Het Woeste Westen als schoolvoorbeeld
12 december 2022
Het Woeste Westen is een avontuurlijke natuurspeeltuin die voorziet in de ideale omstandigheden om zelfstandig ervaringen op te doen en zo al spelend te leren. Hier zie je in een notendop wat kinderen – en in feite álle mensen – nodig hebben: uitdaging en zingeving. De ervaringen die kinderen hier opdoen zijn volgens emeritus hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens essentieel voor onze samenleving, want die functioneert alleen als burgers zichzelf hebben leren kennen als verbonden en verantwoordelijk.
Natuurspeeltuin Het Woeste Westen is niet zomaar een speeltuin. Dit inspirerende initiatief in het Amsterdamse Westerpark is veel meer dan een aantrekkelijke buitenspeelplek voor kinderen. Leggen we Het Woeste Westen onder een vergrootglas, dan zien we wat voor kinderen belangrijk is om te leren. Deze natuurspeeltuin kan daardoor tot voorbeeld dienen voor ons onderwijs, maar ook voor onze samenleving. Want wat kinderen hier spelenderwijs leren, is wat ieder mens nodig heeft: uitdaging en zingeving.
In het onderwijs ligt de nadruk nog vaak uitsluitend op kennisoverdracht en prestatie. Het Woeste Westen laat kinderen in een natuurlijk speellandschap eigen initiatief ontplooien, ervaring opdoen, fouten maken, risico lopen, eigen grenzen verkennen, spelend leren over de natuur en over zichzelf. Dat is allemaal mogelijk door de grootte van het terrein, de uitdagende speelelementen en de veranderlijke omstandigheden. En minstens zo belangrijk is de doordachte visie, die bepalend is voor de manier waarop de medewerkers het spelen faciliteren en begeleiden. Een schoolvoorbeeld kortom voor hoe het onderwijs en de samenleving als geheel zouden kunnen omgaan met de overdracht van kennis en ervaring.
De mens als kenniswezen
Sinds het begin van de moderne tijd, met zijn grote ontdekkingen en in vervolg daarop ons huidige technologische vermogen, is geleidelijk het beeld ontstaan van de mens als kenniswezen. Dit mensbeeld staat ook centraal in ons onderwijs: het draait vrijwel alleen om theoretische kennisoverdracht en ‘boekenwijsheid’. Het belang dat we hechten aan (wetenschappelijke) kennis heeft grote gevolgen voor de manier waarop wij onze samenleving hebben ingericht en hoe we naar onze kinderen en hun opvoeding kijken. Met theorieën en modellen proberen we onze werkelijkheid (ook onze sociale werkelijkheid) te voorspellen en te beïnvloeden en in feite te controleren. We willen bij voorkeur alle onzekerheden en risico’s vroegtijdig ontdekken en bestrijden. Zelfs in onze scholen gebruiken we zoveel mogelijk ‘wetenschappelijk getoetste’ methodes en procedures.
Deze ‘wetenschappelijke’ kant van ons leven heeft veel gezag gekregen. Enerzijds is dit terecht, wanneer deze kennis ons helpt lang en veilig te leven in een gezonde omgeving. Maar het is niet terecht als het gaat om de aard van de mens en zijn evolutie. Wij zijn namelijk allereerst handelende wezens. Leren door ervaring is daarbij cruciaal.
De mens als handelend wezen
Met het belang dat de mens aan kennis hecht, wordt de indruk gewekt dat menselijke ontwikkeling vooral kennisontwikkeling is. Evolutiebiologen, zoals de Chileen Francesco Varela (1946-2001), maken echter duidelijk dat handelen onze primaire manier van bestaan is en dat onze opgedane ervaring ons gaandeweg vooruit helpt. Hoe je bijvoorbeeld met kinderen omgaat, leer je niet uit een boek, maar door de omgang met die kinderen zelf. Door gissen en missen, door interactie en confrontatie, en je bewust te worden van je aannames en vooral van je oordelen. De bekende Poolse pedagoog Janusz Korczak (1878-1942) leerde volgens eigen zeggen meer in de praktijk dan tijdens zijn hele studie. Hij beschrijft hoe hij als jonge arts met kinderen op zomerkamp gaat en deze hem een les voor het leven leren. Hij hechtte als wetenschapper belang aan feitenkennis, maar in de confrontatie met de kinderen die hij onder zijn hoede had, leerde hij dat ‘leren’ verschillende lagen heeft en dat ‘ervaringsleren’ de basis is van de menselijke ontwikkeling. Dit ervaringsleren is volgens hem zelfs de vorm van leren waaraan we het langst iets hebben.
Varela introduceert in zijn boek The Embodied Mind het begrip embodied cognition. ‘Embodied cognition’ is de theorie dat veel elementen van menselijke kennis worden gevormd door aspecten van het hele lichaam. Het is een (mede aan het boeddhisme ontleend) pleidooi voor een evenwichtig samengaan van (wetenschappelijke) kennis en menselijke ervaring. Hierdoor kunnen we de bekende tegenstelling tussen theorie en praktijk achter ons laten: het is niet ‘of-of’, maar ‘en-en’.
Wat kinderen spelenderwijs leren, is wat ieder mens nodig heeft: uitdaging en zingeving
De mens als spelend wezen
Kijk naar kinderen en je ziet hoe een groot deel van hun bezigheden een spelkarakter heeft. Dat spelend omgaan met de wereld verdwijnt nooit, het is zelfs wezenlijk voor de mens.
De vermaarde Duitse pedagoog Andreas Flitner (1922-2016) spreekt over spel als een oerfenomeen dat diep in ons verankerd is en dat we op alle mogelijke manieren beoefenen en overal in ons dagelijks leven tegenkomen. Het gaat daarbij zeker niet alleen om wat onze samenleving typisch als spel en als spelen ziet. Het gaat ook om het plezier dat je kunt beleven aan het oplossen van problemen, waarbij je de grenzen van je kunnen opzoekt, uitprobeert, succes hebt, op je neus gaat, jezelf een tijdlimiet stelt om iets te bereiken (de competitie met jezelf) of een sprintje trekt met je zoon, enzovoort. Spelen is vrijwillig, biedt plezier, de speler behoudt het initiatief en het dient geen extern doel, het is ‘om niet’, zoals evolutiepsycholoog Rob Martens stelt in zijn boek We moeten spelen. Mensen, groot en klein, houden daarvan. Spelen is per definitie intrinsiek gemotiveerd.
Het belang van spelen
Martens beschrijft in zijn boek hoe ‘spelen en leren’ en ‘spelen en maken’ samengaan. Hoe het spelelement nooit verdwijnt bij het leren of maken van dingen. Op grond van gezaghebbende bronnen als Peter Gray’s boek Free to Learn (2013) en Homo ludens (1938) van onze Nederlandse historicus Johan Huizinga, concludeert Martens: ‘Deze en andere bronnen hebben al lang geleden op overtuigende manier duidelijk gemaakt dat spel niets minder is dan de motor onder leren, de motor onder cultuurontwikkeling en misschien wel datgene wat ons als mens het meest karakteriseert.’
Vernieuwend onderwijs
Spelen hoort bij ons bestaan, is een wezenlijk onderdeel van onze ontwikkeling en van ons leren. Is het dan niet logisch om, anders dan wij nu doen, in ons onderwijs spelen en leren te laten samengaan? Kinderen leren immers van spelen. Wat ze niet spelend kunnen leren (denk aan lezen of wiskunde) laten we de kinderen leren, net zoals bij spel, als ze daartoe van binnenuit gemotiveerd zijn. Interessant genoeg zijn er in de recente geschiedenis verschillende initiatieven geweest die een speelvisie zoals die van Het Woeste Westen combineerde met het onderwijs op school.
Het bekendste voorbeeld is misschien wel de Sudbury Valley School in Massachusetts (VS), die inmiddels ruim vijftig jaar bestaat. De jongere en oudere leerlingen bepalen samen zelf hoe zij hun dag besteden (bijvoorbeeld een boomhut bouwen of een waterval maken).
Ze regelen zelf zoveel mogelijk wat daarvoor nodig is (ook de onderlinge samenwerking) en nemen daarvoor de verantwoordelijkheid.
Hier zijn de gangbare schoolprogramma’s geheel verlaten, delen de leerlingen zelf hun dag in en zijn de leraren beschikbaar voor hulp. Het is misschien moeilijk voor te stellen vanuit onze eigen onderwijswerkelijkheid, maar verreweg de meeste leerlingen van Sudbury Valley behalen hun highschool-diploma en studeren verder. Op enkele uitzonderingen na passen de alumni zich na hun school gemakkelijk aan en bijna alle leerlingen vinden een verantwoordelijke maatschappelijke positie.
Hoe kan dat? Misschien omdat zij al vroeg leren dat keuzes maken consequenties heeft. Ze leren al vroeg zichzelf te reguleren, wat hun gedrag voor anderen betekent en wat verantwoordelijkheid is. Maar er lijkt nog iets van groot belang: als er op Sudbury geleerd wordt in de ‘schoolse’ zin, gaat dit uitermate efficiënt. Dat lukt waarschijnlijk omdat cognitieve mogelijkheden, motivatie en onderwijsaanbod goed matchen. Een zeer aansprekend voorbeeld is dat van Daniel Greenberg, de founding father, die met een groep negen- tot elfjarigen die wilden leren rekenen, in twintig weken het gehele basisschoolcurriculum voor rekenen afwerkte.
Een ander, iets minder vergaand voorbeeld vinden we in de (niet meer bestaande) Pestalozzi-school van het echtpaar Rebecca en Mauricio Wild in Quito, Ecuador, die werkten in de montessoritraditie. Spectaculair voorbeeld van zelfregulerend vermogen, kritisch inzicht en verantwoordelijkheid van kinderen en jongeren is een zesduizend kilometer lange, door de kinderen georganiseerde fietstocht van 38 leerlingen en hun acht volwassen begeleiders. De tocht ging van Quito naar Manaus (Brazilië), dwars door de Andes en het Amazone-oerwoud (neuropsychologische bevindingen die een gebrek aan overzicht en planning bij jongeren suggereren, verdienen een andere interpretatie).
Weer een ander voorbeeld is de pedagogische benadering Reggio Emilia van de Italiaanse filosoof Loris Malaguzzi, of ‘de honderd talen van kinderen’. Respect voor de talenten van het kind én de wijze waarop een kind zich ontwikkelt zijn belangrijke uitgangspunten van deze pedagogiek. Op een aantal Nederlandse basisscholen werkt men vanuit deze visie, het ‘zelfontdekkend leren’.
Het Iederwijs-initiatief
De Sudbury Valley School vormde destijds een belangrijke inspiratiebron voor het Nederlandse initiatief Iederwijs, dat rond het jaar 2000 de politiek en het onderwijs in beroering bracht. Begonnen als kleine particuliere school in Schoonhoven/Lopik werd het systeem al snel door een aantal andere particuliere scholen overgenomen. Heel beknopt konden kinderen in dit systeem zelf kiezen wat ze wilden leren, en op welke manier. Het was niet een heel lang leven beschoren. De Iederwijs-scholen werden politiek geframed en de Onderwijsinspectie achtte bij een aantal het onderwijs onder de maat. Inmiddels zijn er geen scholen meer die het Iederwijs-systeem aanbieden. Echter, theorie en praktijk van het initiatief waren meer dan de moeite waard en de intenties waren integer.
Een uitvoerige verantwoording verscheen later in het boek A New Morning van een van de grondleggers van de eerste Iederwijs-school, onderwijsadviseur Bas Rosenbrand.
Het Woeste Westen en de Nederlandse onderwijspraktijk
Ook Het Woeste Westen gaat primair uit van de behoeftes van kinderen waaraan we vaak maar al te makkelijk voorbijgaan: buitenspelen, ontdekken, ervaringen opdoen, risico lopen, zelf verantwoordelijkheid nemen. Onze onderwijspraktijk is grotendeels gebaseerd op een tegengestelde visie: geen vrije keuze, geen vrijwilligheid, geen uitdaging (nieuwsgierigheid), opgelegde verantwoordelijkheid, risicomijdend. Van het onderwijs zou je toch mogen verwachten dat het ook in staat is een optimale ontwikkelings- en leeromgeving te creëren die aan bovengenoemde behoeftes voldoet. Waar kinderen serieus worden genomen en leren en spelen worden samengebracht, waar sprake is van een zinvolle uitdaging die kinderen motiveert (zin hebben in). Dan kan een kind als mens en als persoon groeien, niet lineair, zoals in de school wordt verondersteld, maar op grond van de mogelijkheden en grenzen van elk afzonderlijk kind.
Ontwikkeling loopt niet voorspelbaar, ook niet het leren lezen, spellen en rekenen. Dat is voor elk kind anders.
Tot besluit: wat staat er op het spel?
Het gaat in het onderwijs volgens onderwijsfilosoof Gert Biesta te weinig om de ‘persoonsvorming’ van onze kinderen en jongeren. Die is voor een kind alleen goed mogelijk door al vroeg het grote experiment met zijn eigen vrijheid aan te gaan. Daardoor leert het zich te verhouden tot een wereld die zijn eigen wetten en grenzen heeft en hoogst divers is in vele opzichten. Hierdoor leer je als kind dat de wereld niet jou toebehoort, maar vraagt dat je aanspreekbaar bent, waardoor je je verbonden en verantwoordelijk kan voelen. Een wereld die vraagt dat je je talenten ontwikkelt en deze ter beschikking stelt.
Op het spel staat onze samenleving als liberale democratie en rechtsstaat, als het belang van deze taak van het onderwijs niet wordt erkend. Deze samenleving moet gedragen worden door burgers die zichzelf hebben leren kennen als verbonden en verantwoordelijk.
Onze opvoedingsomgeving moet daar aanleiding toe geven. Natuurspeeltuinen als Het Woeste Westen kunnen daarbij, als pleitbezorger voor de ontwikkeling van kinderen door vrij spelen, niet gemist worden.
Dit artikel is een hoofdstuk uit het boek “Het laatste kind op straat – het belang van vrij spelen”, dat te koop is via https://www.laatstekindopstraat.nl/boek. Het hoofdstuk is overgenomen met toestemming.
Prof.dr. Luc Stevens was tot 2002 hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit van Utrecht. In 2003 was hij een van de oprichters van het Nivoz. Hij publiceerde tal van wetenschappelijke artikelen en publicaties over onderwijsbeleid.
Reacties