Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Met Hans Schnitzler in technotherapie: geef je aandacht met aandacht weg

16 juni 2025

Op woensdag 4 juni 2025 was Hans Schnitzler onze laatste gast in de reeks van NIVOZ-onderwijsavonden in het schooljaar 2024-25. In zijn lezing getiteld ‘Vorming in vloeibare en digitale tijden’ ging hij in op de verstrekkende gevolgen van technologische ontwikkelingen voor onze betrokkenheid op de wereld. Het vermogen om met aandacht bij iets of iemand aanwezig te zijn en geraakt te worden staat op het spel. Juist die menselijke hulpbron zouden we in het onderwijs moeten cultiveren, stelde Hans. NIVOZ-medewerker Leone de Voogd blikt terug op de avond en haar experiment met het gebruik van AI.

We zitten met enkele collega's en Hans Schnitzler aan tafel in het Dokhuis, voorafgaand aan de onderwijsavond, waarvan ik verslag zal doen. Al snel komt ter tafel dat AI dat ook kan doen. Sommige collega's zetten het al in voor allerlei klussen. Ik heb er moeite mee. Vanuit morele bezwaren tegen het energiegebruik en het ‘onteigenen’ van data en werk, maar ook vanuit een soort angst. Voor de groeiende invloed die niet te stoppen lijkt en voor mijn eigen onkunde en onbegrip om er iets mee te doen. Ik voel me soms een oude nostalgische boomer en soms een idealist met een rechte rug. Maar om je een oordeel te vormen over AI moet je ermee werken, schreef Ernst-Jan Pfauth pas in de Correspondent.

“Stuur me gewoon de opname, dan laat ik AI een transcript en verslag maken en kun je het in ieder geval bekijken...” Ik koos voor het experiment. Dit verslag is een samenwerking tussen AI en mij, zou je kunnen zeggen. Of zeg dat ik in technotherapie ben gegaan, zoals Hans dat in uitgebreide vorm doet in zijn essay ‘De mens, de machine & de therapeut’ dat we na afloop van de avond meekregen.

Hieronder lees je in GROEN de woorden van AI en in ZWART mijn eigen verhaal.

Over technologie, tact en menselijke aandacht — met Hans Schnitzler bij NIVOZ

Op een zwoele avond in het Dokhuis sloot Hans Schnitzler het NIVOZ-jaarthema ‘Verkeerd Verbonden’ af met een verhalende en filosofische lezing over technologie, menselijke waardigheid en de noodzaak van aandacht. Voorafgaand aan zijn bijdrage sprak Jan Jaap Hubeek een persoonlijke inleiding uit — een pedagogisch appel over oordeelsvorming, het oefenen van je innerlijk kompas en het zoeken naar richting in een tijd van digitale versnelling.


Een zwoele avond? De start van het AI-verslag doet gelijk de wenkbrauwen fronsen over het waarheidsgehalte. Het was een frisse en winderige voorjaarsdag in Rotterdam. Maar vooruit, verder valt er weinig af te dingen op de samenvatting van thema's.

In zijn inleiding verbond Jan Jaap Hubeek op indringende wijze zijn persoonlijke ervaringen als vader, lezer en onderwijsman met de vragen die technologie oproept.


Vervolgens beschrijft AI dat Jan Jaap beeldende anekdotes gebruikte, scherp reflecteerde en refereerde aan mythes. Wil je de inhoud meekrijgen? Lees dan zijn volledige inleiding hier: Nivoz | De pedagogische oefenruimte: een plek waar niet het algoritme bepaalt wat telt, maar waar aandacht, nabijheid en twijfel ruimte krijgen

Na de inleiding van Jan Jaap Hubeek, waarin pedagogische oriëntatie en oordeelsvorming als kompas werden neergezet, nam filosoof Hans Schnitzler het woord. In zijn lezing legde hij de vinger bij een ontwikkeling die vaak sluipenderwijs plaatsvindt: hoe technologie onze blik op de wereld — en op elkaar — verandert. Zijn verhaal was een uitnodiging tot kritisch digitaal bewustzijn. Niet uit technofobie, zoals hij nadrukkelijk stelde, maar vanuit een diepe bezorgdheid over de menselijke waardigheid in tijden van schermen, data en algoritmes.


Hij begon met een stap terug: met het schetsen van het bredere landschap waarin wij ons vandaag bevinden. We leven, zo betoogde Schnitzler, in vloeibare tijden — een term van de Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman. Tijden waarin niets meer vanzelf spreekt, waarin verandering de enige constante is, en waarin ook opvoeding en onderwijs onder druk komen te staan door een versnellende samenleving die veel vraagt van het zelfmanagement van mensen.


Twee dingen vallen me al snel op als ik het AI-verslag van de avond lees. De elementen van het verhaal van Hans worden in niet-chronologische volgorde behandeld (blijkbaar moest je dat ook als specifieke prompt meegeven), en op een wijze met elkaar verbonden die Hans zelf nooit zo verwoord heeft. Ik besluit het AI-verslag niet volledig en in oorspronkelijke volgorde te gebruiken: dat zou een onjuist verhaal opleveren. Hieronder volgen steeds fragmenten uit het verslag.

Daarnaast mis ik een aspect dat ik als ‘menselijk’ zou willen beschouwen: humor en sfeer. Ondanks de zorgelijke ontwikkelingen waar Hans ons mee confronteert, weet hij een bepaalde vorm van luchtigheid en optimisme mee te geven aan zijn verhaal en ons te bemoedigen als ‘mensen onder elkaar'. Zo zegt hij met een knipoog: “Dat is een hele opbeurende mededeling”, over de constatering dat in deze tijden verandering de enige zekerheid is.

“De mens is een antiek meubelstuk in een modern ingerichte kamer.”

— Günther Anders
 

Met dit beeld maakte Schnitzler voelbaar dat de technologische ontwikkelingen sneller gaan dan wij biologisch, psychologisch of sociaal kunnen bijhouden. In de woorden van techniekfilosoof Günther Anders leven we in een wereld die we zelf hebben gemaakt, maar die ons inmiddels ontgroeid is.


Schnitzler verwees naar zijn werk over ‘prometheïsche schaamte’ — het gevoel dat we tekortschieten als mensen, omdat onze apparaten sneller, preciezer of efficiënter lijken dan wijzelf. Deze schaamte raakt aan iets fundamenteels: het verlies van vertrouwen in onze eigen vermogens.


Een belangrijk aspect van de prometheïsche schaamte mis ik hier en dat is dat deze vaak onbewust is. We voelen ons kleiner door technologie, omdat wij zelf bij het minste of geringste een foutmelding geven, aldus Hans. Daarom zouden we wat hem betreft in technotherapie moeten, om onze relatie met technologie te onderzoeken: hoe zijn we hier gekomen?   

Onderdeel van de technotherapie is het terugblikken. Hans doet dat met ons aan de hand van een kort filmpje uit 1998. Documentairemaker Frans Bromet vroeg mensen toen of ze interesse zouden hebben in een mobiele telefoon. We giechelen een beetje om de antwoorden: de meeste voorbijgangers vinden het onnodig of lijkt het maar niets. Het blijkt dus heel erg moeilijk om in te schatten wanneer een nieuwe technologie iets is dat je zou willen omarmen, stelt Hans.

Het giechelen verraadt ook het ongemak. We voelen iets van heimwee en nostalgie. Hans: “Het lijkt erop dat we collectief iets zijn gaan doen waarvan we 20 jaar geleden dachten dat het de hel was. Hoezo moet ik altijd bereikbaar zijn?” Volgens Hans is marketing er verdomd goed in ons te laten geloven dat we bepaalde behoeftes hebben, maar is het ook heel menselijk om alles te omarmen wat communiceren makkelijker maakt: we zijn een sociaal dier. Daarnaast zijn we ook een technologisch dier, zo licht Hans toe aan de hand van de mythe van Prometheus:

De Griekse god die het vuur stal van de Olympus en het schonk aan de mens. Het vuur als symbool van technologie: een goddelijk goedje in mensenhanden. Creatief, scheppend, maar ook onvoorspelbaar en gevaarlijk.


Volgens Schnitzler toont deze mythe dat wij mensen van meet af aan technologische wezens zijn. We komen onvolledig ter wereld, zonder klauwen of vacht, en zijn dus aangewezen op hulpmiddelen, op prothesen. Deze prothesen zijn niet optioneel, ze maken ons tot wie we zijn. Alles wat cultuur is, is gecultiveerd door technologie. Maar — en daar ligt het risico — elke technologie draagt ook waarden in zich.


Welke waarden dat dan zijn, is in het AI-verslag nauwelijks terug te vinden. Hans maakt duidelijk dat onze technologieën met name neoliberale waarden in zich dragen: gemak, snelheid, zelfredzaamheid. De vraag is volgens hem of dit de waarden zijn waarnaar we in het onderwijs op zoek zijn. Want wat gemakkelijk gaat, beklijft vaak minder. Als je een onderwijsomgeving frictieloos maakt, wat verlies je dan?

“Onderwijs moet een plek zijn waar tact en vertraging ruimte krijgen.”
 

Tegenover de logica van snelheid en controle, plaatste Schnitzler de pedagogische kracht van vertraging. Van tact, een begrip dat hij leende van pedagoog Max van Manen. Tact is de fijngevoeligheid waarmee een leraar in het moment afstemt op de leerling. Het vraagt aandacht, nabijheid en ervaring — kwaliteiten die geen algoritme kan vervangen.


Deze vorm van pedagogisch handelen wordt steeds lastiger in een wereld die gericht is op frictieloosheid. Schnitzler wees op het gevaar van een onderwijspraktijk die alles efficiënt wil laten verlopen. Want wat gebeurt er als leerlingen niet meer mogen verdwalen, als er geen ruimte meer is voor niet-weten, voor aarzelende zoektochten?


In bovenstaand fragment lijkt het wel alsof AI woorden van NIVOZ in de mond van Hans heeft gelegd. Komt dat door de prompt ‘Schrijf een NIVOZ-verslag'? Hans heeft Van Manen niet genoemd, noch sprak hij van ‘verdwalen’ of ‘niet-weten'. Wel sprak hij in eigen woorden over ‘tact’ (zie verderop) en over hoe technologie onze betrokkenheid bij elkaar kan vergroten, maar ook juist kan verstrooien of tenietdoen. We leven in een aandachtseconomie, waarin technologieën ontworpen zijn om ons af te leiden van het hier en nu. Hoe langer ze onze aandacht vasthouden, hoe meer data ze kunnen genereren.

We leven vandaag niet alleen in een fysieke wereld, maar ook in een ‘infosfeer’, zoals de Italiaanse denker Luciano Floridi het noemt. Een wereld van onzichtbare datastromen, waarin we als ‘inforks’ — verbonden informatieorganismen — permanent sporen achterlaten, gevolgd en gevoed door algoritmen.


AI slaat hier een kritische kanttekening over: dat ook in de infosfeer er altijd iemand is die de lakens uitdeelt. Het zijn de ‘techbro's’ die hier garen bij spinnen en bepalen in wat voor soort structuur wij ons schikken. Uiteindelijk gaat het over macht. Wie komt er via al die handigheidjes die het onderwijs steeds meer frictieloos maken bijvoorbeeld de klas in?

“Je bent niet je data. Je bent een mens met verlangens, twijfel en een lijf.”
 

Toch is dat precies het gevaar, aldus Schnitzler: dat we onszelf gaan begrijpen in termen van data. In een tijd waarin slimme systemen alles monitoren en voorspellen, dreigt de mens te worden gereduceerd tot een informatieverwerkende machine. Niet omdat dat waar is, maar omdat dat meetbaar is.


Dit mensbeeld noemt hij ook wel dataïsme: “Het idee van dataïsme is dat als je maar genoeg data aan de mens en zijn omgeving weet te onttrekken, en genoeg patronen zichtbaar worden, dat je als het ware de essentie van de mens te pakken krijgt.”

Die data worden ons onder andere ontfutseld door allerlei ‘slimme’ technologieën: slimme steden, slimme ijskasten, slimme ziekenhuizen en slimme scholen (terwijl ik hier notities van maak, vertelt mijn sporthorloge mij dat mijn hersteltijd verbeterd is...). Het woord ‘slim’ is volgens Hans heel slim gekaapt door de internetindustrie: “Want wie wil er nou naar een domme school gaan?”.   

“Slim betekent per definitie surveillance.”


Tegen deze achtergrond riep Schnitzler op tot terughoudendheid in het omarmen van ‘slimme’ technologieën in het onderwijs. Want slimheid — in de zin van digitale efficiëntie — gaat bijna altijd gepaard met controle. Met het verzamelen van data, het monitoren van gedrag, het optimaliseren van prestaties.


Als we kinderen gaan begrijpen als datapunten — als leerlingen die via dashboards en leerlingvolgsystemen worden gestuurd — verliezen we iets cruciaals. Niet alleen hun lijfelijke aanwezigheid, maar ook de ruimte voor betekenis, voor ontmoeting, voor het onverwachte. Juist in het onderwijs is het fysieke, relationele contact onmisbaar.


Dat fysieke en relationele is moeilijk in taal te vangen. Dat lukt AI dus ook niet in dit verslag, en mij eigenlijk ook niet in woorden. Maar ik voel dat het uitmaakt dat ik hier vanavond in de zaal zit. Dat ik het publiek achter mij hoor mompelen of lachen en Hans zie bewegen. We communiceren met ons lichaam, en dat fysieke aspect van het mens-zijn moeten we misschien meer koesteren, zegt Hans. We verliezen iets als er een scherm tussen ons en de wereld komt.

De vraag die blijft hangen: in hoeverre willen we onze menselijke vermogens — aandacht, oordeel, verbeelding — uitbesteden aan systemen? En zijn we nog in staat om daarin bewuste keuzes te maken?


Volgens Hans zouden we ons veel vaker af moeten vragen waarom we een bepaalde technologie eigenlijk willen en voor welk probleem we een oplossing zoeken. Wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat iets ‘ons helpt'? Waarmee of waartoe moet het helpen? Het is eigenlijk de vraag die je bij de vele keuzes in het onderwijs zou moeten stellen: wat is onze bedoeling of intentie en welke vormen (technologieën) en handelingspraktijken passen daar wel en niet bij?

We zijn snel geneigd te denken dat iets ‘helpt’ als iets ons efficiënter maakt. Maar dat is dus al een waarde die door technologische ontwikkelingen en het kapitalisme ingegeven is. We willen allemaal harder, sneller, sterker, tot we aanlopen tegen een onbestemd gevoel van gemis. Dat gevoel kwam naar boven bij het kijken van het filmpje uit 1998: de nostalgie en het verlangen om weer eens zonder smartphone op pad te gaan.

Tegelijkertijd doen we het onszelf aan. Je kunt zeggen dat we ons laten sturen door technologie, maar Hans laat zien dat dit ook een onderdeel van ons is. Misschien maakt dit iets minder fatalistisch: als het een onderdeel is van jezelf, kun je het dan leren hanteren, in plaats van je er volledig aan over te geven of tegen af te zetten? Het balanceren in dat moeilijke midden tussen technologie blind inzetten of afwijzen, is misschien wel waarin we onze jeugd te begeleiden hebben. Waarbij zij vooroplopen, omdat zij de nieuwe ontdekkingen doen. Wij kunnen alleen maar meelopen en vragen stellen.

Schnitzler eindigde met een spiegel. Niet van technologie, maar van onszelf. De opdracht ligt niet in het verwerpen van technologie, maar in het hervinden van onze pedagogische stem. In het bewust afwegen: wanneer versterkt technologie de menselijke ontmoeting — en wanneer vervangt zij haar?


Zijn lezing was geen pleidooi voor nostalgisch verzet, maar een uitnodiging tot zorgvuldige afstemming. Tussen mens en machine, tussen snelheid en vertraging, tussen het meetbare en het betekenisvolle.


En zo eindigde zijn verhaal met misschien wel de eenvoudigste, maar ook meest radicale pedagogische houding:
 

“Aandacht — dat is de zeldzaamste en zuiverste vorm van gulheid.”

— Simone Weil

 

Het thema ‘aandacht’ is hier weliswaar de uitsmijter van het AI-verslag, maar krijgt daarin niet de aandacht die Hans eraan gaf en die het verdient. Hans verwees naar het boek ‘De wereld buiten je hoofd, een filosofie van de aandacht’ van Matthew Crawford, die schreef dat aandacht een menselijke hulpbron is, zoals water en lucht dat zijn. “Dus je zou kunnen zeggen, waar zuivere lucht ons laat ademen, laat zuivere aandacht ons denken en voelen. Sterker nog, daar waar je aandacht aan besteedt, bepaalt ook wat reëel, wat echt voor je is.”

Daarom moeten we volgens Hans ook de strijd aangaan met de aandachtseconomie. Aandacht staat voor liefde, toewijding en zorg. De gulheid zoals Simone Weil die benoemt, heeft ermee te maken dat je jezelf even tussen haakjes moet zetten als je echt op een aandachtsvolle manier bij iets of iemand aanwezig wilt zijn. “Daarmee schenk je jezelf ook weg", aldus Hans.  Het is juist dit vermogen dat volgens Hans aan erosie onderhevig is.

Om te illustreren hoe belangrijk ‘aandachtsmanagement’ is, toont hij het beroemde marshmallow-experiment over uitgestelde beloning, waarin kinderen alleen worden gelaten met een marshmallow, met de mededeling dat ze er twee krijgen als ze deze niet opeten. De kinderen die hierin 'slagen’, doen dat door hun aandacht te verleggen naar iets anders. Uit onderzoek blijkt dat deze kinderen later in hun leven gelukkiger zijn en vaker doen waar hun interesse naar uitgaat. Het lijkt alsof het kunnen sturen van je aandacht dus ook te maken heeft met rechtdoen aan jezelf en invulling kunnen geven aan je eigen vrijheid.

Ook daarom is aandacht iets om in het onderwijs aan te werken, stelt Hans. Hij komt hier bij dat woord ‘tact’, dat volgens hem gaat over gevoeligheid voor wat er vanuit je omgeving op je afkomt en een balans vinden tussen afstand en nabijheid. Hans verwijst naar een dichtregel van Lucebert: “Wordt van aanraakbaarheid rijk.” Dit zegt volgens Hans heel mooi hoe wij als mensen tastende wezens zijn, die geraakt en aangeraakt kunnen worden, “door een hand op onze schouder, een stukje muziek, een plotseling opdoemend landschap, een gesprek”. Dat is niet met data te vangen, te voorspellen of te controleren. In het onderwijs zouden we misschien juist deze aanraakbaarheid moeten cultiveren, zodat we de voelsprieten die we allemaal hebben ook daadwerkelijk uitzetten.

Hans: “Misschien moet ik wel besluiten met aandacht, aandacht, aandacht. De rest is bullshit. Dank u wel.”

Aandacht. Dat is misschien wel wat ik mis in een AI-verslag en denk en hoop in een eigen verslag te stoppen. Ik houd van ploeteren, van dingen met aandacht doen. Ik geloof dat je daar het meeste van leert en de meeste voldoening uithaalt.  Ik wilde deze avond aandachtsvol aanwezig zijn, en me laten raken. Natuurlijk, je kunt dit verhaal teruglezen en wie weet word je wel net zo geraakt. Dat kan noch AI noch ik voorspellen.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief