dat betekent dus dat we ook een transitie in het onderwijs nodig hebben. Business as usual is geen optie meer, gezien de planetaire crisis waarin we ons bevinden. Maar education as usual ook niet. Dit is dus waar andere vormen van leren uit voortkomen. Van ervaringsleren, waarbij we onszelf diep in de ervaring onderdompelen, dingen uitproberen en de manier leren begrijpen waarop we ons tot anderen verhouden en ons bijvoorbeeld beter leren te verhouden tot onze directe omgeving. Dat vereist een meer verstrengelde manier van in de wereld staan (zie onderzoek Koen Wessels, red.), van kijken. Dat we er bewust van zijn dat we genesteld zijn in complexe systemen die ons maken en vormen, maar ook begrijpen hoe we die systemen zelf maken en vormgeven.’

‘En dat heeft te maken met agency en empowerment, zoals je het wilt noemen. Maar ook met vormen van leren die embodied zijn, belichaamd zijn. Dat we ons ook - en in zekere zin - bewust zijn van de cruciale rol die ons lichaam speelt. Ons lichaam als interspecies entiteit, wat ook een interessant fenomeen is. Vanuit een post-humanistisch perspectief  bestaat ons lichaam niet uit één soort, maar draagt het een multispecies entiteit. Het is een entiteit met meerdere soorten.'

Kunt u dat concreter maken voor de luisteraars?

'Nou, het is abstract. We hebben meer niet-menselijk DNA in ons lichaam dan menselijk DNA. Kijk alleen al naar de bacteriën in onze ingewanden, die zijn essentieel voor ons bestaan. Dus mijn lichaam bestaat uit vele soorten. Dus mag ik het dan ‘mijn’ lichaam noemen? Misschien praat ‘ik’ dus nu niet met je, maar spreken ‘we’ nu tegen je. ‘Ik’ ben ‘wij’. Dit is een interessant concept.’

Vanuit een post-humanistisch perspectief  bestaat ons lichaam niet uit één soort, maar draagt het een multispecies entiteit. Dus mag ik het dan nog ‘mijn’ lichaam noemen? Misschien praat ‘ik’ dus nu niet met je. Maar spreken ‘we’ nu tegen je.''

‘Ik kan niet leven zonder andere soorten. Ik ben een entiteit met meerdere soorten. En dat leidt tot een soort nederigheid over mij als individu. Het vereist om mezelf een beetje te de-centraliseren en de mens te de-centreren, denk ik. Dat is ook erg belangrijk om duurzamer te worden. Dit idee van menselijk exceptionalisme, dat menselijke soorten uniek en heel bijzonder zijn, daar moeten we misschien van af. Alle soorten hebben unieke eigenschappen, zijn voor mij heel bijzonder. En om het op een bepaalde manier ingewikkelder of interessanter te maken: ik ben niet één enkele soort. Nee.'

Ik hou van dit perspectief. Dus niet ik. Maar ik ben wij. Zo heb ik het nog nooit bekeken. Alsof mijn lichaam een ecologie is, een ecologisch systeem op zich. Dit voegt mijn inzien nog een laag toe aan wat belichaming betekent. Wat ik je eerder hoorde zeggen, het gaat om je verhouden tot: tot mezelf, tot de ander, tot de wereld en tot de materiële wereld. En het is allemaal wederzijds. Wat is mijn rol hierin, zodat ik het kan overdragen aan de volgende generatie?

‘Nou, we hebben het dan over transformatief leren. Je zou dat een dieper leren kunnen noemen. Dat vereist dat je nadenkt over de aannames, de principes en de waarden die ten grondslag liggen aan wat je doet, hoe je handelt, wat je denkt. En een transformatief moment is een moment waarop je die aannames en principes en waarden in twijfel begint te trekken. Als je een soort dissonantie creëert die je uitnodigt om jezelf ter discussie te stellen en dat kan leiden tot nieuwe inzichten en misschien een verschuiving in je aannames en principes. Al dan niet tijdelijk.’

‘Ik denk dat dat heel anders is dan transmissie leren, waarbij je iets letterlijk probeert over te dragen aan een ander en die andere persoon het je moet teruggeven tijdens een examen, waar je dus controleert of je het op dezelfde manier terugkrijgt.  En ze geven het letterlijk terug hè, want na twee weken ben je als student alweer vergeten wat er geleerd is. Dit klinkt misschien een beetje als een parodie op leren, maar het is letterlijk wel wat er vaak gebeurt, op nog steeds veel scholen. Daar waar we ‘leren voor de test en de examens’ en we ons concentreren op het cognitieve. We negeren het sociale, emotionele en het belichaamde leren.’

Transformatief leren is een diepere betrokkenheid bij materie, bij anderen, bij dingen. En dat sluit ook aan bij sociaal leren. Leren is dus een sociale relationele activiteit waarbij betekenis voortkomt uit een ervaring. Dit bedoel ik met leerruimtes die uitnodigen, in plaats van onderwijs dat zich  richt op leerresultaten. Die leerresultaten vooraf vaststellen en vervolgens indicatoren hebben om te meten of deze doelen zijn behaald.’

‘Waar de afgelopen decennia veel onderzoek in onderwijs en leren naartoe is gegaan, is de vraag: hoe formuleren we de juiste leerdoelen en hoe kunnen we goed meten of de leerling deze heeft behaald? De verschuiving naar leeromstandigheden en leeromgevingen - de fase waarin we ons nu bevinden -  stelt ons in staat om te leren wat we in de eerste plaats nodig hebben om te leren.

Om het concreter te maken: een klaslokaal, nodigt dat uit tot dialoog, discussie of conversatie, of belemmert het dat? Nodigt het uit tot democratie, participatie, inclusie of belemmert het dat? Nodigt een school uit om naar buiten te gaan, de omgeving te verkennen, of belemmert het dat? Nodigt een school uit dat leerlingen een relatie met de materie ontwikkelen, of creëert ze een consumptieve cultuur waarin je in principe wordt geleerd dat je alles online kunt bestellen, 24 uur per dag, zeven dagen per week? Wordt er een nieuwe computer besteld als die kapot is en dus via bol.com de volgende ochtend op school bezorgd? Of heb je een reparatiecafé op scholen waar jongeren oude stofzuigers of oude smartphones of computers of fietsen repareren en ze leren waarderen wat er ‘in die technologie en materie’ zit, of juist al die dingen die we dankzij de technologie kunnen maken?'

'Als je je als leerling (en mens) begint te verwonderen over hoe dingen werken, als je er tijd mee hebt doorgebracht en je eigen lichaam hebt gebruikt om dingen te repareren, ontwikkel je een band met die dingen en word je je er een beetje meer van bewust dat dit consumentisme dat we cultiveren in onze scholen en onze universiteiten en onze samenleving - vrijwillig of onvrijwillig - eigenlijk zeer problematisch is.’

Als je je als leerling (en mens) begint te verwonderen over hoe dingen werken, als je er tijd mee hebt doorgebracht en je eigen lichaam hebt gebruikt om dingen te repareren, ontwikkel je een band met die dingen en word je je bewust dat dit consumentisme dat we cultiveren in onze samenleving eigenlijk zeer problematisch is.''

‘Dit hoort dus ook bij duurzaamheid. Onderwijs is leren kritiek te leveren, leren deze genormaliseerde routines in twijfel te trekken. Het zijn gebruiken die niet-duurzaamheid uitlokken, die dat normaliseren, en die dus normaliseren dat er geen verbinding is. Dus is dit, denk ik, heel belangrijk voor het onderwijs van vandaag: dat we leren kritiek te leveren, dat we leren transformeren, dat we leren met de wereld om te gaan en dat we leren om te geven. En hoewel dat echt inherent is aan wie we zijn als mensen, hebben we het min of meer afgeleerd.’

Wat ik dus vaak als docent tegenkom, is dat studenten echt weer opnieuw onderwijs moet ontvangen. Omdat ze denken: ik ga zitten, er is een presentatie, er zijn opdrachten en we hebben wat discussie in de klas. Dus hoe creëer je dat in je lessen?

‘Nou, wij verstoren de conventionele klasomgeving door zo snel mogelijk naar buiten te gaan. Want als je een steriele klasomgeving hebt, leidt dat niet tot een soort intieme band, wat ook een voorwaarde is voor sociaal leren. Je moet intieme, sociale relaties tot stand brengen tussen de mensen in een klaslokaal. Want dat leidt tot een omgeving van vertrouwen en kwetsbaarheid, tot samen comfortabel zijn, maar ook misschien tot ongemakkelijk zijn.’

‘Als we die lastige vragen stellen over bijvoorbeeld intensieve landbouw, of over het gebruik van ggo's (genetisch gemodificeerd organisme) of kernenergie, dan zijn dat vragen die leiden tot ongemak en misschien spanning, misschien zelfs tot conflict. Maar ze hoeven geen belemmering te zijn om te leren. Ze kunnen triggers zijn om te leren, maar alleen als er een verband is of wordt ervaren. En om die verbinding te creëren, moet je naar buiten. Je moet creëren, je moet gaan wandelen. Je moet groepen studenten dingen laten ontdekken in de lokale omgeving, gewoon om samen een gesprek te kunnen voeren en buiten te wandelen, niet vastgepind aan technologie. Omdat technologie in zekere zin ook een grote afleiding is voor het opbouwen van relaties. Dus hoe meer we ze weg kunnen houden van de beeldschermen, hoe waarschijnlijker het is dat ze verbindingen kunnen ontwikkelen. Dat is, denk ik, een heel belangrijk aspect.’

‘Het andere is dat we ook openstaan voor dialoog en conversatie over ‘wat’ mensen willen leren, in plaats van vooraf te bepalen en te beschrijven wat ze zouden moeten leren. Vraag hen: waar ben je in geïnteresseerd? Waar zit je passie, je nieuwsgierigheid? Of waar maak je je zorgen over? En gebruik dat als een soort startpunt voor leren, zodat er een beetje - ik hou niet van het woord eigendom - maar er meer intrinsieke motivatie om te leren ontstaat, juist ook omdat er enige controle is door die vraag bij de leerling te leggen. Maar dus ook om ze verschillende opties te geven om te laten zien, om uit te drukken wat ze hebben geleerd of hoe ze door de klas zijn beïnvloed. Dat is misschien een betere manier om het te zeggen. Dus laten we ze poëzie, Spoken word, podcasts en op kunst gebaseerde vormen gebruiken om na te denken over en uit te drukken wat ze hebben geleerd. We breiden de wereld en onze eigen box - dus een beetje uit.’

‘We merken dat ook op een technische universiteit als Wageningen University enorm veel creatief talent zit. Het is bijna alsof ze het gevoel hebben dat ze zo lang van die mogelijkheid zijn beroofd. En zeker voor jonge mensen is speelruimte essentieel. Meer ruimte voor kunst, meer ruimte voor het gebruik van alle zintuigen. Jonge kinderen zien de wereld zoals die zich voor hen ontvouwt, holistisch. Er is een aangeboren vermogen om verbanden te zien en dingen aan te voelen en sensitief te zijn. Maar hoe meer tijd we op school doorbrengen, hoe meer we dat vermogen verliezen.’

Ik zeg vaak: we gaan als een heel mens naar school en we komen eruit als een derde mens.

'Dat zou je kunnen zeggen. Het gaat dus om een heel mens en een hele school in een hele gemeenschap op een hele aarde. Dit is, denk ik, uiteindelijk wat we nodig hebben om te werken aan dit soort hele mens zijn.'

Ik laat ze ook wel eens bloggen of een gedicht schrijven, of ze maken een filmpje of een tekenfilm of wat dan ook. Ik denk dat als ze zich kunnen uitdrukken door middel van een cartoon of door middel van een gedicht, ze echt weten waar het over gaat. Je leert echt met je hele lichaam. Je kunt een gedicht niet alleen op een cognitieve manier schrijven.

'Het gaat ook om het creëren van sfeer. In een cursus ben je vaak met mensen die graag al vanuit die gevraagde specifieke expressie willen maken en delen, daarover zijn ze niet onzeker. Maar die gedachte: ik ben een vreselijke schrijver of een vreselijke artiest. Of ik ben bang dat ik zal worden beoordeeld, omdat ik een slechte schrijver ben. Of ik schaam me een beetje voor de kwaliteit. Er heerst zo'n focus op goed doen, op uitmuntend willen zijn, zijn, op dat soort dingen. En dat is dodelijk voor het creatieve proces.'

‘Daarom is het zo belangrijk dat je een gemeenschap opbouwt in de klas, op school of waar dan ook, waardoor mensen op een bepaalde manier kwetsbaar en kwetsbaar kunnen zijn. Want als je dat niet hebt, dan kunnen alleen degenen mee – omdat ze zelfverzekerd zijn of het kan ze niet schelen wat anderen denken. Maar je wilt niet dat alleen zij het goed hebben. Je wilt dat iedereen het goed heeft.’

Precies. Want niet bang zijn voor hoe de klas reageert, kan ook een masker zijn. Waarbij je dan nog steeds de echte mens achter dat gedrag niet ziet. Je zegt ook dat we die veilige omgeving nodig hebben om te leren. Het hele onderwijssysteem is gebaseerd op getest worden en leidt naar een samenleving die je beoordeelt. Dus als je heel creatief bent, maar cognitief niet kunt leren, is er een oordeel. Vanuit de samenleving en van het onderwijssysteem dat in zichzelf al een onveilige omgeving creëert.

‘Helemaal mee eens. Ik denk dat een goede onderwijsomgeving er een is waar mensen hun capaciteiten kunnen uiten. Onzekerheden zijn ongemakkelijk. Maar ‘ongemakkelijk zijn’ in je eentje kan problematisch zijn, vooral in deze tijd van angst. Daarom is gemeenschapsvorming en kwetsbaarheid zo belangrijk. Het tonen van je kwetsbaarheden en onzekerheden is een teken van kracht. En je hebt gelijk, in onze huidige maatschappij wordt het gezien als een teken van zwakte. Als je niet aarzelt en met zelfvertrouwen spreekt, wordt dat gezien als een kracht.'

Onzekerheden zijn ongemakkelijk. Maar ‘ongemakkelijk zijn’ in je eentje kan problematisch zijn, vooral in deze tijd van angst. Daarom is gemeenschapsvorming en kwetsbaarheid zo belangrijk.''

'En in die lijn, voor al deze duurzaamheidskwesties die vandaag de dag spelen zijn er geen definitief sluitende antwoorden. Dat vraagt en vereist diepgaand bevragen, nadenken, verkennen. Je moet dus openstaan voor aarzeling, niet zeker zijn van de dingen of je opvattingen. Openstaan om naar anderen te luisteren, aandachtig zijn en bereid zijn los te laten om misschien ook je eigen vastgeroeste gewoonten en routines op te geven. Maar dat wordt in ons huidige onderwijssysteem op geen enkele manier beloond. Er wordt van je verwacht dat je vrij standvastig en zelfverzekerd bent. We werken vooral aan om iedereen uitstekend, zelfverzekerd door het leven te laten gaan.’

Dus hoe test je in je cursussen?

‘We hebben in onze hoofdopleiding Milieueducatie en leren voor duurzaam leven twee reflectiemomenten. Een reflectie is halverwege, als we studenten vragen wat ze hebben geleerd. Ze kunnen dit uitdrukken op de manieren die ik eerder noemde. Dat leidt tot een rijke collage van studenten die ons en hun medestudenten laten zien wat ze leren en wat ze geleerd hebben. Wat ertoe leidt dat anderen ook opnieuw nadenken over hun eigen leerproces. En aan het einde van het jaar werken ze dan ook nog in groepjes aan een veranderings-challenge waar ze samen een aantal weken aan kunnen werken. En dat leidt dan weer tot een presentatie waarin ze een soort activiteit hebben uitgevoerd of iets hebben ontwikkeld om een groep waarmee ze samenwerken te betrekken bij een duurzaamheidsonderwerp.’

‘En ze schrijven een rapport. We kijken hoe het is geschreven, hoe het communiceert, hoe het tot de lezer spreekt? Is het duidelijk? Komen de concepten die we in de cursus hebben besproken terug? Op welke manier komen ze terug in het rapport? Gebruiken ze bepaalde ontwerp-principes? Dus dat is misschien een meer traditionele manier om te controleren of ze sommige concepten echt begrepen hebben. En dus is het een mix van een traditioneel soort beoordeling van papers en misschien een meer onconventionele manier om ze in hun eigen woorden of in hun eigen beelden te laten uitdrukken wat ze in de cursus hebben geleerd.'

Ook een persoonlijk noot: Wat in jouw geschiedenis maakt dat dit zo belangrijk voor je is, dat je hier je leven aan wilt wijden?

‘Ik denk dat het veel te maken heeft met de manier waarop je bent opgevoed. Hoe was je jeugd en je thuisomgeving? Nodigde het uit om naar buiten te gaan, dingen te ontdekken? Mijn ouders waren allebei milieuopvoeders, dus namen ze ons vaak mee naar buiten. Mijn vader werkte voor de gemeente Den Haag en hij was in zijn beginjaren bezig met school- en kindertuinen en stadsboerderijen voor jonge kinderen in moeilijke buurten in Den Haag. En ik ging daar als kind heen om te zien wat er aan de hand was. Kamperen, jazeker.’

‘Dus het is de manier waarop ik ben grootgebracht, belangrijke levenservaringen heb opgedaan in de natuur. Ik kon vrij rondlopen waar we woonden, de natuur in. Er was een grote ruimte om te verkennen. Het was een veilige omgeving. Dus ik was in sommige opzichten erg bevoorrecht. Maar als tiener kwam ik nogal in opstand tegen het idee van milieueducatie, typisch zoals je als tiener ook pleegt te doen. Ik meende dat het te lang zou duren voordat mensen contact zouden maken met de natuur en van die natuur en de aarde konden gaan houden en ervoor zouden zorgen. Het waren destijds al zes miljard mensen, dat zou niet werken.’

‘Dus ik ging naar Wageningen om Milieuhygiene te studeren, naar een plek aan het einde van ‘de duurzame pipeline’. Werken aan de filters van de technologie zou effectiever zijn, maar uiteindelijk besefte ik - na misschien een jaar of twee - dat als we echt rechtvaardiger en gezonder op de planeet wilden leven, we de principes, de waarden en de structuren die we hebben gecreëerd, tegen het licht moesten houden. Daardoor kwam ik bij onderwijs uit als een plek waar je een diepere en meer betekenisvolle impact kunt hebben, dan alleen maar aan technologieën te werken.’

‘Uiteindelijk koos ik in zekere zin voor milieueducatie, dat ondertussen is geëvolueerd naar duurzaamheidseducatie. Mijn ouders waren blij met deze keuze. Zij waren dus van grote invloed. Ik denk dat het niet voor mijn schooltijd gold, er waren geen leraren die speciale dingen deden. En mijn middelbare school stond helaas niet bekend als innovatief of vooroplopend op het gebied van milieueducatie, natuurbehoud of wat dan ook. Een typische school zoals we die kennen: lezen, schrijven, rekenen, wetenschap. Het was echt: Haal nu je cijfers!'

En als je nu naar je werk kijkt, wat is dan je grootste uitdaging bij de innovatie naar nieuwe manieren van onderwijs, ook vanuit een meer systeemperspectief? Wat kom je tegen in het systeem dat het lastig maakt, ook persoonlijk.

‘Weet je, ik ben een optimist. We hadden dit gesprek bijvoorbeeld tien, vijftien jaar geleden niet kunnen voeren. Toen gaf ik lezingen over milieu- en duurzaamheidseducatie. Het kostte veel moeite om een voet tussen de deur te krijgen op scholen, omdat het onderwerp niet op de radar was. Nu zie je een soort verlangen in scholen, bij jongeren, bij ouders en bij leraren naar meer relevant, responsief, verantwoord onderwijs. En juist ook in het licht van de uitdagingen die we vandaag de dag hebben. Van het verlies aan biodiversiteit tot aan klimaatverandering, toenemende ongelijkheid, spanningen door de oorlogen. Als onze scholen zich niet zinvol bezighouden met deze kwesties, is het onderwijs in zekere zin achterhaald. Ze zijn daardoor een verlengstuk geworden van de globaliserende economie, dat eindigt met fundamentele tekortkomingen. Zo worden ze bijdragers aan niet-duurzaamheid.‘

'Je ziet dat schoolleiders, leraren, schoolorganisaties, universiteiten, het onderwijs willen heroverwegen en zich aan het heroriënteren zijn op, noem het gezondheid, duurzaamheid, burgerschap. Dit zijn onderwerpen die erg democratisch zijn. Dit zijn echt onderwerpen die belangrijk worden gevonden. En er is ook het besef dat als je dat goed wilt doen, je het niet zomaar als onderwerp aan het curriculum kunt toevoegen. Je hebt een herontwerp van de hele school nodig of een aanpak voor de hele school waarbij je naar het leerplan kijkt. Wat voor inhoud hebben we? Is het gebaseerd op de lokale omgeving? Hebben we dingen als biomimicry, Cradle to Cradle?

Maar het gaat ook over de pedagogiek. Waar is de pedagogiek? Hebben we alleen lessen waarin we zenden? En een testcultuur voor verantwoording? Of laten we in onze schoolgemeenschap ook sociaal leren, transformatief leren, ervaringsleren toe? En verbinden we ons met de fietsenwinkel in de gemeente, het tuincentrum en de lokale boeren? Of zijn het totaal verschillende werelden en losgekoppeld? Dus hoe verbinden we school en gemeenschap? Hoe gaan we om met dieren, planten? Wat eten we in de kantine? Wat voor soort eten? Hoe komen we aan onze energie? Waar komt het vandaan? Kunnen we van de school zelf een levend soort oefenplaats of LivingLab maken om meer relationeel, bewuster en zorgzamer te worden?’

Kunnen we van de school zelf een levend soort laboratorium maken om meer relationeel, bewuster en zorgzamer te worden?''

‘Maar denk ook aan de professionele ontwikkeling van docenten: beschikken zij over de juiste capaciteiten, kwaliteiten, competenties die je nodig hebt om - bijvoorbeeld - aan belichaamd leren te doen? Waar leer je dat? Dat moet je ergens leren. Dus hoe zit het met professionele ontwikkeling in de lerarenopleiding? En misschien is het niet alleen professionele ontwikkeling van alleen leraren en schoolleiders, maar ook de mensen die het gebouw schoonmaken? Dus dan is het een soort van wat ik de Whole School Approach (WSA) noem, een meer geïntegreerde systemische benadering, meer holistisch. En daar zie ik meer mogelijkheden voor en meer interesse in.’

‘Ik wil hier graag optimistisch over zijn. Het glas is half vol. En we weten dat pessimisme de wereld niet zal redden. Dus ik heb goede hoop dat het op één lijn brengen van wat we denken en wat we doen, ook belangrijk is. Er zijn altijd inconsistenties en worstelingen, persoonlijke worstelingen. Want je praat over persoonlijke dingen. Er wordt altijd gezocht naar hoe je wat je denkt - waar je in gelooft - kunt harmoniseren met wat je werkelijk doet. En hoe ga je om met deze inconsistenties, die er onvermijdelijk zijn.'

We weten dat pessimisme de wereld niet zal redden. Dus ik heb goede hoop dat het op één lijn brengen van wat we denken en wat we doen, belangrijk genoeg wordt gevonden.''

'Dat is, denk ik, ook heel belangrijk. Er zullen altijd inconsistenties zijn. Er zullen mensen zijn die proberen een heel zorgzaam, opmerkzaam en attent leven te leiden. Mensen die bijvoorbeeld veganist zijn en een zeer zorgzame relatie hebben met andere diersoorten, en misschien zullen ook zij in sommige opzichten inconsequent zijn. Het kunnen de leren schoenen zijn of zoiets. En de mensen die bijna consequent het verkeerde doen, zullen je erop wijzen. En dat zullen ze gebruiken om je als mens min of meer te kleineren. En dan wordt ‘het consequente’ gezien als een hoger goed dan ‘proberen het goede te doen’. Dat is in zekere zin heel ironisch. Ik denk dat mensen die proberen het goede te doen, ook merken dat ze daar moeite mee hebben. 100%.’

‘Dus er is afstemming nodig tussen wat je denkt en wat je doet - en er ligt een vraag hoe je op een constructieve manier omgaat met inconsistenties, van jezelf en van de ander. Ik denk dat dat een grote uitdaging is. Voor mezelf, maar ook voor het onderwijs. Het gesprek voeren met degenen die je aanspreken op je inconsistentie, die je niet meer serieus nemen, dat vind ik heel belangrijk.’

‘Ik zeg ook vaak tegen mijn studenten dat de wereld ook een groot laboratorium is. Dus we moeten soms inconsistent zijn om erachter te komen wat werkt en wat niet werkt en hoe we - van daaruit - weer kunnen verbeteren. Dus het is ook een illusie. We zullen nooit weten wanneer we een duurzaam leven leiden. En dan nog iets nieuws. Elk systeem heeft zijn grenzen. Dus zelfs als we een duurzaam systeem creëren, raken we gewoon weer die grenzen en beginnen we iets nieuws te creëren.’

‘Het is inderdaad continu aan het verschuiven. Wat we vandaag als duurzaam beschouwen, kan morgen onhoudbaar blijken te zijn. Maar we moeten de onderliggende zoektocht hebben om vanuit een soort morele verplichting duurzamer, rechtvaardiger en gezonder op deze planeet te willen leven. Als je dat morele kompas niet hebt, wordt het heel moeilijk. Dus het morele kompas dat ons leidt, is ook iets waar we echt over moeten praten, ook in het onderwijs. En hoe je daarop kunt inspelen.’

'Een deel van het werk – ook in onderwijs - is om te zijn met het onbehagen en het niet-weten. We hebben ons al 200 of 300 jaar gefocust op het minimaliseren van onzekerheid en het maximaliseren van voorspelbaarheid. Dat is in zekere zin de rol van de wetenschap. En nu denk ik dat we beginnen te beseffen dat onzekerheid en complexiteit een gegeven zijn, dat we het niet kunnen temmen of beheersen. Er zal altijd onzekerheid en complexiteit zijn. Het punt van wetenschap is dus niet zozeer om het te temmen en te beheersen, maar om met complexiteit en onzekerheid te leren leven, het beter te begrijpen en dit te herkennen.’

'Dat is misschien de ontbrekende factor. Ik had het eerder over responsief, relevant en verantwoordelijk. Maar er is nog een vierde factor, reflexief. Dat is het idee dat we continu vragen moeten stellen, dingen moeten uitproberen. En leren van de poging. Wat werkt er met ons en wat werkt tegen ons. De krachten erachter begrijpen. Het is een iteratief, continu leerproces. Een duurzame samenleving is dus ook een reflexieve samenleving. Waar onvermijdelijk onzekerheden en complexiteiten zijn. Dat is niet noodzakelijk een slechte zaak. Het is wat het leven de moeite waard en interessant maakt.'

Een duurzame samenleving is dus ook een reflexieve samenleving, waar onvermijdelijk onzekerheden en complexiteiten zijn. Dat is niet noodzakelijk een slechte zaak. Het is wat het leven de moeite waard en interessant maakt.''

En dat is waarschijnlijk een geweldige laatste zin, want er zijn zoveel meer vragen te stellen, aangezien we hier ook reflectief zijn. En zo kunnen doorgaan. Ik denk dat we een heel rijk gesprek hebben gehad over veel verschillende invalshoeken, beginnend met belichaming en eindigend met complexiteit.

Is er iets dat ongezegd is gebleven?

'Nee, er was veel. Ik kijk ernaar uit om terug te luisteren en te leren van het gesprek. In dialoog, dat is het relationele element van een goed gesprek. Een pedagogisch en goed gesprek.'

Deze transcriptie is gemaakt door Rob van der Poel, verbonden aan NIVOZ.

Verwijzingen

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief