Podcast Karen Heij: ‘Een eindtoets uit 1966, heeft die niet een houdbaarheidsdatum?'
19 november 2021
De eindtoets van het basisonderwijs en het daarmee samenhangende kwaliteitsoordeel van scholen bevestigt de bestaande maatschappelijke ongelijkheid en draagt bij aan een verdere verharding. Dat concludeerde Karen Heij - taalkundige en toetswetenschapper - in haar proefschrift dat in het voorjaar van 2021 veel stof deed opwaaien. Op 13 april 2022 verzorgde ze, samen met hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen, een NIVOZ-onderwijsavond over ongelijkheid en de rol van toetsing in ons onderwijs. Jan Jaap Hubeek maakte destijds een podcast. ‘Een toets uit 1966, heeft die nog een houdbaarheidsdatum?’
De eindtoets speelt een belangrijke rol in de maatschappelijke ordening van Nederland en is volgens promovenda Karen Heij te beschouwen als een institutie in sociologische zin. Haar proefschrift ‘Van de kat en de bel. Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs’ laat zien hoe de eindtoets in vijftig jaar is verworden tot een onder regie van de overheid ontwikkeld verplicht instrument met twee belangrijke functies: toezicht houden op de kwaliteit van onderwijs en het verdelen van toegangsbewijzen voor vervolgonderwijs (selectie). ‘De eindtoets heeft in deze vorm nauwelijks de emancipatoire rol die we de toets graag toedichten,’ zo luidt een van haar conclusies.
‘Nederland is het enige westerse land dat op zo’n jonge leeftijd, 11-12 jaar, selecteert,’ zegt Heij, ruim 20 jaar betrokken bij formatieve en summatieve toetsontwikkeling. ‘Dat roept natuurlijk vragen op. Ik vind dat we met heel jonge kinderen wel heel erg de boel op scherp zetten door op die leeftijd zo stringent te selecteren. Waarom is dat? Zeker als dat dat ook nog op een manier gebeurt waar je vraagtekens bij kunt zetten. Want wat telt en vertelt deze eindtoets ons eigenlijk? Waarom is hier al 50 jaar een grenzeloos vertrouwen in? Moeten we dit niet een keer tegen het licht houden? Juist in het kader van kansengelijkheid, het emancipatoire denken wat we nu hebben?'
Waarom is hier al 50 jaar een grenzeloos vertrouwen in? Moeten we dit niet een keer tegen het licht houden?''
Heij onderzocht de wetenschappelijke argumenten en onderbouwingen die gebruikt zijn in het politieke, het beleidsmatige en het maatschappelijke discours van de eindtoets en zijn voorlopers. In deze podcast klinkt daarover zelfs een beetje boosheid door. ’De aanname dat we iets kunnen zeggen over het succes op vwo na een meting op vroege leeftijd. Dat is kinderen opsluiten in hun verleden. En waar komt die focus op taal en rekenen vandaan? Dat is niet omdat daar onderzoek onder lag, omdat dat zo’n goede voorspeller was van succes in het voortgezet onderwijs. Nee, het waren de twee vakken waar in Nederland - nou enigszins - commitment over was in wat er in het basisonderwijs aangeboden zou moeten worden.’
Hoe is het dan toch zo gekomen? En wat maakt dat het ook zo is gebleven? Wat zijn de verschillende invalshoeken die mede hebben bepaald dat we op deze manier zijn blijven denken? Heij verrichtte niet alleen een historisch zoektocht, maar keek ook naar wat er in de samenleving gebeurde. Wat heeft stimulerend gewerkt om een toets die in 1966 is ontwikkeld, steeds maar in de lift te houden? Wat heeft ervoor gezorgd dat er geloof in dit instrument bleef? ‘Het is een hoeveelheid van verklaringen,’ vertelt ze. ‘Het is het onder meer willen investeren in dat wat ook gaat renderen. Maar er is ook kwaliteitsbewaking vanuit de overheid bij gekomen. Dat vertaalde zich in het monitoren op basis van opbrengsten.’
Die twee verhouden zich sowieso slecht tot elkaar. ‘Voor selectie is het belangrijk dat je de beste eruit weet te filteren. Maar voor kwaliteitsbeoordeling zou je eigenlijk willen dat je kan kijken naar: wat kan het onderwijs met de kinderen wél realiseren. Dan zou het mogen dat de kinderen alle vragen allemaal goed doen. Want dat zou betekenen dat ze alles wat wij willen onderwijzen, allemaal kunnen. Maar dat kan weer niet in kader van selectie. Want daarbij wil je dat sommige kinderen iets wel kunnen en andere weer niet. Dat is het dubbele wat er in die eindtoets is gekomen.’
Tekst: Rob van der Poel
Lees hier een speech van Karen Heij op Human: 'Onze eindtoets is geen eerlijke wedstrijd'
Reacties
Karen Heij
Het aantal landen dat op jonge leeftijd selecteert is in de westerse wereld beperkt. Onze buurlanden Duitsland en Vlaanderen selecteren ook op jonge leeftijd. In mijn proefschrift heb ik hier een overzicht van gegeven. Nederland kent, naast vroege selectie, een veelheid aan stromen in het vo. Echter uniek is de inzet en rol van een test als selectiemiddel. Zeker in combinatie met de uitkomsten van toetsen van LVS die volgens inspectie en po-raad meegenomen moeten worden in het advies van de school, ligt er veel nadruk op de uitkomsten van toetsen. Daarmee is de manier van selecteren in combinatie met het gestreamde systeem van voortgezet onderwijs zoals wij dat in Nederland kennen, uniek in de westerse wereld.
I.Jongen
‘Nederland is het enige westerse land dat op zo’n jonge leeftijd, 11-12 jaar, selecteert,’ zegt Heij.
Naar aanleiding daarvan keek ik even terug in een rapport van de VO-Raad en PO-raad (2021): Naar een kansrijk onderwijsstelsel. Dat wil zeggen: er werd in een ander overzicht geciteerd uit dit rapport. Daar lees ik: 'Ons onderwijssysteem selecteert kinderen te vroeg: al met twaalf jaar. In slechts vijf andere Europese landen, waaronder Duitsland en Oostenrijk, ligt de leeftijd waarop de eerste schoolselectie wordt gemaakt nog lager dan in Nederland.'
Klopt de uitspraak van Heij dus wel? Of geeft het rapport van de VO- en PO-raad foute informatie (uitgaande van goede citering natuurlijk)? Ik vraag het me af ...