Meester Ongemak
1 januari 2023
Wat te doen – of juist te laten - als alles in je gilt dat je weg wilt lopen, terug wil naar het oude, of een beschermende muur om het bestaande heen wilt leggen? Lisette Bastiaansen komt Meester Ongemak tegen in jeugdwerkplaats STRONK in Dongen, de plek waar ze pedagogisch onderzoek wil doen. Wat betekent het om opnieuw te beginnen? Voor de jongeren die uit het schoolsysteem zijn gevallen, maar dus ook voor Lisette zelf die in deze bijdrage beschrijft hoe ze zichzelf tegenkomt. ‘Oh oh, wat ga ik hier veel leren.’
‘Ik wil wat dóen!’
‘Wat kan en moet ik dóen?’
‘Ik wil ertóe doen, hoe kan ik in godsnaam hier iets doen!’.
Het zet-mij-aan-het-werk-en-laat-me-doen-en-daarmee-ertoe-doen stemmetje in mijn hoofd schreeuwt om aandacht in een poging gehoord te worden. Ik zit boven in de loods, in ‘het atelier’ van Stronk, en ervaar aan den lijve hoe het is als Meester Ongemak je binnenste bereikt. Gek word ik ervan, temeer daar presteren, uiterlijk resultaat bereiken en daarbij een zo groot mogelijke voortgang behalen, nou precies níet de kern is van waar het hier bij Stronk om draait. Hier lonkt de rust, de stilte, het samen-zijn en het – via het samen-maken – vertoeven in de wereld zonder-(nog-even)-zeker-te-moeten-weten. Schaars beschikbare verrukkelijkheden in een maatschappij waar zeker weten, vooruitgaan en presteren nog altijd de maat slaan. Dus waarom wil ik dan per se de hele tijd iets dóen en bereiken? Waarom ervaar ik Meester Ongemak? Ik zocht toch de stilte, ruimte om met lijf en leden te onderzoeken, en het samen ‘zijn’ toch?
Mijn gedachten dwalen af naar de kennismaking met Stronk, enkele maanden daarvoor. Grotendeels zelf uit het betaalde arbeidsproces gestapt, vanwege aanhoudende gezondheidsklachten, kwam ik in een poging om op eigen-wijze en in eigen-tempo aan de slag te gaan met de vraag wat het betekent om in pedagogische zin opnieuw te beginnen, uit bij Stronk Jeugdwerkplaats in Dongen. Daar is het opvangen van jonge mensen die (even) de weg in de wereld niet meer weten ‘corebusiness’. Daar moesten dus pedagogische antwoorden te vinden zijn, toch? Hoe gaat een jeugdwerkplaats als Stronk om met pedagogische vragen die er in het licht van het oefenen met samen-steeds-opnieuw-als-mens-in-de-wereld-bestaan toe doen? Hoe ondersteunen zij jonge mensen bij het (her)vinden van hun plek en weg in de wereld? Hoe geven zij hun pedagogisch klimaat vorm? En wat komt bij dat ‘werkelijk opnieuw beginnen’ nou juist wel of juist niet kijken?
Zoals met iedereen die binnenwandelt in hun licht verwarmde werkloods (lees: ongemakkelijk koude werkplek) in Dongen, probeerden eigenaren Mark en Jorus mij op die maandag enkele maanden geleden - nadat ik allerhartelijkst was ontvangen - via een lang en open gesprek te leren kennen. Wat kwam ik ten diepste doen? Was ik oprecht? Wat waren mijn motieven? Het waren wezenlijke vragen die tussen de regels van het babbelen door onuitgesproken de revue passeerden. Woordeloos aftastend en onderwijl lekker kwebbelend waren we er redelijk snel uit. Dat wil zeggen, er was zo’n drie uur praten, voelen en zo nu en dan huilen voor nodig. Daarna konden we gedrieën ten diepste besluiten: dat ik oké was. Dat zij oké waren. En dat het goed was.
Wat kwam ik ten diepste doen? Was ik oprecht? Wat waren mijn motieven? Het waren wezenlijke vragen die tussen de regels van het babbelen door onuitgesproken de revue passeerden.''
En nu zit ik dus hier vandaag op de zolderetage, in wat binnen Stronk tot ‘het atelier’ is gedoopt – jongeren kunnen hier schilderen, zeefdrukken, t-shirts bedrukken en nog veel meer – niks te doen. En ook al voelde ik enkele maanden geleden intuïtief aan dat alles klopte: de hier-en-nu realiteit doet mij toch vooral ongemak ervaren. Het is een gelaagd ongemak, zo concludeer ik na gewaar te zijn geworden dat dit onbehaaglijke gevoel zich zowel in mijn hoofd als in mijn lichaam heeft genesteld.
Allereerst betreft het een ongemak behorend bij het vrijwillige - en dus niet betaalde – karakter van mijn queeste naar het thema ‘in pedagogische zin opnieuw beginnen’. Wie zit er op dit onderzoek te wachten? Als het zich niet in klinkende munt uitbetaalt, als de financiers niet voor de deur staan, dan doet het er niet toe toch? En doe ík er dan eigenlijk nog wel toe, of is het eenvoudigweg zo dat je in deze maatschappij écht alleen maar meetelt als je jezelf en je werk in euro’s kunt uitdrukken?
Daarnaast betreft het een ongemak dat te maken heeft met het ontbreken van vaardigheden. De creatieve doe-modus heeft tot op heden maar een klein deel van mijn leven uitgemaakt - behalve dan jam maken, koken en gedichtjes schrijven – en dus ben ik er ook niet zo in thuis, laat staan dat ik andere jonge mensen er iets in kan bijbrengen.
Tot slot betreft het - last but not least - en niet-moeten-maar-mogen-ongemak. Daar waar de innerlijke ‘moeten’-zweep het grootste deel van mijn leven de dienst heeft uitgemaakt, weet ik me nu geen raad. Ik word liefdevol ontvangen zonder ook maar iets van prestatiekwaliteiten te laten zien. Hoe kan dat? En klopt dat wel, of moet ik straks alsnog ‘het veld ruimen’ als blijkt dat ik in presterende zin niet van waarde ben?
Ik word liefdevol ontvangen zonder ook maar iets van prestatiekwaliteiten te laten zien. Hoe kan dat? En klopt dat wel, of moet ik straks alsnog het veld ruimen?''
Het is dat het in de Stronk-loods net-niet ijskoud is, anders zou nu het ongemakkelijkheidszweet uit mijn poriën gutsen. De ratio, de prestatie, de vooruitgang: alles wat mij in het verleden houvast gaf, blijkt er hier maar beperkt toe te doen. Meester Ongemak staat aan het roer en laat vanuit alle windhoeken van zich horen. En oh, wat voel ik me – vol staande in de wind - bibberig en kwetsbaar.
Terug naar de realiteit. Tegenover me is inmiddels Maaike, de vooralsnog enige vrouwelijke Stronk-jongere, aangeschoven. Ze schudt me kort de hand en stort zich vervolgens op haar Mandela-kleurboek. Donker haar, donkere uitstraling. Mooie kleuren in haar schrift. Een geleefd leven achter zich neerslaande ogen. Ik zie, of nee ik voel ook zachtheid. Maar ook afstand. De wereld moet nog even buiten blijven. En ik ook. Het is niet dat we elkaar niet gaan ontmoeten, zo proef ik. Maar wel pas later en niet nu. Want Maaike bepaalt, zo merk ik in alles, het tempo en de route.
Ik probeer tegen de ongemakkelijkheidsgemoedsstroom in de moed erin te houden en gooi relatief luchtig bij een collega-vrijwilliger een balletje op over een te maken setje Stronk-ansichtkaarten. Leuk toch, wat Stronk merchandise? Prachtig idee, zo beaamt ze. Toch ervaar ik ook hier onmiddellijk een enorm gat tussen wens en werkelijkheid. Leuk gezegd, zo’n setje kaarten, maar hóe dan?! Hoe werkt die zeefdruk? Hoe maken we setjes? Wie gaat wat ontwerpen? Welke stap eerst en wat daarna? Weerstand, weerstand en nog meer weerstand. Het was me al door Jorus verteld: tussen denken en doen zitten machines die weerstand bieden. Aan jou, aan jouw wil, aan wat jij eenvoudigweg voor elkaar denkt te krijgen. En nu ervaar ik aan den lijve hoe verschrikkelijk ongemakkelijk het is als je iets wel wilt, maar nog niet kunt.
Nu ervaar ik aan den lijve hoe verschrikkelijk ongemakkelijk het is als je iets wel wilt, maar nog niet kunt.''
Mijn collega naast me heeft duidelijk minder last van ongemaksstress dan ik. Eerder die dag was ze aan de slag met touw en knopen en macrameede ze in alle rust een bananengadget. Nu zit ze rustig wat voor haar uit te staren en tikt af en toe wat op haar telefoon. En alhoewel haar rustige aard aanstekelijk werkt, wil ik toch het allerliefst aan de slag.
Na licht aandringen mijnerzijds besluiten we samen de handen uit de mouwen te steken. We richten ons op het in papieren schetsontwerpen voor de met Stronk-spreuken versierde ansichtkaarten. Nu potloden, linialen en schrijfgerei in de aanslag zijn gebracht, lijkt Meester Ongemak zich even wat terug te trekken. Een ontwapende ruimte neemt zijn plek in. De spanning in mijn lichaam neemt af. Niks moet, alles mag, zo was het toch?
En dan doet het einde van de dag zijn intrede. De zonnestralen besluiten het voor gezien te houden en de (licht ongemakkelijke) koude krijgt ook in het atelier de overhand. Maaike heeft inmiddels met een ‘doei, ik ben weg’ het hazenpad genomen en mijn koude voeten manen mij tot het verzorgen van mijn lichaam. Tijd om mijn innerlijke kakafonie definitief tot rust te brengen!
Misschien gaat de kans om werkelijk (samen en alleen) opnieuw te beginnen altijd gepaard met ongemak, zo bedenk ik, ondertussen naar beneden lopend, al reflecterend op mijn ontmoeting met Meester Ongemak. Misschien zit daar waar je ‘het nieuwe’ of ‘het andere’ ontmoet altijd eerst schuurpapier? En wat dan te ‘doen’ – of juist te laten - als alles in je gilt dat je weg wilt lopen, terug wil naar het oude, of een beschermende muur om het bestaande heen wilt leggen?
In het beneden gelegen verwarmde ‘Proathok’ tref ik Mark en Jorus. Zonder dat ik er om vraag benoemen ze mijn staat van zijn. Ik bemerk bij mezelf innerlijk respect voor hun opmerkzaamheid. Blijkbaar zijn ze in staat om datgene aan te raken wat in mij leeft, nog vóórdat het door mij benoemd is? Behalve dat ze de link leggen naar de jongeren – ook zij komen onwetend wat betreft techniek en met ongemakkelijke gevoelens wat betreft het onbekende bij Stronk naar binnen – proberen ze me direct en indirect gerust te stellen. ‘Het hoort erbij, het is iets om doorheen te gaan.’
Behalve dat Mark en Jorus de link leggen naar de jongeren, proberen ze me direct en indirect gerust te stellen. Het hoort erbij, het is iets om doorheen te gaan.''
Ik poog te benoemen wat er in mijn binnenste omgaat, maar slaag daar maar ten dele in. Het verkennen van mijn innerlijke wereld heeft meer tijd nodig, zo merk ik. Dan blijft het even stil. Plots realiseer ik me tot in de puntjes van mijn koude tenen dat ik hier niet alleen onderzoek ga doen, maar dat ik hier vooral als mens zélf heel veel ga leren. Zoals filosoof Kunneman ooit tegen me zei: ‘zodra iemand op het punt komt van wat is dit, wat moet ik hier, ik wil hier weg, precies dan zit je op een heel spannend moment’.
Precies dat. Ik zit op een heel spannend moment. Zo’n moment waarvan pedagogen vinden dat je het kinderen en jongeren moet laten meemaken. Omdat dat kind/die jongere precies in die onderbreking van de normale staat van zijn - in die staat waarin Meester Ongemak zich aandient - zichzelf opnieuw kunnen en moeten uitvinden. En precies daarin kunnen ze dan oefenen met als mens opnieuw op te staan.
Oh oh, wat ga ik hier veel leren.
En oh oh, wat ga ik mezelf tegenkomen.
Dr. Lisette Bastiaansen is onderwijspedagoog en auteur. In januari 2022 verscheen haar proefschrift 'Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding'.
Meer artikelen en podcasts over STRONK (en Lisette)
Reacties