'Eindelijk krijgen we de kans de doorbraak te maken naar talentenonderwijs'
21 april 2020
‘Ook wij hebben recht op meer ruimte, meer creativiteit en autonomie en minder afrekening. Eindelijk krijgen we de kans de doorbraak te maken naar talentenonderwijs en mogen we er van uitgaan dat kinderen verschillend zijn’. In het artikel van Hartger Wassink, Coro-NA. Hoe gaan we straks gewoon weer aan de slag?, staat een aantal goede en slimme gedachten om in de breinen van ons leerkrachten precies díe veranderingen toe te laten waarvan we weten (voelen) dat ze goed zijn voor onze kinderen en de te wensen toekomstige samenleving. Dat doet docent Ton van Rijn ook: denken, denken en nog eens denken, maar daarnaast kan hij niet anders dan dit ook naar de praktijk vertalen. Want hoe ziet die praktijk er straks uit?
Dan komt er voor alles voorbij, vooral als we ons realiseren dat de kinderen weer naar school gaan en een ‘klas’ in Nederland vooral nog een lokaal is van vijftig vierkante meter met daarin 25 kinderen en soms zelfs meer. Dat is twee vierkante meter per kind.
Dat gaat het dus niet meer worden in de anderhalvemetermaatschappij.
Afgelopen week volgde ik een discussie tussen kinderen in de tuin naast die van mijn dochter, waar ik druk aan het timmeren was, en hoorde hen zeggen: ‘Morgen moeten we nog werken (schoolopdrachten die door een leerkracht waren aangeleverd en ‘gemaakt’ moesten worden, red.) en dan hebben we vakantie.’ Hij doelde op de meivakantie. Het groepje kinderen bestond uit verschillende kinderen, uit verschillende gezinnen, die met elkaar speelden in de tuin?!
Contact
Contact tussen kinderen, het is niet te vermijden. De beelden uit Denemarken met kinderen die op afstand een ‘knuffel’ krijgen van de juf, om vervolgens met vijftien kinderen op maximaal twee meter van elkaar in de school de dag door te brengen, waren eigenlijk (getuige de gezichten van de kinderen) heel erg. Het enige dat verlichting bracht was het zingen van liedjes.
Ik ga er vanuit dat we kinderen wel kunnen leren om meer van elkaar af te blijven, maar niet om anderhalve meter afstand tot elkaar te houden, zeker niet in onze te krappe scholen. Wel kan de volwassene, de leraar, dat doen met de kinderen, hoe pijnlijk ook, en kunnen we de nieuwe dagindelingen zó maken dat kinderen in kleine groepen op verschillende plaatsen en met thuisopdrachten en uitdagingen aan het werk kunnen gaan.
Drie gebieden
Mijn praktische inslag heeft mij geleerd te denken in drie gebieden waarop een op de activiteit gerichte ruimtelijke indeling mogelijk gemaakt kan worden:
Routines/vaardigheden
Hieronder vallen alle onderdelen die je beter en beter leert door te begrijpen wat je doet en dat veel en soms heel veel te oefenen. Optellen, secuur knippen, spelling, handvaardigheidstechnieken, tafels enz. Daarbij heb je (niet altijd) instructeurs nodig, die het voordoen.De ‘oude’ meester-gezelsituaties zijn hierop van toepassing en ook op scholen kun je veel van die vaardigheden onderscheiden.
Inzichten
Begrijp je de wereld om je heen. Dat leer je in diezelfde wereld, door er te zijn, erover te lezen, door naar de verhalen van leraren te luisteren, enz. Als je de wereld leert begrijpen, snap je ook heel goed dat vaardigheden erg handig zijn. Het wordt gemakkelijker als je er talent voor hebt. Dan gaat het veel sneller. Maar een kind zal zichzelf niet kunnen veranderen. Wel komt hier de motivatie en het doorzettingsvermogen in beeld. Daardoor leer je veel feiten.
Creativiteit
Bij alles is dit een belangrijke erkenning. Als NIVOZ-oprichter Luc Stevens stelt dat kinderen hun opgedane corona-ervaringen moeten uiten, bedoelt hij het brede scala van creatieve uitingsmogelijkheden. Deze vormen van verwerking zijn zo nodig en zo belangrijk.
In het “after-coronatijdperk” is het aan leraren en scholen om een nieuwe realiteit te ontwerpen en het lokalentijdperk te verlaten.
Daarvoor hebben we enkele voorwaarden nodig, waar we in het verleden te weinig beroep op hebben gedaan:
- De autonomie van kinderen erkennen en meer verantwoordelijkheid en eigenaarschap bij hen neerleggen.
- Kinderen positief doch stevig opvoeden, zodat zij de mentaliteit ontwikkelen om die autonomie aan te kunnen. Het gaat niet vanzelf. Het is de ‘harde’ kant van de pedagogiek.
- Met kinderen blijvend, zowel in het groepje als individueel, het pedagogische gesprek aangaan.
Hoe kan die praktijk er uit gaan zien?
De ‘instructiemomenten’, het voordoen, kunnen in kleine groepen op wisselende tijden en op vaste plekken, met de nodige afstand. Gewoon goed lesgeven. De kinderen en de leraren volgen heel goed wat ze al kunnen. Wat geleerd kan (moet) worden is duidelijk en systematisch opgebouwd. We hebben prima methodes in Nederland.
De wereld leren kennen echter kan enorm veel meer vormen aannemen. Daar liggen de nieuwe uitdagingen. Verzin het maar. Het kan vanuit thema’s, kernconcepten, onderwerpen enz. Wat we hier ‘los’ moeten willen laten, is dat alle kinderen hetzelfde moeten leren. Hier moet je veel nieuwsgieriger zijn naar wat elk kind heeft geleerd, en dat is een plek voor een goed portfolio. Hierbij krijg je wel de kans om ‘canon’-achtige elementen naar voren te schuiven. Waar deze kennis wordt opgedaan is niet zo interessant. Daar liggen vele kansen en vooral uitdagingen. Hier wordt een sterk beroep gedaan op eigenaarschap en autonomie. Zelf zou ik hier willen pleiten voor “verplicht en dus vooral aantrekkelijk” leeswerk en kijkwerk.
Het derde gebied is het gebied van creativiteit en sport. De weldaad voor geest en lichaam en allerlei manieren van uitingen. Daar mag veel meer tijd aan worden besteed. Vele bijbehorende activiteiten kunnen individueel gedaan worden, maar ook zijn er veel die in een groep gebeuren: teamsporten, dansen, vechtsporten e.d. Die kunnen in vaste groepen gedaan worden met kinderen, die wel al hun 'groene paspoort’ kregen. Oftewel: hoe kun je er voor zorgen dat alles zo hygiënisch mogelijk wordt gedaan en afgesloten? Ook dat is een grote uitdaging.
Dit alles vraagt veel duidelijkheid en structuren. Basisschool wittering.nl in Rosmalen, waar ik schoolleider was, heeft mij geleerd dat kinderen het kunnen, maar ook dat ze moeten worden opgevoed. Een duidelijke gedeelde pedagogiek van betrokkenheid, uitdagingen en positieve, hardwerkende leerkrachten die veel mogelijk maken.
Wij leerkrachten kunnen het ook. Dat leren de afgelopen weken ons. Maar ook wij hebben recht op meer ruimte, meer creativiteit en autonomie en minder afrekening. Eindelijk krijgen we de kans de doorbraak te maken naar talentenonderwijs en mogen we er van uitgaan dat kinderen verschillend zijn. Dan kunnen we een kind vergelijken met zichzelf en positief waarderen als het hard werkt en vorderingen maakt. Dan nemen we afscheid van het vergelijken van kinderen met elkaar en kijken we met het kind samen waar de mogelijkheden liggen.
Dan leren we met elkaar wat brede ontwikkeling eigenlijk inhoudt en wat passend onderwijs eigenlijk hoort te zijn.
Elk kind is goed. Elk kind doet ertoe en ja, de een heeft jou meer nodig dan de ander. Nou en……wees blij dat jouw kind het zelf kan!
on van Rijn houdt zich bezig met de vertaling van de (NIVOZ-) pedagogiek naar de praktijk. Hij is voormalig schoolleider van Wittering.nl en begeleidt scholen en schoolteams bij fundamentele veranderingen. Daarnaast maakt hij deel uit van het NIVOZ-sprekersbureau en is hij dus te boeken voor een inspirerende lezing, studiemiddag of workshop.
Reacties