Waarom kiezen voor het onderwijs? ‘Er zijn twee goede redenen om leraar te worden: juli en augustus’
28 september 2015
Toen de assistent van Sander Dekker, staatssecretaris van OC&W, hem vroeg hoe ‘zo’n slimme, breed geïnteresseerde jongen toch voor de klas terecht was gekomen’, inspireerde dat biologiedocent Arjan Miedema mede tot een vurig betoog over het vol overtuiging kiezen voor het onderwijs. Op 22 september las hij deze voor tijdens De Balie Leert.
‘Er zijn twee goede redenen om leraar te worden: juli en augustus.’ Nu zo’n twee jaar hangt een ansichtkaart met deze tekst daarop aan mijn prikbord. Persoonlijk zie ik de tekst als ‘grappig bedoeld’. Althans, dat hoop ik maar, want onlangs nog stelde Leraren in Actie dat voor studenten ‘de lange vakanties reden zijn om voor het onderwijs te kiezen’. En in het Onderwijsblad las ik kort geleden over vakanties als ‘het weinige dat het onderwijs nog aantrekkelijk maakt.’ Ik ben het daar niet mee eens. Er is namelijk veel meer.
Want waarom zou je dus anno 2015 wél voor het onderwijs kiezen? Die vraag is mij de afgelopen twee jaar vaak gesteld. Of deze vraag: wat wil je dan eigenlijk écht gaan doen? Toen ik een maand geleden een gesprek had met de assistent van Sander Dekker in Den Haag vroeg ook hij mij: ‘zeg, hoe komt een slimme, breed geïnteresseerde jongen zoals jij eigenlijk voor de klas te staan?’. De kwalificaties aan mijn adres laat ik voor zijn rekening, maar kennelijk denk je als student wel twee keer na.
En misschien heeft de assistent gelijk, want feit is dat te weinig studenten voor het onderwijs kiezen. En wat houdt ze tegen? Volgens mij is het niet het startsalaris, dat is best goed, niet een gebrek aan uitdaging, die is er wel degelijk, en niet een gebrek aan eigen verantwoordelijkheid - volgens mij sta je er als startende docent juist véél te véél alleen voor.
Nee, het een soort onderbuikgevoel van ‘onomkeerbaarheid’ dat studenten tegenhoudt. Het fuik-idee. ‘Ik zou best de komende jaren willen lesgeven, het lijkt me leuk, uitdagend en nuttig werk om te doen, maar wat doe ik daarna?’ Niet het financiële perspectief, maar het professionele perspectief ontbreekt. Een antwoord kortom op de vraag: wat houdt mij bezig in het onderwijs?
Het is een vraag die ik mezelf ook stel, maar ik tel tegelijkertijd mijn zegeningen. Als docent heb ik de afgelopen twee jaar veel geleerd. Het staan voor de klas en werken op school scherpt je zelfbewustzijn, vergroot je communicatieve vaardigheden, verbreedt je mensenkennis en ook je vakkennis. Er gebeurt bovendien heel veel in ons onderwijs. Gemeenten zoeken via wedstrijden naar de beste ideeën voor nieuwe scholen, lerarenbeurzen zijn er legio en er wordt hardop nagedacht over het onderwijs in 2032 en de leraar in 2032. Er is, niet alleen op Twitter, een grote kritische massa kortom, die op zoek is naar beter onderwijs en slimmere oplossingen. Het is een mooi moment en leuk om bij te zijn.
Het onderwijs is dus hot en trending topic. Zo hot dat zelfs de Nationale Denktank nu is begonnen om het onderwijs eens stevig door te lichten. In opdracht van multinationals en ministeries produceren studenten een jaar lang plannen en adviezen. In 2013 hebben ze de zorg onder de loep genomen, vorig jaar het probleem Big Data, en nu dus het onderwijs. Ik voel me vereerd, ben ook benieuwd wat er uit komt, maar ook hier trof ik ons imagoprobleem. Want op de site van de Denktank staat te lezen dat ‘het onderwijs al jaren stil staat’ en dat wij ‘vakken nog steeds zo onderwijzen als pakweg 50 jaar geleden’. Nou denk ik dat ook wel eens, bijvoorbeeld elke keer als ik weer een uienrok sta af te breken en het vliesje eraf peuter om een preparaatje te maken, dat de leerlingen dan onder een microscoop natekenen. Op zo’n moment denk ik ook wel eens: dit doen we vast al vijftig jaar zo. Maar voor veel andere aspecten in mijn vak geldt dat toch niet zo zeer.
Het onderwijsveld dus als bij uitstek conservatief en ouderwets? Ik geloof er niet zo in. Veel te vaak wordt een probleem in het onderwijs, gezien als een onderwijsprobleem. Vrienden, met wie ik de afgelopen jaren over hun eerste baan sprak, vonden hun werkomgeving vaak conservatief, collega’s soms wat ingedut, en zouden zelf ook wel meer vernieuwing willen. Is het onderwijs vergeleken met de ministeries of multinationals waar zij werken dan echt zo inefficiënt en ouderwets? Ik denk het niet. Het is een vooroordeel, een misverstand, maar waarom blijven we dit herhalen?
Als Boskalis in Noord-Groningen een sloot leeg baggert, precies zoals ze dat al jaren doen, zonder moderne vernieuwingsslag en dezelfde fouten opnieuw makend, heeft niemand van ons dat in de gaten. Wij zijn juist heel trots op de Nederlandse vaklui die in Dubai al zandopspuitend hun magisch werk doen. Magisch werk achter een hoge muur van bekwaamheid. Precies die muur bestaat in het onderwijs niet, heeft nooit bestaan of is in de loop der jaren afgebroken. Volgens samenlevingspsychiater Paul Verhaeghe dan tegelijk afgebroken met de autoriteit van de docent zelf, zo schrijft hij immers in zijn laatste boek, Autoriteit (2015).
Zonder muur dus, is een school altijd open en transparant. Veel mensen hebben kinderen op school en iedereen heeft zelf onderwijs genoten of ondergaan. Problemen liggen open en bloot op tafel EN onder een vergrootglas. Is dat erg, nee! Maar daarmee zeg ik ook niet dat problemen er niet toe doen. Ik ontken wel dat dit typische onderwijsproblemen zijn. Praat mij geen minderwaardigheidscomplex aan: docenten zijn niet lui, tam of conservatief. Overal waar gewerkt wordt zijn progressieve en conservatieve krachten en het onderwijs is daarop geen uitzondering.
Is er dan niets aan de hand? Tuurlijk wel. Onlangs deed onderwijsster Jelmer Evers een oproep slim te gaan staken. De maat is vol. Werkdruk is te hoog, salaris te laag en het personeel is niet georganiseerd. Misschien een goede analyse, maar tegenover de oproep om slimmer te staken, zou ik willen oproepen om slimmer te gaan werken.
Beginnen in het onderwijs is op dit moment te zwaar. Eén op de vier nieuwe docenten stopt binnen twee jaar en het onderwijs staat bovenaan in de ranglijst
Burn-out en ziekteverzuim. Veel van hoe het onderwijs nu werkt – veel vakantie, daardoor hogere werkdruk, weinig samenwerking of intervisie - is in het nadeel van de jonge docent. Ik wil niet staken en maak me niet zo druk om mijn salaris. Wel vroeg ik me de afgelopen twee jaar geregeld af of ik gezond het einde van de week zou halen, of het einde van het jaar.
Wie het onderwijs echt wil verbeteren moet niet stoppen met lesgeven. Laten we leerlingen bovendien buiten een politieke discussie houden over vijf of zes procent. Buiten een onderhandeling over pensioenen of sigaren uit eigen doos. Zij die werken met kwetsbare groepen (jongeren, zieken, ouderen), moeten vind ik voorzichtig zijn met het gebruiken van die positie om salaris te verbeteren. Leerlingen hebben recht op onderwijs, recht op les, recht op les van ons.
Wel wil ik slimmer werken. Elkaar beter helpen en jonge docenten beter ondersteunen. Beter personeelsbeleid ook. Zo maken we het onderwijs aantrekkelijker, sterker en werken we aan goed professioneel perspectief.
Organisatie dus van onderop, waardoor uiteindelijk ook in Den Haag het licht aan gaat en het besef doordringt dat 28 lesuren in de week te veel is en salarissen marktconform moeten zijn. Maar laten we daar vooral niet op wachten. Wij beginnen vast en wie weet krijgen we ook nog is een hoger salaris. Hoewel ik niet in het onderwijs ben gaan werken om rijk te worden en al helemaal niet vanwege de vakanties. Er zijn voor mij twee goede redenen om te werken in het onderwijs: mijn leerlingen en mijn collega’s.
Arjan Miedema woont en werkt, als docent biologie, in Amsterdam. Na zijn studie Psychobiologie (BSc) en Neurobiologie (MSc) aan de UvA deed hij de 1e-graads-docentopleiding en is hij na een stage begonnen als docent.
Dit is een bewerkte versie van de column die Arjan Miedema uitsprak tijdens de Balie Leert op 22 september 2015 in de Balie.
Reacties