Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Podcast met Lisette Bastiaansen: ‘Ik denk dat het gaat over samen mens-zijn. En daar steeds bij terug durven komen, hoe moeilijk dat soms is.’

14 januari 2022

Lisette Bastiaansen promoveerde op 14 januari 2022 op haar onderzoek naar Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding aan de Universiteit van Humanistiek. Jan Jaap Hubeek geeft Lisette in deze NIVOZ-podcast ruim baan om te vertellen over de betekenis en over de relevantie van haar proefschrift, juist in deze weerbarstige, polariserende tijd. ‘Ik denk dat het gaat over samen mens-zijn, in essentie. En daar toch steeds bij terug durven komen, hoe moeilijk dat soms ook is.’

Je kunt je abonneren op de NIVOZ-podcast via Spotify en Apple Podcasts. We publiceren ongeveer tweewekelijks. Je krijgt dan bij elke publicatie automatisch een melding. Dit is aflevering 50.
 

Hieronder vind je ook het lekenpraatje terug van Lisette dat ze hield ten overstaan van de commissie.


Lisette Bastiaansen is onderzoeksbegeleider, gastdocent bij de Masteropleiding Pedagogiek van de Hogeschool Arnhem Nijmegen, toezichthouder bij de Sophia-scholen en moeder in een samengesteld gezin met vier kinderen. Het onderwerp van haar PhD-onderzoek, onder supervisie van Gert Biesta en vanuit de NIVOZ-leerstoel Pedagogische dimensies, leeft enorm. ‘Er is geen leraar en leidinggevende die aandachtige betrokkenheid niet belangrijk vindt' vertelt ze in de podcast. 'Het staat ook in vrijwel alle missies en visies. Maar tegelijkertijd zie je dat de stap tussen dat willen en in de praktijk kunnen brengen, dat daar tussen nog verschrikkelijk veel andere stappen genomen moeten worden. En dat het een stuk ingewikkelder is dan het lijkt.’

Er zijn leraren die dat ook gewoon kunnen, zo heeft ze ontdekt in haar rondgang langs scholen en in alle gesprekken die ze in haar vijfjarig promotieonderzoek heeft gevoerd. ‘Ja, ook binnen het bestaande systeem, zegt ze, dat sterk gericht is op beheersing, op voortgang, op presteren. ‘Maar er zijn er ook heel veel bij wie het niet lukt. We zitten in een maatschappelijke constellatie waarbij de druk om te presteren, om nog sneller vooruit te gaan, om nog hoger opgeleid te worden, heel groot is. Je zou kunnen zeggen dat dat op spanning staat met het proberen zin te geven, echt zin te geven aan je leven. De tijd en de rust om daar innerlijk bij stil te staan, ontbreekt vaak.’

We zitten in een maatschappelijke constellatie waarbij de druk om te presteren, om nog sneller vooruit te gaan, om nog hoger opgeleid te worden, heel groot is. De tijd en de rust om daar innerlijk bij stil te staan, ontbreekt vaak.''

Ze begint haar proefschrift met een stukje van Picasso, wat ook de opmaat is voor het podcastgesprek.

Ik zoek niet, ik vind
Zoeken dat is uitgaan van het oude in een willen van het bekende in het nieuwe
Vinden dat is het volledig nieuwe, ook in de beweging
Alle wegen zijn open en wat gevonden wordt, is onbekend
Het is een waagstuk, een heilig avontuur

Dit is waar precies het pedagogische over gaat, zegt ze in een eerste reactie. ‘Het pedagogische gebeurt. Dat is niet iets wat maakbaar is. Je kunt hooguit proberen iets in gang te zetten. Maar of er iets gebeurt, weet je niet. Welke kant het uit gaat, weet je niet. En je kent ook de weg niet. En hoe harder je probeert te grijpen, ook in dat opvoeden, hoe minder goed het zal gaan.’ Picasso's woorden zijn daardoor ook van invloed geweest in de manier waarop ze haar proefschrift heeft vormgegeven. 'Ik heb geprobeerd om heel dicht bij het pedagogische te blijven. Dus om ook zelf aandachtig betrokken te blijven. Dus om niet heel hard te zoeken, maar wel te vinden.’

In deze podcast vertelt Lisette Bastiaansen onder meer wat aandachtige betrokkenheid is en wat het kan brengen, waarom juist zij dit onderzoek moest schrijven en op welke pedagogische schouders ze is gaan staan, in haar ontdekkingsreis.

Lekenpraatje

Utrecht 14 januari 2022

Met verstikte stem en met tranen in haar ogen spreekt ze me aan. ‘En jij, jij laat me nu ook al in de steek!’ Ik voel haar pijn. Het blijft even stil. Ongemakkelijk stil. Kort daarna loopt ze met haar ziel onder haar arm de school uit. Ik, haar studieloopbaanbegeleider, ik blijf in vertwijfeling achter. Hadden we als school toch niet? Had ík niet toch? Hoezo kunnen we deze studente niet bij ons op de opleiding houden? En wie gaat haar nu helpen om haar plek als mens in de wereld te vinden?

Het zojuist genoemde voorval vormde voor mij de aanleiding om op onderzoek uit te gaan. Behalve dat ik me handelingsonbekwaam voelde, riep het gebeurde ook veel vragen bij me op. Waar gaat onze aandacht en betrokkenheid als docent en mentor eigenlijk naar uit? Zien we een mens-in-wording, of kijken we toch primair naar een leerling die iets te presteren heeft? Hebben we ten aanzien van dat mens-worden of mens-zijn eigenlijk niet een opdracht als school?

Heel veel vragen en, u raadt het al, weinig antwoorden. Tijd dus om de vraag naar de pedagogische betekenis van ‘aandacht’ en ‘betrokkenheid’ in de vorm van promotieonderzoek op te pakken.

Als eerste ben ik in de literatuur op zoek gegaan naar waar het bij ‘aandacht’ en ‘betrokkenheid’ eigenlijk over gaat. Ik vond wat dat betreft bodem bij een theorie van presentie van Andries Baart. Baart maakt zich met zijn zorg-ethische theorie al jaren hard voor het blijven zien van de mens achter de zorgvrager.

Daarná heb ik me in de kern van het pedagogische verdiept. Vijf pedagogische denkers hebben me geleerd dat pedagogiek gaat over het handelen van opvoeders waar het gaat om het laten oefenen van kinderen met het op een volwassen manier omgaan met de eigen vrijheid. Een vrijheid die vorm krijgt ín de wereld en waarbij de vrijheid van de ander er evenzeer toe doet.

Vervolgens ben ik, geholpen door de theorie, zelf gaan verwoorden waar het mijns inziens bij pedagogisch georiënteerde ‘aandachtige betrokkenheid’ over gaat. Daarbij beschrijf ik drie met elkaar samenhangende aandachtsbewegingen, die tegelijk zowel een intentie als een aandachtsoriëntatie als een handelingsprincipe in zich herbergen.

Aandachtig zijn
Allereerst beschrijf ik een beweging van buiten naar binnen: ‘aandachtig zijn’. ‘Aandachtig zijn’ draait om werkelijk open staan voor, om de ander werkelijk erkennen en ontvangen. Het betreft een aandachtskwaliteit die over ruimte maken gaat.

Aanwezig zijn
De tweede beweging betreft ‘aanwezig zijn’. Dit is een primair innerlijke beweging die gaat over het afstemmen op je eigen binnenste om je vervolgens af te kunnen stemmen op de wereld om je heen. De kwaliteit die in dit stille aanwezig zijn besloten ligt is een uitnodigende kwaliteit. Daar waar jij als leraar of opvoeder met lijf en leden in het hier-en-nu aanwezig bent, nodig je de ander uit om ook tot aanwezigheid te komen.

Betrokken zijn
De derde beweging betreft een beweging van binnen naar buiten. Ik heb het dan over ‘betrokken zijn’. Dit beschrijf ik als een toegewijde vorm van aandacht gericht op datgene wat er op het spel staat, in dit geval het volwassen-in-de-wereld-bestaan van het kind als zelfstandig mens. Betrokken zijn kenschetst zich als kwaliteit door een steeds opnieuw geduldig uitdagen en uitnodigen, zonder het dus van de ander over te nemen. Betrokken zijn is in die zin meer wrijvend en afscheidend van aard.

Volgend op het theoretische onderzoek heb ik in de dagelijkse onderwijspraktijk onderzocht hoe ‘aandachtige betrokkenheid’ zich daar manifesteert. Daarvoor ben ik aandachtig betrokken meegelopen met leraren, leerlingen en leidinggevenden. De meeloopdagen vormden de basis voor vijftien portretten van aandachtige betrokkenheid. Deze portretten vormen het hart van mijn proefschrift.

Portretten
Om u een beetje mee te nemen in hoe die portretten er uit zijn komen te zien wil ik graag twee kleine stukjes tekst voorlezen. Allereerst een stukje waarbij docente Anja, die in haar les beeldende vorming te maken krijgt met twee jongens die elkaar met ducttape lijken te willen wurgen, op een geheel eigen manier ingrijpt.

Ducttape

Precies op het moment dat het uit de hand dreigt te lopen grijpt Anja in. Alsof er zich nog niks heeft afgespeeld draait ze zich losjes om. ‘Of je vraagt nu verkering aan elkaar, óf je stopt ermee’, zegt ze vriendelijk maar duidelijk tegen de jongens, haar stem slechts licht verheffend en de humor-nuance erin vooralsnog nauwelijks merkbaar. ‘Want ik voel nu een bepaalde spanning tussen jullie….daar kan ik zo niet mee omgaan!’

Ze kijkt beide jongens in de ogen. Die zijn – evenals ik – door het onverwachte van haar opmerking per onmiddellijk stil gevallen. Ik frons mijn wenkbrauwen. Waar gaat dit naar toe? Wat gebeurt hier op dit moment? In ieder geval lijkt het er op dat humor de angel uit het opstootje haalt. Maar is het eigenlijk wel de humor, of doet ze nog iets heel anders? Is het niet eenvoudigweg zo dat ze, doordat ze de klemtoon op haar eigen gevoel legt, de jongens ruimte geeft om op een niet-confronterende manier uit de situatie te stappen? En wat als ik kijk naar het effect van haar ‘interventie’ op de aandacht van de groep?

Een tweede stukje tekst betreft een moment in de les bij leraar Peter. Peter had me uitgenodigd bij hem op school te komen kijken, juist omdat het volgens hem in zijn eigen lessen niet goed gaat en hij wil dat er opener over het pedagogische gesproken wordt.

Onzichtbaar zijn

De leerlingen roepen van alles door elkaar. Peter doet een halfslachtige poging de boeken geopend te krijgen. De jongen met de minachtende blik in zijn ogen doet eenvoudigweg niet mee. ‘Doe je boek eens open’, maant Peter hem. ‘Ik snap niet helemaal wat je bedoelt’, reageert de jongen quasi onwetend, zijn blik op zijn schoot houdend. ‘Nou, gewoon, doe je boek eens open!’ De jongen reageert niet. Kijkt Peter niet aan. Alsof er niks gezegd is en Peter niet aanwezig is, blijft het boek op zijn schoot liggen.

Mijn hart verschiet van kleur. Recht voor mijn neus wordt onverbiddelijk zichtbaar dat het Peter niet – of in ieder geval niet meer – lukt om zijn pedagogische schilderij in deze les gestalte te geven. Zijn ideaal om vanuit vriendelijkheid en verbinding de vaderrol op zich te kunnen nemen, lijkt hier in de kiem gesmoord te worden of zelfs reeds te zijn. Het raakt me. Hoeveel harder kun iemand je afwijzen, dan door te doen alsof je lucht bent?

Het meelopen met de leraren, leerlingen en leidinggevenden heeft, in samenhang met de theorie, een aantal relevante inzichten met zich mee gebracht.

Zachte niet-zichtbare kracht
Zo komt naar voren dat ‘aandachtige betrokkenheid’ een subtiel gebeuren is. Het is als het ware een zachte kracht, een kracht die om een zachte, soms haast niet zichtbare manier van doen en vooral ook laten vraagt. Het gaat bij ‘aandachtige betrokkenheid’ dus niet om grote frontale aandacht, niet om grote gebaren. Veeleer voltrekt het zich stilletjes, vaak in de achtergrond, via via en in de vorm van kleine kruimeltjes.

Naast zacht is ‘aandachtige betrokkenheid’ overigens tegelijkertijd heel krachtig. Je zou kunnen zeggen dat het een vorm van all-in-one aandacht is waarbij de vraag hoe iemand als mens kan verschijnen bij iedere ontmoeting opnieuw in beeld komt, waarbij liefde en schuren samen opgaan, waarbij ruimte geven en ruimte begrenzen elkaar lijken te kunnen en moeten vinden en waar nabijheid en afstand zich haast tegelijk blijken te kunnen laten zien.

Ogenschijnlijk niks-doen
Het meest kenmerkend overigens voor zo’n pedagogische van-mens-tot-mens ontmoeting is dat het om een soort van georganiseerd ogenschijnlijk niks-doen vraagt, om op je handen zitten, om een geduldig ontvouwend verblijven bij dat wat is.

En ook al lijkt dat heel eenvoudig, dat is het klaarblijkelijk niet. Want behalve dat je aandachtig betrokken moet kunnen en willen zijn, dat je het kind achter de leerling moet kunnen en willen zien, vraagt het ook om de moed en de tijd en de ruimte om uit de binnen onderwijs georganiseerde beheersings- en voortgangsmodus te stappen. En precies dat, dat samen in onzekerheidscontreien vertoeven, precies dat blijkt nog niet zo eenvoudig.

Support
Belangrijk, zelfs onmisbaar hierbij is trouwens de support van de leidinggevende. Alleen samen kan ‘aandachtige betrokkenheid’ steeds opnieuw gestalte krijgen. Ook dat komt uit mijn onderzoek: aandachtige betrokkenheid is niet eenvoudig te fixen via vastgelegde missies of visies. In tegendeel. Daar waar organisaties of mensen proberen het vast te grijpen, verdwijnt het. Alleen daar waar het steeds opnieuw zachtjes en voorzichtig alleen en samen vastgehouden wordt, kan het zijn ‘werk’ blijven doen. 

Samenvatting
Samenvattend zou ik willen stellen dat ‘aandachtige betrokkenheid’ als de pedagogische grondhouding van onderwijs gezien kan worden. Het betreft een zachte, haast onzichtbare kracht die leerlingen steeds opnieuw uitdaagt en uitnodigt om als mens de volwassenheidshandschoen op te pakken. Dat is belangrijk voor die leerling zélf, immers hij of zij heeft een eigen leven te leiden, maar het is vooral ook belangrijk voor de manier waarop we sámen willen bestaan. In die zin is mijn onderzoek relevant kijkend naar vraagstukken als democratisch burgerschap, inclusiviteit en diversiteit.

Daarmee kom ik, tot slot, bij het belang van mijn onderzoek voor de wetenschap. Behalve dat ik mijn onderzoek methodologisch op een vernieuwende manier heb vormgegeven, is mijn onderzoek vooral ook relevant omdat het zichtbaar en dus bespreekbaar maakt waar het bij de pedagogische onderwijsprofessionaliteit, kijkend naar iemands grondhouding, over gaat en wat erbij komt kijken. Daarmee lever ik een bijdrage aan het goede gesprek over wat kwaliteit van onderwijs in pedagogische zin behelst. En dat is belangrijk, voor nu en voor later, omdat ook in onderwijs de vraag hoe we samen met elkaar als mens kunnen bestaan steeds opnieuw geagendeerd zou moeten kunnen blijven worden.

Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding. Een onderzoek naar de pedagogische betekenis van aandachtige betrokkenheid in onderwijs (2022). Lisette Bastiaansen. Uitgeverij Garant. 508 blz. Prijs: 32,50 euro ISBN 9789044138542.

Reacties

4
Login of vul uw e-mailadres in.


Jan Bos
2 jaar en 10 maanden geleden

PROMOTIE LISETTE BASTIAANSEN - Een Verslag

Op 14 januari 2022 promoveerde Lisette Bastiaansen aan de Universiteit voor Humanistiek op het proefschrift Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding. 
Als aandachtig toehoorder in de Viruele Senaatshal volgde ik de kritische bevraging door de opponenten en de welgeformuleerde verdediging door de promovenda.
Opmerkelijk was hoe zij zich al snel en kordaat over de ongetwijfeld aanwezige spanning heen zette en de aanwezigen meenam in een gloedvol en gedegen relaas over haar lijvige, ruim vijfhonderd pagina’s tellende dissertatie. Haar enthousiasme over Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding was mede daardoor mede een onmiskenbare demonstratie voor haar liefde voor onderwijs.
Hieronder mijn verslag dat ik al luisterend optekende en dat ik hier met voorafgaande instemming van Lisette met veel genoegen deel.
Jan Bos


Promotie Lisette Bastiaansen
 
Opponenten
Prof. dr. Geert Kelchtermans (Universiteit Leuven)
Mw. Prof. dr. Gerdien Bertran-Troost ( VU Amsterdam)
Prof. dr. Bram de Muynck ( Theologische Universiteit Apeldoorn)
Mw. Prof. dr. Doret de Ruyter (Universiteit voor Humanistiek Amsterdam)
Prof. dr. Wiel Veugelers ( Universiteit voor Humanistiek Amsterdam)
Promotor
Prof. dr. Gert Biesta ( Maynooth University)
Pedel
Yamit Gutman (Universiteit voor Humanistiek Amsterdam)

Na de opening door de rector magnificus Mw. Doret de Ruyter, krijgt Mw. Bastiaansen het woord.
Middels een korte inleiding geeft Mw. Bastiaansen een korte karakteristiek van wat Aandachtige Betrokkenheid (AB) behelst. Het gaat om:
Aandachtig zijn: Wérkelijk open staan en ruimte bieden
Aanwezig zijn: Afstemmen op éigen binnenste, uitnodigend en ontmoetend (de innerlijke aandachtsbeweging)
Betrokken zijn: Van binnenuit, als toegewijde vorm van aandacht, zonder het ‘over te nemen’.(de uitgaande beweging van binnen naar buiten)
Aan de hand van een tweetal contexten (docent Anja, docent Peter) wordt kort geïllustreerd hoe AB zich uit als ‘zachte kracht’, die ‘als vanzelf verschijnt’ als ‘one-in-all’ aandacht.
Duidelijk wordt dat AB als pedagogische grondhouding
- vraagt om moed
- in praktijk niet altijd aanwezig is
- vraagt om support van leidinggevenden
- zowel individueel als in teamverband kan worden ingebracht
Mw. Bastiaansen onderstreept het belang van AB in de relatie met de leerling, maar ook in breder verband zoals bijvoorbeeld demokratisch burgerschap.
 
De eerste opponent is Prof. Kelchtermans.
Hij noemt het ca. 500 pagina’s tellende proefschrift uitgebreid, evident, dapper en ambitieus. In zijn vraag richt hij zich op de methodologische/empirische aspecten, die hij ‘soms wel wat kort door de bocht’ noemt. Het ‘hoe, wat en waarom’ komt niet altijd duidelijk uit de verf.
Naar aanleiding van passages op p.31 en p.43 vraagt Kelchtermans zich af, welke impact de fysieke aanwezigheid in de onderzoekssituatie van Mw. Bastiaanse heeft op het zichtbaar zijn/worden van het fenomeen AB.
Mw. Bastiaansen antwoordt dat het onderzoek inderdaad interpretatief van karakter is, ook doordat ‘je jezelf mee naar binnen neemt’. Je bent onderzoeker en méns tegelijk. Die dualiteit is onvermijdelijk.
Te concluderen valt dat AB situationeel gebonden is, steeds anders, oneindig en temporeel van aard.
 
Als tweede opponent geeft Prof. Bertram-Troost aan, aangenaam verrast te zijn. Het proefschrift leest ‘als een roman’, doet hedendaags aan en is een voorbeeld hoe anno nu, complexe pedagogische situaties onder de aandacht komen. In haar ogen doet AB iets met alle actoren, heeft veel te bieden, maar vraagt ook veel van leerkracht en leerling, terwijl toch vaak ook de ‘ruimte’ ontbreekt. Mede doordat in de beschreven cases reflecties vrijwel ontbreken, stelt Prof. Bertram-Troost de vraag naar aanbevelingen die er te doen zijn om AB als pedagogische grondhouding te implementeren.
Mw. Bastiaansen benadrukt in haar antwoord, dat die vraag ook in de praktijk veelvuldig wordt gesteld. Er is veel vraag naar ‘tools’, voortkomend uit de kennelijk vergevorderde  instrumentalisering van het pedagogisch handelen in scholen. De behoefte bestaat wel degelijk in het veld. Ook uit de beschreven portretten blijkt wel, dat AB iets los maakt bij docenten, maar dat in de weerbarstige praktijk van alledag, ook ruimte ontbreekt. In een ‘zijstapje’ benoemt Mw. Bastiaansen dat bijvoorbeeld conciërges in ‘lossere situaties’ dat gevoel wat eerder te pakken hebben.
Uit de vraag van Prof. Bertram-Troost en de uiteenzetting van Mw. Bastiaansen blijkt wel dat een heldere strategie om leerkracht en leerling tot andere interactie te brengen, hier nog niet naar voren komt.
 
De derde opponent, Prof. Bram de Muynck is blij met het prettig te lezen proefschrift. Naar zijn mening raakt het onderzoek ook de kern van Christelijke waarden, mede doordat Mw. Bastiaansen ruimschoots geput heeft uit het gedachtegoed van Prof. Baart en diens presentie-filosofie. In de huidige onderwijscultuur van ‘interventie’, pleit dit proefschrift juist voor ‘aanwezig zijn’ en voor ‘beschikbaarheid’. Prof. De Muynck poneert dat AB niet zozeer een grondhouding zou zijn, maar meer een tegenkracht en vraagt zich af, of, zo bezien, Mw. Bastiaansen wellicht niet ‘radicaal genoeg’ zou zijn. Ter aanvulling stelt de Muynck nog de vraag naar de borging.
Het antwoord komt enigszins moeilijk op gang, maar aan de hand van enkele mooie voorbeelden illustreert Mw. Bastiaansen dat zij bewust gekozen heeft voor ‘schuren’ en niet voor ‘schaven’.
 
In aansluiting bij de eerdere opponenten, kan de vierde opponent, Mw Prof. Doret de Ruyter, zich vinden in de uitgesproken positieve reacties en prijst ook zelf het mooie, uitgebreide proefschrift. Daarbij merkt zij op dat Mw Bastiaansen gekozen heeft voor een fenomenologische benadering. Deze keuze roept tegelijkertijd vragen op: Waar AB nadrukkelijk wordt benoemd als pedagogisch grondbegrip, hoe zouden dan ándere  pedagogen, zoals bijvoorbeeld analytisch-pedagogen, het AB moeten omarmen?
Als tweede opmerking signaleert Prof. De Ruyter de erg beschrijvende taal van het proefschrift, waarbij zij zich meermalen afvraagt: ‘Wat staat er nu eigenlijk?’. Het veelvuldig gebruik van de term ‘verschijnen’ valt daarbij in het bijzonder op.
In haar antwoord geeft Mw. Bastiaansen aan, hoe zij zich in eerste instantie richt op existentiële pedagogiek, maar ook wel heeft geprobeerd om anderen tegemoet te treden. Naar haar stellige opvatting is AB breed toepasbaar. Juist en mede doordat kénnis van de leerlingen geen strikte voorwaarde is.
Ook de term ‘verschijnen’ is bewust gekozen. Deze geeft de onvoorspelbaarheid aan, het onverwachte, niet maakbare.
 
Als vijfde opponent komt Prof. Wiel Veugelers aan het woord. Hij geeft aan onder de indruk te zijn van de uitgebreide observaties en beschrijvingen, maar desondanks te worstelen met de vraag: ‘Wat is AB, wat léren leerlingen ervan en welke effecten zijn er?’ Daarnaast valt hem op, hoe op de één na laatste pagina ineens God verschijnt. En dat op een Humanistische Universiteit!
Mw. Bastiaansen stelt in haar antwoord, dat het proces bij leerlingen heel belangrijk is. De weg is weliswaar onbekend, maar brengt veel samen, ruimte en verbinding… De leerling zelf, kijkt naar binnen bij zichzelf.
Veel onderwijs is gericht op disciplinering, niet op vrijheid. Hoe kom je juist in díe scholen tot AB. Begrenzen en socialisering zijn zeker ook aspecten. Immers, vrijheid kent ook vele vormen. Een ieder die dit wil, kan vanuit het eigen ’zijn’ de weg vinden naar AB.
 
Tot slot is er nog even tijd voor nog een korte vraag van Prof Kelchtermans.
Hij vraag of in plaats van een beperkt aantal cases, een keuze voor meer cases niet ook tot meer onderbouwing had geleid?
Mw. Bastiaansen geeft aan dat dat had gekúnd, maar het niet persé beter zou zijn geweest. Waarom vijf cases, waarom niet meer …. (dan klinkt het)
HORA EST!
 
Na de beraadslaging verkrijgt Mw. Bastiaansen de titel van doctor.
De promotor Prof. Gert Biesta feliciteert haar met deze welverdiende beloning voor haar lange inspanning gedurende een periode van 6 jaren en prijst  de kersverse doctor voor haar doorzettingsvermogen, haar creativiteit en met het prachtige en omvangrijke (‘old school’) proefschrift.
 
Het proefschrift is te verkrijgen bij Garant Uitgevers, Apeldoorn.
ISBN 9789044138542

Login of vul uw e-mailadres in.


Reyer Ploeg
2 jaar en 10 maanden geleden

Beste Lisette, Met stijgende vreugde heb ik naar de podcast geluisterd. In verband met mijn eigen onderzoek naar de betekenis van kunst in het onderwijs ben ik vooral nieuwsgierig naar je methodologie. Die wordt in je boek ook uit de doeken gedaan, neem ik aan. Maar is het mogelijk daarover contact met je op te nemen?
Hartelijke felicitaties, dank en groeten, Reyer Ploeg

Login of vul uw e-mailadres in.



Lisette Bastiaansen
2 jaar en 10 maanden geleden

Zeker kan dat Reyer. Groet, Lisette

Login of vul uw e-mailadres in.


Levi van Dijk
2 jaar en 10 maanden geleden

Beste Lisette,
Ik was er online bij. Helaas had ik problemen met het geluid dus mistte ik het begin van je prachtige praatje.
Ik neem veel inspirate uit dit proefschrift mee in mijn sociale werk.

Er zitten paradoxen in je schrift en die zachte kant raakt me en de kern lijkt ook geraakt worden.
Ik moet daarom denken aan Zie de mens van Manu Keirse.
En natuurlijk: Weten wat te doen, wanneer je niet weet wat te doen, wat daarbij enorm aansluit.

Ik kom graag nog nader in contact en ga je boek zeker bestellen, maar als het mogelijk is wil ik ook graag je wetenschappelijke werk.

Warme groet,
Levi van Dijk

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief