Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'In mijn lezingen, lessen en toespraken vertel ik altijd dat de oorlog niet begon met gaskamers'

4 mei 2017

‘In mijn poging een maatschappij te bewerkstelligen waarin elk mens naar eigen kunnen participeert, ben ik slechts een klein onbeduidend radertje,’ beseft Josua Ossendrijver (72). Toch ziet hij –  ook tot zijn eigen voldoening – hoopgevende signalen. Zijn verhaal als bijdrage aan gesprekken over burgerschapsvorming, als impliciete opdracht van onderwijs. ‘Voor mij als oud-onderwijsman is er slechts de weg van het kind om aan een toekomst te werken waarin het woord ‘samen’ betekenis krijgt en leidt tot samenwerking. Mens-zijn kan alleen in een samenspel met de medemens.’

Geboren worden in 1943, op een onderduikadres, tijdens een inval, na verraad. Dit overkwam mij. Als door een wonder zijn de Duitsers en de Rotterdamse politie weggegaan en werd ik tien minuten na mijn geboorte afgestaan aan een niet-Joods kinderloos echtpaar, dat mij onder hun eigen naam aangaf als Klaas Slegt. Heel mijn leven voelde ik dat er iets niet klopte, maar pas op mijn 66e kon ik het bewijs leveren. Ik ontdekte dat ook mijn ouders en broer David zijn vermoord in Auschwitz.

Na een emotionele achtbaan vond ik toen voor het eerst in mijn leven innerlijke rust. Ik beweer weleens dat het leven begint bij 70. Hoe dan ook, mijn leven is sindsdien ingrijpend veranderd. Mijn radertje is in de machinerie van de maatschappij op een hoog tempo gaan meedraaien. Zo ben ik naast schrijver nu o.a. ook gastspreker voor Kamp Westerbork. In mijn poging een maatschappij te bewerkstelligen waarin elk mens naar eigen kunnen participeert, ben ik slechts een klein onbeduidend radertje. Toch zie ik tot mijn voldoening telkens hoopgevende signalen en sterkt me dat in het besef dat vele radertjes een lopend uurwerk vormen.

Afbeelding1josuaIn mijn lezingen, lessen en toespraken vertel ik altijd dat de oorlog niet begon met gaskamers. De oorlog begon al jaren voor de eerste echte oorlogshandeling. Het begon toen er een politiek ontstond die mensen verdeelde in wij versus de anderen. Een politiek die groepen uitsloot en in hokjes stopte. Die ervoor zorgde dat haat werd aangewakkerd en empathie verdween. Een politiek die mensen de andere kant liet uitkijken.

Mensen behoren niet buitengesloten te worden omdat ze ‘anders’ zijn. Elke medeburger, van welke herkomst, geaardheid of religie dan ook is een radertje in de machinerie die maatschappij heet. Een los radertje, of apart in een doosje gelegde radertjes zijn letterlijk zinloos. Het is juist het samenspel van radertjes dat een perfect geoliede machine doet draaien. Een machine waar geen radertje onmisbaar is. Uitsluiten van mensen of groepen maakt dat het hen onmogelijk wordt gemaakt te participeren in het maatschappelijk bestel. Het maakt ook de kans groot dat de uitgestotenen zich met een negatieve kracht naar de maatschappij richten.

Mensen behoren niet buitengesloten te worden omdat ze ‘anders’ zijn. Elke medeburger, van welke herkomst, geaardheid of religie dan ook is een radertje in de machinerie die maatschappij heet.

Mens-zijn kan alleen in een samenspel met de medemens. Voor mij als oud-onderwijsman is er slechts de weg van het kind om aan een toekomst te werken waarin het woord ‘samen’ betekenis krijgt en leidt tot samenwerking. Waar ANDERS geaccepteerd is en ons maakt tot NederlANDERS.

In Rotterdam staat op de Kop van Zuid een overgebleven stukje muur dat ooit de omheining vormde van Loods 24. Deze loods stond op een voormalig haventerrein en was tijdens de oorlog het Rotterdamse equivalent van de zogeheten Hollandsche Schouwburg te Amsterdam. Alle Rotterdamse Joden, alsmede uit de omringende gemeenten en de Zuid-Hollandse eilanden werden daar ‘verzameld’ om vervolgens te worden getransporteerd naar Westerbork. Nabij het muurtje staat sinds enkele jaren een monument voor de vermoorde Rotterdamse Joodse kinderen van 0-12 jaar. Zeshonderdzesentachtig in totaal.

Elk jaar houdt naburige basisschool De Pijler er de vrijdag voor de meivakantie een herdenking annex bloemlegging. Al enkele jaren word ik uitgenodigd om een toespraak te houden. Uiteraard vertel ik dat een van de namen op het monument mijn vermoorde broer David Ossendrijver is. Dat David en al die andere namen het uiteindelijke slachtoffer zijn van uitsluiting. Het slachtoffer zijn van het feit dat ze uit de maatschappij zijn gestoten en niet meer mochten meedoen, zelfs niet meer mochten bestaan.

Vervolgens ga ik in op het feit dat herdenken leidt tot nadenken. Want wereldwijd (zelfs in eigen land) tracht men nog steeds mensen uit te sluiten. De wijk waar de betreffende basisschool staat, telt veel kinderen van allochtone komaf. En het is elk jaar weer duidelijk hoe de boodschap zowel bij autochtonen als allochtonen aankomt.

Je hoort (te) vaak zeggen dat de jeugd niet meer geraakt wordt door de Tweede Wereldoorlog. Maar als ik een toespraak houd van tien minuten, moet ik daarna de jeugd gaan troosten. Ook de kinderen van buitenlandse komaf. Ze laten me na mijn toespraak weten hoe erg ze het vinden dat ik door de politiek van uitsluiting mijn ouders en broertje nooit heb gekend. Ook beseffen ze dat mijn naam ook op het monument had kunnen staan. Ik blijf hoop houden dat ze dit onthouden en zullen participeren in een maatschappij waar het wij-gevoel zo sterk is dat er een ‘samen-leving’ kan bestaan.

Ik blijf hoop houden dat ze dit onthouden en zullen participeren in een maatschappij waar het wij-gevoel zo sterk is dat er een ‘samen-leving’ kan bestaan.

In mijn lessen voor Kamp Westerbork breng ik de oorlog terug op microniveau in de klas. Een kind wordt er gepest omdat het anders is. Flaporen, rood haar, huidskleur, geloof. De pester krijgt meelopers. Er is een klein groepje dat het wil opnemen voor de gepeste. En er is een grote groep die de andere kant opkijkt, geen keuze maakt en daarmee geen verantwoordelijkheid neemt. Ze vluchten weg voor de deelname aan de gebeurtenissen. Dan volgt de discussie waar zij zouden staan? Kernwoorden: participatie, begrip voor de ander en het anders-zijn en verantwoordelijkheid nemen.

Schiedammer Josua Ossendrijver (geboren Klaas Slegt) heeft over zijn bijzondere levensverhaal een boek geschreven: Verdoezeld verleden, kind van de oorlog. Josua Ossendrijver heeft zijn bijdrage geschreven op uitnodiging van docente Inge Spaander.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief