Een school die zindert van leven: over "Naar een pedagogiek van de beweeglijkheid" van Carolien Hermans
19 mei 2025
Onderwijs is er niet alleen om kennis over te dragen, maar ook om jongeren te leren zich te verhouden tot de wereld, anderen en zichzelf. Die pedagogische opdracht krijgt vandaag de dag vorm in een context van prestatiedruk, systeemdenken en beheersbaarheid. Juist in zo’n tijd vraagt het moed om stil te staan bij wat onderwijs óók kan zijn: een ruimte van leven, beweging, ontmoeting en belichaamde ervaring. In haar boek "Naar een pedagogiek van de beweeglijkheid" nodigt Carolien Hermans ons uit om onderwijs opnieuw te leren voelen. Ze reikt geen methode aan, maar een houding. Geen overzicht, maar gevoeligheid. Geen systeemkritiek, maar een tastend, zintuiglijk en hoopvol perspectief. Jelle Ris las het en schreef dit verslag.
Hermans begint met een beeldend verhaal: een wolkenkrabber. In de bovenste lagen zit het bestuur, ver verwijderd van de grond. Onderaan dartelen kinderen, lopen juffen, leeft de dag. Maar de toren wankelt. Het is een krachtig openingssprookje over een onderwijspraktijk die het contact met de aarde – letterlijk en figuurlijk – dreigt te verliezen. Onderwijs is niet alleen een cognitieve, maar ook een lichamelijke en zintuiglijke ervaring. Leerlingen leren niet alleen met hun hoofd, maar ook met hun lijf. Ze ruiken, horen, bewegen, voelen, zwijgen, reageren. Als het onderwijs deze dimensies uitsluit, sluit het een deel van de werkelijkheid – en van de leerling – buiten.
Beweging als bron van betekenis
Hermans keert daarom terug naar beweging. Niet als metafoor, maar als concrete ingang. Ze schrijft over huppelen, hurken, schommelen, ademhalen — over het luchtgetrappel van kinderen die nog niet stilzitten. Beweging is voor haar geen afleiding van leren, maar een expressie van leven. Door beweging ontstaat ruimte: ruimte om te verschijnen, af te stemmen, iets nieuws te laten ontstaan. Leren wordt dan niet het verplaatsen van kennis, maar het openen van betekenis.
Daarmee raakt ze aan wat Tim Ingold beschrijft als het verschil tussen transportdenken en verwevenheid. Waar ‘transport’ gaat over efficiëntie en eindpunten, benadrukt Ingold (en Hermans met hem) dat het leven zich voltrekt als een voortdurende interactie tussen lichaam, omgeving en andere mensen. Ook Michel Serres is belangrijk in haar werk: zijn denken over ‘gemurmel’ als de achtergrondruis van het leven laat zien dat betekenis niet alleen in de hoofdlijn zit, maar net zo goed in het rand- of achtergrondgeluid. In de collectieve stilte, de onverwachte lach, het samenzijn zonder doel. Ze sluit aan bij Masschelein en Simons’ idee van ‘scholing’ als het delen van werelden, niet enkel als voorbereiding op de maatschappij. Deze laatste zin: En met Vlieghe deelt ze de overtuiging dat onderwijs gaat over het mogelijk maken van verschijnen – dat leerlingen zich kunnen vormen tot personen die zich met de wereld verbinden en erin handelen.
Wat het vraagt – en wat het geeft
Wat dat vraagt van leraren, is een andere manier van aanwezig zijn. Niet méér doen, maar anders kijken. Hermans stelt voor om te vertragen, af te stemmen, niet alles te willen controleren. Ze benoemt hoe pedagogiek zich niet alleen voltrekt in interactie, instructie of lesontwerpen, maar ook in affecten, aanraking, ritme en ruimte. Een leerling die wegkruipt in een hoek. Een docent die haar stem dempt. De cadans van een gesprek. De geur van regen in een open lokaal. Dit zijn geen ‘bijzaken’, maar fundamentele dragers van pedagogische betekenis. Als we deze zintuiglijke werkelijkheid leren opmerken, opent zich een andere pedagogiek – een die voelbaar is in het lijf.
Aandacht voor het lichaam is niet vrijblijvend of zweverig — het raakt aan hoe we weten, leren en bestaan. Wie het lichaam erkent als bron van betekenis, maakt ook een politieke keuze: om ruimte te geven aan wat niet in plannen en controle past. Hermans schrijft over “belichaamd verzet” in de klas: leerlingen die zich onttrekken aan controle, niet meedoen, stilvallen of juist ontregelen. Ze pleit ervoor dit gedrag niet meteen te pathologiseren, maar te zien als betekenisvolle signalen. Als pedagogiek alleen ruimte laat voor het voorspelbare en planbare, miskent ze de openheid en kwetsbaarheid die wezenlijk zijn voor de leerling als een persoon-in-wording. Juist in de momenten die afwijken – de schaterlach, de stilte, de trage beweging – kan iets nieuws ontstaan. Dat is geen chaos, maar voeding voor vorming.
Voor schoolleiders en bestuurders betekent dit dat ze het onderwijs niet moeten dichtregelen, maar ruimte moeten durven maken, of laten bestaan. Niet voor vrijblijvendheid, maar voor nieuwe vormen van zingeving. Hermans bekrachtigt wat veel leraren intuïtief al doen: een leerling aankijken, samen lachen, ruimte laten voor een verhaal, het ritme van een klas aanvoelen. Ze geeft woorden aan datgene wat vaak onbenoemd blijft, maar diep pedagogisch is.
Onderwijs dat klopt
Het verhaal van Hermans doet ertoe omdat leerlingen gevormd worden door de manier waarop wij met hen omgaan. Als wij alleen efficiëntie en resultaat centraal stellen, leren zij dat dat is wat telt. Maar als wij ruimte maken voor traagheid, improvisatie, creativiteit – kortom de herbetovering van de wereld, dan maken we ruimte voor andere wordingsprocessen. Onderwijs wordt dan geen doorstroommachine, maar een oefenplaats voor het leven. Leerlingen leren zich verhouden tot anderen, tot de wereld, tot hun eigen binnenwereld. Ze leren verschijnen, zonder dat ze af moeten zijn. Hoe kan het ook anders in een wereld die constant in beweging en in wording is?
Hermans’ boek is geen pleidooi tegen structuur of kennis. Ze schrijft niet tegen leren en toetsing, maar voor een bredere kijk op wat ertoe doet in het leven en ons onderwijs. Een klas kan ook zinderen van leven in een les grammatica, als daar ruimte is voor beweging, voor inbreng van leerlingen, voor afstemming, voor humor, of voor een onverwachte wending. Haar pedagogiek van de beweeglijkheid biedt geen ‘extra taak’, maar een uitnodiging om het bestaande onderwijs meer dynamisch, rijker en zintuiglijker te maken.
In een tijd van cijfers en formats herinnert haar werk ons waar onderwijs om begonnen is: leerlingen helpen een goed leven te leren leiden. Dat is niet meetbaar in leerdoelen of rubrics, maar wel voelbaar in een klas die leeft.
Naar een pedagogiek van de beweeglijkheid is een zeldzaam boek: filosofisch én tastbaar, poëtisch én scherp. Het is geen handreiking, maar een hartstochtelijk pleidooi voor een onderwijspraktijk die klopt – letterlijk en figuurlijk. Voor wie durft te bewegen.
Carolien Hermans, Naar een pedagogiek van de beweeglijkheid
Uitgeverij Maklu, ISBN 9789085750994
Reacties