Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Over Bollnow, de pedagogische atmosfeer en de studiepunten van Dijkgraaf: ‘Waar blijft die vrolijke ochtend-opvoedstemming?’

25 mei 2023

Minister Robbert Dijkgraaf wil de studiedruk op universiteiten fors verlagen. ‘Maar in plaats van focussen op een al dan niet aanwezige studiehouding of op het verminderen van studiedruk, zouden we onszelf bij de opvoedkladden moeten grijpen,’ schrijft Lisette Bastiaansen in haar bijdrage aan het debat. Ze voert 'hard-core pedagoog' Bollnow op en vertrekt voor haar betoog vanuit zijn begrip van een pedagogische grondatmosfeer. ‘Want het gaat om meer dan het aanbieden van studentpsychologen of faalangstrainingen. Kinderen en jongeren weten dat. Nu wij als opvoeders nog.’

Nu minister Robbert Dijkgraaf een balletje opwerpt om het aantal verplicht te halen studiepunten in het eerste jaar fors te verlagen, en daar vrijwel meteen weerstand vanuit de universiteiten op volgt, lijkt het relevant om deze kwestie – alvorens opnieuw over elkaar heen te buitelen – eerst ook eens vanuit een pedagogisch (in plaats van psychologisch of sociologisch) perspectief te bekijken. Immers school is een school (en geen zorginstelling), en de vraag of en hoe school een bijdrage zou moeten leveren aan het herstellen van het welzijn van jongeren zou dus wat mij betreft in eerste instantie in ieder geval óók vanuit een pedagogisch perspectief moeten worden bekeken. 

Gek genoeg wordt dit pedagogische gesprek niet of nauwelijks gevoerd. Terwijl de ‘hard-core’ pedagogiek hier wel degelijk iets te bieden heeft, niet in de laatste plaats omdat het taal geeft aan wat leerlingen/studenten nodig hebben om, zoals sommige pedagogen betogen, te kunnen ‘floreren’, en/of, zoals andere pedagogen zouden zeggen, ‘te kunnen oefenen met een volwassen manier van omgaan met vrijheid’.

Een van de ‘hard-core’ pedagogen die, al ruim een halve eeuw geleden, de pedagogiek mee op taal heeft gebracht, is filosoof en pedagoog Otto Friedrich Bollnow. In ‘Die pädagogische Atmosphäre, houdt hij een minutieus talig betoog voor wat hij zelf de opvoed-voorwaardelijke menselijke instelling noemt. Bollnow’s inzichten met betrekking tot de ‘gestemdheid’, de ‘afgestemdheid’ en de ‘bestemdheid’ van de opvoeder blijken in het licht van de studiepuntenkwestie verrassend bruikbaar.

Wat Bollnow’s essay allereerst zichtbaar maakt is het enorme contrast tussen de huidige gemiddelde opvoedingsatmosfeer op scholen en het klimaat waar Bollnow zelf voor pleit. Daar waar in realiteit de zogenaamde objectiveerbare kwalificatie- en socialisatie-eisen zich nog steeds met grote kracht aan leerlingen (en leraren) opdringen (zie bijvoorbeeld recent de uitlatingen van pedagoog Joep Dohmen in ‘Iemand zijn’), en diezelfde leerlingen dagelijks massaal blootgesteld worden aan donkere wereldwijde klimaat- en oorlogsdreigingswolken, pleit Bollnow in zijn pedagogische-klimaataanpak in álles voor precies het tegenovergestelde: niet bouwen op prestatie-indicatoren, maar op vertrouwen in het ongedeelde kind; geen focus op wat er allemaal verkeerd gaat in de wereld, maar juist aandacht voor licht en lucht. 

Bollnow pleit in zijn pedagogische-klimaataanpak in álles voor niet bouwen op prestatie-indicatoren, maar op vertrouwen in het ongedeelde kind; geen focus op wat er allemaal verkeerd gaat in de wereld, maar juist aandacht voor licht en lucht.''

Bollnow’s idee van een vruchtbare opvoedingsatmosfeer draait om vertraging, om onthaasting, om het wegblijven bij donkerte en om het niet te snel ál te groot maken van de wereld van kinderen. Wil er überhaupt opgevoed kúnnen worden, zo stelt hij, dan zijn, onvermoeibaar geduld, vertrouwen, opvoedende liefde, hoop, een veilige geborgen thuishaven én een vrolijke ‘ochtendstemming’, voorwaardelijke vereisten.

Die onontbeerlijke ‘ochtend-grondstemming’ neemt in het betoog van Bollnow een centrale plek in en heeft bij Bollnow een dubbel karakter. Enerzijds omvat het een hoop op de toekomst en anderzijds behelst het een fris, tevreden rusten in het heden. Groot mogen dromen en heerlijk mogen lummelen dus. En dat liefst nog tegelijk. Volgens Bollnow vindt alle bereidheid van een kind om als mens te leren rijpen en zin te kunnen vinden in het bestaan, daar zijn oorsprong.

Enerzijds omvat Bollnows betoog een hoop op de toekomst en anderzijds behelst het een fris, tevreden rusten in het heden. Groot mogen dromen en heerlijk mogen lummelen dus.''

Dat pleit dus, ook vanuit pedagogisch perspectief, voor het verlagen van de studiedruk. Maar zijn we er dan? Zijn we met het beperken van het verplichte aantal studiepunten in het eerste jaar ook aangekomen bij die oh-zo-broodnodige ochtendstemming?

Dat lijkt op zijn minst twijfelachtig, zeker als we ons realiseren dat de economische en maatschappelijke krachten die, zoals pedagogen zoals Joep Dohmen, Gert Biesta, Henry Giroux en anderen aangeven, het onderwijs van buitenaf en binnenuit eroderen, nog steeds in alle hevigheid op leerlingen/studenten afkomen (zie bijvoorbeeld ook de ver-enging van de nieuwe inspectiecriteria). Daardoor wordt niet alleen de existentiële oefenruimte waarbinnen kinderen mogen snuffelen, lummelen en oefenen-met-samen-mens-zijn eerder in rap tempo kleiner dan groter, ook lijkt het of de vanuit opvoeders benodigde ‘avond-stemming’, waarbij het ‘reine goede’ regeert en opvoeders dus zonder (economische) bijbedoelingen kinderen de wereld in mogen brengen, nog steeds/alweer het onderspit moet delven.

Maar er zijn mogelijk nog meer (maatschappelijke) ‘obstakels’ richting een groei- en bloeizame opvoedingsatmosfeer? Is het überhaupt mogelijk om over zorgeloze vrolijkheid te spreken zolang we kinderen, zoals filosoof Zygmunt Bauman ook aangeeft, steeds vroeger de opdracht meegeven om iemand te móeten te zijn? Dat zouden we ons kunnen afvragen. Valt er überhaupt te spreken over ‘afgestemdheid’ op elkaar, in een maatschappelijk klimaat waar polymodale-lijf-en-leden-aandacht een schaars goed is geworden en relaties, zoals Bauman aangeeft, nog altijd fragiel, oppervlakkig en tijdelijk zijn? Ook die vraag lijkt, ook gezien in het licht van ontwikkelingen op het vlak van AI, op zijn minst gerechtvaardigd. En waar is er eigenlijk nog tijd en geduld te vinden in een wereld die, zoals socioloog Hartmut Rosa stelt, geregeerd wordt door ‘exponentiele versnelling’ en waarbij de ‘bestemdheid’ van onderwijs niet zozeer bij het samen-mens-zijn ligt, vooral een economisch perspectief lijkt te kennen?

Is er eigenlijk nog tijd en geduld te vinden in een wereld die geregeerd wordt door ‘exponentiele versnelling’ en waarbij de ‘bestemdheid’ van onderwijs niet zozeer bij het samen-mens-zijn ligt, maar vooral een economisch perspectief lijkt te kennen?''

Wil Dijkgraaf de druk op jongeren daadwerkelijk verlagen en willen we als maatschappij voorkómen dat jongeren ook in de toekomst massaal hun heil bij psychologen zoeken, dan is het verlagen van de studiedruk dus wél een mooi begin, maar tegelijkertijd niet meer dan dat. En in plaats van op jongeren en hun al dan niet aanwezige studiehouding of studiedruk te focussen, zouden we mogelijk beter af zijn als we het aandurven om onszelf bij de opvoedkladden te grijpen. Om opnieuw te bekijken wat zo’n pedagogische grondatmosfeer van ons allen als opvoeders vraagt. En dat gaat om meer dan het aanbieden van studentpsychologen of faalangstrainingen. Dat gaat in de breedte om het bij elkaar brengen van voorwaardelijke intermenselijke ‘eisen’, waar het hebben van een ochtendstemming dan wel avondstemming er maar twee zijn.

Want alleen daar waar pedagogische (studiepunten)grenzen gepaard gaan met opvoedende en van ‘alle bedruktheid bevrijde’ liefde, kunnen kinderen en jongeren gedijen. Alleen daar waar we als opvoeders vanuit geduld en vertrouwen kinderen en jongeren ook op school een veilige thuishaven blijven bieden, kunnen ze tot wasdom komen. Alleen daar waar nonchalance nóch haastigheid heerst, ontstaat een klimaat waarin jongeren hun weg gaan vinden. Alleen daar waar zorgeloze vrolijkheid de grondtoon van de muziek bepaalt, kunnen we kinderen bevrijden van het economische prestatiejuk waaronder we ze nu toch gebukt lijken te gaan.

Kinderen en jongeren weten dat. Nu wij als opvoeders nog. 

Dr. Lisette Bastiaansen is onderwijspedagoog en auteur. In januari 2022 verscheen haar proefschrift 'Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding'. 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief