Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Weg van het deficit denken, waarderen wat er is en het advies om klein te beginnen’

14 november 2022

In de samenleving en in het onderwijs wordt veel gesproken over kansengelijkheid. Rianne Neering bezocht de NIVOZ-onderwijsavond met Orhan Agirdag, socioloog en schrijver van het boek ‘Onderwijs in een veelkleurige samenleving’. Rianne –  zelf co-auteur van het boek Nieuwe Onderwijsruimte – schrijft over het eigen ongemak bij de manier waarop het gesprek over kansengelijkheid wordt gevoerd en het deficit-denken dat daarin de boventoon voert. Ze deelt haar gedachten en vindt in de woorden van Agirdag – en zijn onderzoeksresultaten - inspiratie en hoop. Los van welke achterstand of komaf: ‘Gezien en erkend worden sterkt je in het vertrouwen dat je er als mens toe doet.’

In haar boek Onderwijs maakt het verschil schetst Louise Elffers hoe complex het begrip kansengelijkheid is, hoe verschillend het vaak wordt geïnterpreteerd en hoe oplossingen zowel vanuit gelijke behandeling als vanuit ongelijke behandeling worden voorgesteld. ‘Zowel de vraag wát er nu precies gelijk moet zijn, als de vraag welke behandeling gerechtvaardigd is om die gelijkheid na te streven, vormen een terugkerend thema in het academische en maatschappelijke debat over kansengelijkheid.’ 1.

Zelf heb ik een aarzeling bij de manier waarop we op dit moment in gesprek zijn over het realiseren van kansengelijkheid in het onderwijs. Om te onderzoeken waar deze aarzeling vandaan komt, legde ik het onlangs voor aan een collega. Voor haar was het duidelijk dat als een kind niet in een huis woont met de ruimte en de middelen om te kunnen studeren, we dan vanuit school die mogelijkheid moeten creëren. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. Vanwaar dan toch mijn aarzeling?

Bij gesprekken over gelijke kansen in het onderwijs wordt gelijkheid vaak geïnterpreteerd als de mogelijkheid die kinderen hebben om op het voor hun hoogst haalbare niveau te presteren. Dat zegt iets over de manier waarop wij als samenleving een indeling maken naar niveaus. Deze tendens is ontstaan vanuit de gedachte dat het mogelijk moet zijn om te stijgen op de maatschappelijke ladder, om van een dubbeltje een kwartje te worden.

De sociale mobiliteit is een tijdlang heel hoog geweest in Nederland. Het werd beschouwd als een gegeven waar we trots op mochten zijn. De laatste tijd komt de keerzijde van deze tendens aan het licht in verschillende vormen: campagnes die het mbo in het zonnetje zetten, gebrek aan mensen die praktisch werk doen, discussies over de termen lager- en hoger onderwijs, ouders die hun kinderen naar bijles sturen om koste wat het kost een bepaald schooladvies te krijgen.

Bovendien is het maar de vraag of en hoe wij kunnen weten wat het hoogst haalbare niveau is voor een kind en/of dat altijd het meest wenselijke is. We weten inmiddels dat intelligentie beïnvloed wordt door omstandigheden zoals trauma’s, armoede en een stimulerende thuisomgeving. We weten ook dat intelligentie niet vaststaat, maar zich kan ontwikkelen. “(…) die omgeving is bepalend voor hoe zijn brein zich ontwikkelt. Ons brein, ons karakter, onze intelligentie liggen niet vast.” 2.

Het pijnlijke aan dit punt is dat het niet eerlijk is dat sommige kinderen meer en makkelijker een bepaald niveau kunnen bereiken dan andere kinderen. We willen die eerlijkheid oplossen door kinderen te compenseren met een bepaalde behandeling, om zo het verschil goed te maken. En daar zit nou juist de crux.

Terug naar de gedachte waarin ik mij afvroeg of kansengelijkheid wel hetgeen is waar we het nu over moeten hebben in het onderwijs. Leidt dat niet af van waar het eigenlijk over moet gaan? Namelijk het potentieel van ieder kind zien in plaats van te sterk de focus leggen op het tekort. Gaat het debat over kansengelijkheid niet te veel over het oplossen van een probleem, het bestrijden van een symptoom?

Als voorbeeld gebruik ik hier advies van de Onderwijsraad om de brugperiode te verlengen en te verbreden vanuit het idee dat leerlingen, als ze langere tijd met verschillende niveaus samenwerken én de tijd krijgen om zich te ontwikkelen, meer kansen krijgen. Het zou heel goed kunnen dat dat een uitkomst is, maar wat mij tegenstaat is het oplossingsgerichte ervan. En alsof het systeem veranderen de oplossing is. Het is al heel ingewikkeld en vraagt ook veel van de inrichting van het onderwijs als je het op deze manier wilt organiseren. Op de school waar ik zelf lang heb gewerkt - waar bijvoorbeeld leerlingen met havo/vwo drie jaar bij elkaar zitten - heb ik ervaren hoe moeilijk het is om onderwijs te ontwerpen dat recht doet aan alleen al deze twee niveaus.

Op de school waar ik zelf lang heb gewerkt - waar bijvoorbeeld leerlingen met havo/vwo drie jaar bij elkaar zitten - heb ik ervaren hoe moeilijk het is om onderwijs te ontwerpen dat recht doet aan alleen al deze twee niveaus.''

De vraag is natuurlijk wat er dan wel moet gebeuren. Ik bepleit niet dat systeemveranderingen per definitie geen meerwaarde hebben. Een systeemverandering op zichzelf verandert het handelen van de leraar alleen nog niet.

Tijdens de NIVOZ-onderwijsavond ging socioloog Orhan Agirdag in op de vraag hoe diversiteit kan samengaan met kwaliteit van onderwijs. Ook liet hij zien dat de insteek die mijn collega heeft, kenmerkend is voor onze samenleving. We gaan er volgens Agirdag vanuit dat er kinderen op school zitten die dingen missen, die iets niet hebben. Dat gaat verder dan alleen materiele zaken. Het gaat ook over context. Kinderen met een andere culturele achtergrond zouden context missen. En dat willen we goedmaken. Bijvoorbeeld door te beseffen dat begrijpend lezen niet moet gaan over leesstrategieën. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het bieden van context veel meer effect heeft op succesvol begrijpend lezen. 3.

Deze manier van deficit-denken past bij een samenlevingsmodel dat toewerkt naar assimilatie. Deficit-denken gaat over de aanname dat leerlingen achterstanden en gebreken hebben die opgelost moeten worden. Bij assimilatie kunnen en doen we allemaal hetzelfde. Nieuwkomers voegen zich naar de dominante cultuur. Agirdag geeft een voorbeeld. Op bepaalde scholen in Nederland mag alleen Nederlands worden gesproken vanuit de gedachte dat dat beter is voor het kind. Kinderen die in hun eigen taal met elkaar praten krijgen soms straf, ook als zij een ander kind uitleg geven.

Met andere woorden: in een samenleving met zoveel culturele diversiteit geven wij straf als iemand de eigen taal spreekt. Op deze manier willen wij “achterstanden” zoveel mogelijk aanvullen. Maar wat maakt het voor ons zo moeilijk om verder te kijken? Wat maakt dat wij niet in staat zijn om ons onderwijs zo in te richten dat het er voor iedereen toe doet? En wie zijn ‘wij’ eigenlijk? De leraren waarvan 96,3% geen migratieachtergrond heeft? Of de politiek waar ook nog steeds geen representatieve afspiegeling van de samenleving terug te vinden is? Of wij allemaal, als samenleving, omdat we hebben leren denken in termen van assimilatie?

Maar wat maakt het voor ons zo moeilijk om verder te kijken? Wat maakt dat wij niet in staat zijn om ons onderwijs zo in te richten dat het er voor iedereen toe doet? En wie zijn ‘wij’ eigenlijk?''

Agirdag verplaatst het perspectief van assimilatie naar een multiculturele samenleving, waarin diversiteit juist een meerwaarde is. Hij richt zich met name op het handelen van de leraar zelf in de onderwijssituatie. Hij bepleit dat leraren daar moeten zorgen voor inclusief onderwijs. En dat zij dat kunnen doen door de diversiteit te erkennen én te waarderen. Zo kunnen alle kinderen een ‘sense of belonging’ ervaren; het gevoel hebben erbij te horen en ertoe te doen.

Agirdag laat zien dat uit onderzoek blijkt dat leerlingen die het gevoel hebben erbij te horen, beter presteren op school. Hij laat ook zien dat het deficit-denken leidt tot lagere verwachtingen en impliciete vooroordelen bij leraren, waardoor leraren sommige leerlingen (onbewust) anders behandelen. Zo hebben zij het gevoel uitgesloten te zijn en er niet bij te horen. Dit kan leiden tot demotivatie, lagere prestaties en op langere termijn tot radicalisering en gezondheidsproblemen. In plaats van een oplossing van buitenaf vanuit de gedachte dat we verschillen goed moeten maken, liggen de kansen veel meer in de mogelijkheden van de leraar om bij de leerling het gevoel erbij te horen te versterken.

Deze boodschap roept bij mij dan ook de vraag op hoe we onderwijs kunnen organiseren waarbij kinderen het gevoel krijgen erbij te horen en waarbij we proberen om onbewuste lage verwachtingen te elimineren. Vanuit verschillende invalshoeken kan hier vorm aan worden gegeven. Er kan bijvoorbeeld ruimte gemaakt worden om in gesprek te gaan over, of te reflecteren op wie je bent, welke waarden je belangrijk vindt, hoe je je tot anderen kan verhouden en welke plek jij in de wereld kan innemen. Leraren kunnen bewust keuzes maken voor het aanbieden van verschillende contexten die passen bij leerlingen met verschillende culturele achtergronden. Ook kan je in de didactiek op zoek gaan naar werkvormen die objectivering bevorderen, door bijvoorbeeld het bieden van keuzes aan leerlingen waardoor hun gevoel van autonomie kan toenemen.

“Cultural responsive teaching can be defined as using the cultural knowledge, prior experiences, frames of reference, and performance styles of ethnically diverse students to make learning encounters more relevant to and effective for them.”  - Geneva Gay. 4

De lezing van Orhan Agirdag heeft mij meer duidelijkheid gegeven over het complexe probleem van kansengelijkheid. Juist het idee dat we achterstanden moeten overbruggen voelt als een onhaalbare taak. Dat wil niet zeggen dat we kinderen geen werkplek meer kunnen bieden als ze dat nodig hebben. Natuurlijk, dat is belangrijk, vanuit de gedachte dat elk kind ertoe doet. Maar het lost niet het probleem op dat door Agirdag wordt geadresseerd en zo mooi wordt omschreven als ‘the sense of belonging’. Terwijl daar de  kans ligt voor ons als samenleving. Het gevoel erbij te horen geeft het kind de veiligheid die het nodig heeft om te leren, zodat een kind zich kan vormen naar zijn talenten en potentieel. Tegelijkertijd kan je ook makkelijker nadenken over jouw plek in en jouw bijdrage aan de samenleving als je er ten volle toe doet.

Ik denk dat het hele stelsel omgooien niet de oplossing is. Waarderen van wat er wel is, zie ik als een haalbaar uitgangspunt weg te bewegen van het deficit-denken.''

Ik wil ook niet zeggen dat meer ‘brede brugklassen’ in Nederland geen goed idee is. Het is heel interessant om te onderzoeken welke mogelijkheden dat biedt. Ik denk echter dat het hele stelsel omgooien niet de oplossing is. Waarderen van wat er wel is, zie ik als een haalbaar uitgangspunt weg te bewegen van het deficit-denken. Je kunt diversiteit van leerlingen expliciet een plek geven in de dagelijkse onderwijspraktijk door als leraar nieuwsgierig te zijn naar de achtergronden van je leerlingen. Door waarde toe te kennen aan de verschillende culturele normen en gebruiken. Door contexten aan te bieden die nu eens voor leerlingen met een Nederlandse achtergrond minder bekend zijn, maar waar een leerling met een andere culturele achtergrond kan floreren. Door het gesprek aan te gaan met leerlingen over de verschillen. Door te luisteren en te vragen zonder te oordelen, maar om elkaar te begrijpen. Door daar als leraar een voorbeeld in te zijn. Door je af te vragen welke vooroordelen je als leraar zelf hebt. Door te kiezen voor een didactiek waarbij alle leerlingen dezelfde kans krijgen.

Gezien en erkend worden sterkt je in het vertrouwen dat je er als mens toe doet. Op de achtergrond van de leerling hebben we geen invloed. In ons handelen als leraar ontstaan nieuwe mogelijkheden. Die bewustwording vindt niet van de ene op de andere dag plaats. Agirdag raadt ons aan om klein te beginnen.

Rianne Neering was tot 2019 werkzaam op vernieuwingsscholen als Unic (tien jaar), de Werkplaats Kees Boeke (twee jaar) en Spinoza20first. Momenteel is ze expertcoach bij stichting LeerKRACHT en trainer bij Toetsrevolutie.

Online drieluik, van onderwijsvisie op leren naar de pedagogische praktijk: ‘Ja, maar hoe dan?’

Rianne Neering is met Tjitske Bergsma – samen schrijvers van het boek Nieuwe Onderwijsruimte - op woensdagavond 30 november te gast in het online drieluik ‘Ja, maar hoe dan?’. Het is de derde en laatste avond. Komende woensdag 16 november start de serie waarvoor je je nog kunt aanmelden.

Onderwijs is complex en vaststaande methoden en protocollen doen zelden recht aan die complexe praktijk. Ook de pedagogiek geeft geen pasklare antwoorden, maar gaat over keuzes maken vanuit verantwoordelijkheid. Hoe geef jij handen en voeten aan je pedagogische visie? We gaan in gesprek met jou en met de auteurs van drie verschillende (pedagogische) boeken: Pedagogische tact, hoe dan), Leerlingen intrinsiek motivere), en Nieuwe onderwijsruimte.

Lees hier meer.

Voetnoten

1. Elffers, Louise. Onderwijs maakt het verschil. Walburgpers, 2022. P.86

2. http://static.jellejolles.nl/161212NRCtienerbreinDef.pdf

3. https://stichting-leerkracht.nl/kennisbank/begrijpend-lezen/

4. Gay, Geneva. Cultural Responsive Teaching: Theory, Research and Practice. Teachers College Press. 2010, p. 31

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Ype Akkerman
1 jaar en 11 maanden geleden

Onderwijs maakt het verschil? Dat is een mythe die elke wetenschappelijke onderbouwing ontbeert. En die leraren in aandachtswijken opzadelt met een mission impossible.

Zie www.pedeng.nl/verheffing

www.pedeng.nl/sanklo

Login of vul uw e-mailadres in.


Els Kouwenhoven
2 jaar en 0 maanden geleden

Mooi stuk Rianne

Het zet je aan het denken. Je weet het en toch confronterend is het stukje: "We weten inmiddels dat intelligentie beïnvloed wordt door omstandigheden zoals trauma’s, armoede en een stimulerende thuisomgeving. We weten ook dat intelligentie niet vaststaat, maar zich kan ontwikkelen". Leerkrachten en docenten zijn ect belangrijk.

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief