Een avond over spelen, waarin we uit- en inzoomen en wat we ontdekken vertalen naar onderwijspraktijk
17 december 2019
Dinsdagavond 10 december. Een intieme en artistieke ruimte in het Utrechtse Huis van Betekenis biedt het decor voor een speelse avond. Aanleiding: het verschijnen van het boek We moeten spelen van Rob Martens, wetenschappelijk directeur van NIVOZ. Het is een avond vol verkenning, verdieping, spel, taalkunst en muziek. ‘Krijgen we de lange lijnen van de evolutionaire psychologie met daarin spel als centraal wezenskenmerk, weer dichter bij het onderwijs?’ Daarover gaat de avond.
Geert Bors opent namens stichting NIVOZ – tevens uitgever van het boek - de bijeenkomst waar zo’n 65 mensen op zijn afgekomen. ‘Er zijn meer bezoekers dan stoelen, dus ik stel voor dat we met een stoelendans beginnen.’ Ook vermoedt hij dat veel bezoekers aan het Marie Kondo-virus (opruimgoeroe) lijden, aangezien hij die dag op Facebook veel posts van mensen ontdekte die naarstig op zoek waren naar speelgoed. Kortom, de toon is gezet.
Bors blikt terug op het thema van de NIVOZ-onderwijsavonden in het voorbije schooljaar 2018-2019: Spelen, leren, maken. Rob Martens trapte die reeks af met een lezing over spel en de evolutionaire psychologie. Nu, ruim een jaar verder, zien we het resultaat van die spreekbeurt, zijn boek We moeten spelen. Bors verwijst naar Jan Jaap Hubeek (Meesterwerk), verantwoordelijk voor een serie podcast-gesprekken over ontwikkelingen binnen onderwijs. Hij interviewde Martens een maand terug, bij het verschijnen van het boek. De opname ervan is hier te beluisteren. Hubeek had een drone meegenomen, omdat hij vermoedde dat zijn gesprekspartner dat heel leuk zou vinden. Die (afstandelijke blik van de) drone namelijk is ook een belangrijk aspect van het boek. Martens schrijft: “We gaan er als een drone boven hangen om te begrijpen wat we zien als mensen spelen.”
Bors legt het drone-perspectief naast het perspectief van het kleine, het singuliere, het moment – daar waar NIVOZ’ kernbegrip pedagogische tact over gaat. Als wij ons tot spelende wezens ontwikkeld hebben, wat betekent dat voor het onderwijs, voor wat je daar te doen hebt? Om het perspectief van het kleine in te brengen, draagt Bors het gedicht Nothing Gold Can Stay van Robert Frost voor, waarvan de eerste regel luidt: ‘Nature’s first green is gold.’ De bomen van boven (drone), het blad van heel dichtbij (het moment van pedagogische tact). Met zijn boek verrijkt Martens het NIVOZ-perspectief. Krijgen we de lange lijnen van de evolutionaire psychologie dichter bij het onderwijs, met daarin spel als centraal wezenskenmerk? Daarover gaat de avond.
Rob Martens en Mark Schalken: speelruimte
We beginnen met een nadere verkenning van het boek via een tweegesprek onder leiding van Geert Bors, tussen auteur Rob Martens en vormgever/kunstenaar Mark Schalken, aan wie de tekeningen in het boek te danken zijn. Martens vertelt dat hij het evolutionair psychologisch perspectief dat hij in zijn boek inbrengt al heel lang met zich meedraagt. Hij wilde altijd al begrijpen waarom honden spelen, bijvoorbeeld. Waarom zou je iets uit jezelf doen? Dat is de vraag naar intrinsieke motivatie. Belangrijke inspiratiebronnen voor zijn boek zijn Johan Huizinga’s Homo ludens en Peter Gray’s Free to learn. Dat zijn volgens Martens boeken die treffen, omdat het wetenschappelijke teksten zijn die tegelijk met passie zijn geschreven, in tegenstelling tot het dominante wetenschappelijke discours. Martens trapt met dit boek voor zichzelf als wetenschapper ook een deur open. ‘Waarom zitten we soms zo opgesloten?’, vraagt hij zich af. Schalken vult aan: ‘Je zocht voor jezelf wat je ook kinderen gunt: speelruimte.’
Schalken – tevens initiator van het Huis van Betekenis - zegt als vormgever/illustrator voor dit boek ook heel veel speelruimte te hebben gekregen. Hij verwijst naar het essay On Drawing van John Berger, dat over diens fascinatie voor de grotschilderingen van Chauvet in de Ardeche gaat. Schalken is er de voorbije zomer zelf een paar dagen geweest en maakte talloze schetsen van deze reis, de plek en de tekeningen. Toen hij in september de eerste afspraak met NIVOZ en Martens had, bleek het verhaal over de grotten – hoe toevallig - een belangrijk onderdeel te zijn in het evolutionaire betoog van de schrijver en zijn boek. En op een bijna natuurlijke wijze zijn de schetsen van Mark Schalken vervolgens in het boek terechtgekomen.
In de tekening Here is were we meet ontmoeten de tekenaar en de persoon van 40000 jaar geleden elkaar, zo vertelt Schalken. ‘Het is een wonderbaarlijk gevoel dat je een grot betreedt en tekeningen ziet die levensecht zijn,’ zegt hij. ‘Het zijn maar een paar lijnen – iedereen kan het tekenen. En jezelf uitdrukken is iets wat iedereen kent uit zijn jeugd, en wat ook in de basis zit van de menselijke cultuur.’ Martens kent dezelfde fascinatie: ‘Zodra je zo’n tekening ziet snap je direct: diegene die dat getekend heeft was net zo slim als ik, terwijl de omstandigheden heel anders waren. Daar zie je wat je van nature bent.’ Volgens Martens wordt het daar, op die plek, zo duidelijk waarom je spel nodig hebt, en dat het daarom ook essentieel is voor onderwijs.
Bors vraagt naar het ‘moeten’ van de titel van het boek. Hij heeft voorwerk gedaan: als je ‘moeten’ en ‘onderwijs’ googelt, dan rolt daaruit dat onderwijs moet… blijven, afgeschaft worden, gratis zijn, topprioriteit zijn. En als je ‘moeten’ en ‘leraar’ googelt dan volgt dat leraren… niet moeten zeuren, een IQ-test moeten doen, meer/minder moeten verdienen, moeten opvoeden, gewoon lessen moeten draaien, zich moeten verenigen. Kortom: vanwaar die titel: ‘we moeten spelen’? Martens legt uit dat het een grapje is. De essentie van spel is immers dat je het niet kunt dwingen. Hij citeert de psycholoog Brian Sutton-Smith die stelt dat het tegenovergestelde van spel niet werk, maar depressie is. Kortom, we kunnen niet zonder, het is heel ongezond als we het niet doen.
Bovendien, vervolgt Martens, in reactie op Bors’ vraag naar de brug tussen het pedagogisch appèl en de lange lijnen van het evolutionaire perspectief: ‘Door tot je door te laten dringen wie je van nature bent, ontken je iemand niet. Als iemand zich niet kan laten zien in spel, ontken je diegene.’ Daarom vindt hij de evolutionaire psychologie en spel zo belangrijk. Hij ziet de psychologie als een steunwetenschap voor de pedagogiek.
Met Mark in de benen & de band ZIMIHC
Na deze eerste verkenning gaan we spelen. Mark deelt losse pagina’s uit Martens’ boek uit en vraagt de deelnemers er een woord uit te kiezen dat voor hen met spelen te maken heeft. Zo worden er circa zeventig woorden op de achterwand geschreven: ademloos, fantaseren, volleybalkloffie, Noordzee, aanklooien, ruzie, enzovoort. Vervolgens treedt de band ZIMIHC (Zat Ik Maar In Hoog Catherijne) – dat op weg is naar haar 40-jarig bestaan - op. ‘We beginnen met een liedje over waarom ik als kind nooit heb gespeeld,’ zegt zanger/gitarist Rob Bekker, tevens docent op Ithaka ISK Utrecht. ‘Ik ben veel te klein om alles al te weten. Ik ben veel te klein en ik ben zo lelijk,’ klinkt het door de zaal.
Sjef Drummen en Christel Hartkamp
Vervolgens nemen Sjef Drummen (Niekée en Agora Roermond) en Christel Hartkamp (Sudburyschool Harderwijk) plaats op de bank, twee onderwijsmensen en voortrekkers die volgens Martens een brug hebben gebouwd tussen de motivatietheorie, de evolutionaire psychologie en wat er in een school mogelijk is. Moderator Geert Bors stelt Hartkamp de openingsvraag: ‘Met welk spel wil jij je loopbaan beschrijven?’ ‘Ik zie mijn leven niet als een kansspel, maar meer als de moderne spellen zoals Dungeons & Dragons, Minecraft, World of Warcraft, waar je doorlopend bezig bent om vanuit je eigen kunnen dingen te doen en steeds beter te worden,’ aldus Hartkamp. Passie en eigen keuzes maken, zijn volgens haar cruciaal.
Voor Drummen heeft Bors een spelregel bedacht. Hij moet woorden die hij vaak gebruikt in lezingen, zoals ‘educatieve alzheimer’, ‘mayonaise in de kop’ en ‘geïnstitutionaliseerde onzin’ weglaten. ‘Welke rol speelde spel in jouw opvoeding?’, vraagt Bors. Drummen vertelt dat hij uit een kunstenaarsgezin komt. Dat was voor hem het leven; school was een noodzakelijk kwaad.
Al snel raakt hij op dreef in zijn pleidooi over het belang van spel, dat volgens hem met risico en autonomie te maken heeft. ‘Je eigen risico organiseren, dat leidt tot iets nieuws. Dat is het spel.’ Hij verwijst naar de drieslag kwalificatie, socialisatie en subjectificatie die Gert Biesta onder de aandacht heeft gebracht. ‘Spel heeft geen resultaat; het is het resultaat. Dan ben je bezig met persoonsvorming. Als je samen gaat spelen, volgt het socialiserende aspect. Wanneer je samen heel goed wordt en kampioen gaat worden, komt het kwalificeren,’ aldus Drummen.
Hartkamp vertelt haar persoonlijke verhaal dat vooraf ging aan de oprichting van de Sudburyschool Harderwijk. Haar dochter kampte met een fors rekenprobleem en liep steeds meer vast. Zo erg dat ze niet meer naar school wilde. Gaandeweg ontdekten ze dat dit geen reken- maar een motivatieprobleem was. Hartkamp en haar man verdiepten zich in die problematiek en zochten naar onderwijsalternatieven waar de liefde voor leren van binnenuit kon komen. Ze stuiten – ongeveer 15 jaar terug – onder meer op het Sudbury Valley onderwijs en hun eerste reactie was een afwerende: ‘van spelen leer je niks’. Ze verwijst echter naar de paradox over spel, die Martens in zijn boek blootlegt. ‘Spelen is onnuttige tijdsbesteding’ is een hardnekkig idee waarmee we groot geworden zijn, maar: onwaar. Dat ging ze later ook inzien ten aanzien van Sudbury Valley scholen. ‘Kinderen krijgen er de verantwoordelijkheid over hun leven. Vragen als ‘wie ben je’ en ‘wat wil je’ vormen het uitgangspunt.’
Op de vraag waar spel zit in hun onderwijspraktijk, antwoordt Drummen dat dit in de eigen leervragen of challenges van de leerlingen zit. Leerlingen bepalen zelf hun uitdagingen en de spelregels die ervoor nodig zijn. Spel zit volgens Drummen ook in het leren omgaan met - en energie halen uit onzekerheid. Dat is analoog aan kunst. Al spelend vind je nieuwe dingen.
Hartkamp schetst het beeld van haar onderwijspraktijk, die gekenmerkt wordt door spelenderwijs leren. Op haar school zitten kinderen van alle leeftijden (van 4 tot 18 jaar) door elkaar in één ruimte. Hun dagbesteding bepalen ze zelf. Dit betekent dat er heel veel gespeeld wordt en er veel ontstaat, zoals samen koken, excursies organiseren, enzovoort. ‘Onderdeel zijn van en inspraak hebben in je eigen omgeving maakt dat je je gehoord voelt en betrokken bent,’ aldus Hartkamp.
Grottekeningen
De avond krijgt een speels vervolg met een opdracht om je buurman of -vrouw aan te spreken en eens goed te bekijken, om vervolgens de eerste associatie met een dier te maken. De uitdaging is om vervolgens met een paar lijnen of pennestreken het beeld op de achterwand – zijnde een soort grotwand – vast te leggen. ‘En als je met rechts tekent, gebruik dan vooral je linkerhand,’ zo doet Mark Schalken er nog een uitdagend schepje bovenop.
Het gaat om een playful mind en de ruimte die we elkaar en onszelf daarin weer mogen toestaan. Opdat we onszelf en elkaar telkens weer mogen ontdekken.''
In het plenaire slotgesprek wordt Martens nog eens gecomplimenteerd met het boek en wordt onder meer de vraag gesteld of woorden als ‘leren’ en ‘onderwijzen’ nog wel passend zijn voor datgene wat er in een school in essentie plaatsvindt. ‘Misschien zit het dichter bij onderzoekplaats of moeten we het zelfs wel helemaal geen school meer noemen, gelet op het schoolse (en weinig speelse) karakter wat er op veel plekken is ontstaan.
Niet alleen maar bijval
Maar de sprekers vinden niet alleen maar bijval in hun pogingen om spel en het kunstenaarschap te integreren in hun onderwijsleven. De afwijzing die doorklinkt over het huidige failliete schoolsysteem gaat voor een enkele bezoeker te ver, ook en vooral omdat we er zelf onderdeel van zijn geweest en we er ook heel veel aan hebben gehad. Toch? Martens ziet dat dit geluid vaker een goed gesprek in de weg staat. Het gaat hem in eerste instantie niet direct om een nieuw systeem of een ander schoolconcept. Maar wel – ook in zijn boek – om een playful mind en de ruimte die we elkaar en onszelf daarin weer mogen toestaan. Opdat we onszelf en elkaar telkens weer mogen ontdekken.
Dit verslag is geschreven door Maartje Janssens en Rob van der Poel, beiden verbonden aan NIVOZ.
Reacties