‘Vertrouwen, zelfvertrouwen, ze verdampen…’ Over de worsteling van leerlingen met hun negatieve imago
26 juli 2021
Anja Diender deed onderzoek naar de groep leerlingen in het onderwijs die het negatieve imago maar niet van zich af kan schudden - al doen deze kinderen nog zo hun best. Het goede wordt, ook in hun ogen, niet (meer) gezién door de betrokkenen om hen heen. Deze leerlingen voelen zich veelal onterecht bejegend, en dat grijpt diep in hun leven in. De impact op hun gedrag en leerprestaties is daarmee groot. Hoe dit te doorbreken? Anja, inmiddels gepensioneerd en voormalig zorgcoördinator, schreef er het boek over ‘Ze moeten altijd mij hebben’.
U startte als jurist binnen de praktijk van de ruimtelijke ordening (RO), ging onlangs met pensioen in het onderwijs, en sloot af met de uitgave in eigen beheer van dit boek over de impact van als mens onrechtvaardig worden behandeld. Die wending in uw loopbaan, wat lag daaraan ten grondslag?
‘Breekpunt tussen de ruimtelijke ordening en het onderwijs was het gegeven dat ik vanwege gezondheidsproblemen van een van mijn kinderen een time-out nam om thuis te kunnen zijn. In de avonduren ging ik psychologie studeren, aanvankelijk sociale- en organisatiepsychologie en wat later kwam daar ook onderwijs- en ontwikkelingspsychologie bij. Zich onrechtvaardig behandeld voelen was meestal aan de orde als de gemoederen hoog opliepen bij (inspraak)projecten in de RO. Mensen konden dan ineens woest worden en de hakken in het zand zetten. Projecten liepen er regelmatig op stuk. Die lijn zag ik ook in het (speciaal) onderwijs. Vooral het zien en ervaren van de bevlogen schoolleiding van een praktijkschool in Rotterdam motiveerde mij om de overstap te maken naar het (speciaal) onderwijs. Daar heb ik geen moment spijt van gehad. Mijn eerste baan was direct een sprong in het diepe, op de scholengemeenschap waar in 2004 een leerling een conrector doodschoot. Daar hoorde ik, als counselor op een andere locatie, luisterend en in gesprek met jongeren om de dader heen, dat onrechtvaardigheid - niet specifiek door de conrector, maar breder op school en daarbuiten - een rol speelde. Het incident ging om de druppel die de emmer deed overlopen, met grote gevolgen. Daardoor ben ik gaan nadenken over hoe je incidenten als deze afgrijselijke gebeurtenis en kleinere incidenten kunt voorkomen. Toen is de basis gelegd voor dit boek, en werd mijn interesse voor de impact van wanvertrouwen en (on)rechtvaardigheid nog sterker.’
U deed onderzoek naar de relatie onrechtvaardigheid en probleemgedrag in een periode van naar eigen zeggen tien jaar. Wat is uw voornaamste conclusie daar waar het gaat om de impact van een onrechtvaardige bejegening van opvoeders tegenover kinderen, jongeren, leerlingen?
‘De manier waarop we met elkaar omgaan, doet er veel meer toe dan we vaak denken. Het gaat niet zozeer om de grote onrechtvaardigheden bij probleemgedrag, maar vooral om een opeenstapeling van kleine onrechtvaardigheden in de dagelijkse situaties. Daaraan doen we allemaal mee. Je hebt meer kans om onterecht van iets te worden beschuldigd als je negatief opvalt. Je komt heel moeilijk van een negatief beeld af. Hoe anderen over je denken is bepalend voor hoe ze je behandelen. Ik zag kinderen en jongeren met een negatief beeld hun best doen en goed gedrag vertonen, maar het werd vaak niet gezien. ‘Het maakt niet uit wat en hoe ik doe, ze moeten altijd mij hebben,’ zeggen ze dan. De vele onderzoeken die ik erover uitploos, bevestigden dat. Zie voor een voorbeeld onderstaand stukje uit het boek.’
Lastig om te definiëren maar kunt u toch een paar ‘kenmerken’ benoemen van deze groep leerlingen?
‘Het zijn vooral kinderen en jongeren die negatief opvallen en een groot rechtvaardigheidsgevoel hebben. Zij zien en ervaren eerder onrechtvaardigheid en dat komt ook nog eens hard bij hen binnen. Ze voelen zich niet gezien, er wordt niet naar hen geluisterd, hun omgeving ervaren zij als onvoorspelbaar. Als ze het goed doen, wordt het niet eens opgemerkt of krijgen ze zelfs straf. Dat is frustrerend. Vertrouwen, zelfvertrouwen, ze verdampen…’
We richten ons vooral op het beeld dat we al van een ander hebben
U merkte dat ook op, dat ‘niet worden gezien’, het ‘niet opmerken van positief gedrag’?
‘Ik ben mijn onderzoek gaan doen met de blik vanuit kinderen en jongeren die regelmatig zeggen ‘Ze moeten altijd mij hebben’ en ‘Het maakt toch niet uit wat ik doe, het is nooit goed!’. Als zij naar de ander wijzen is het antwoord vanuit veel opvoeders: ‘Welnee, je ziet het verkeerd. Je ziet alleen het slechte in anderen en niet in wat jezelf doet.’ En daar eindigt dan vaak het gesprek. Dat is jammer, want uit de onderzoeksresultaten die ik vond, blijkt dat het regelmatig wél klopt wat ze zeggen. De onderzoeksmethode die ik toepaste, is overigens literatuuronderzoek gericht op het onderbouwen van die slogans met als leidraad negatief opvallen, onrechtvaardigheid en een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Mijn doel was en is vooral te laten zien dat er meer onderbouwing is voor die slogans dan vaak wordt gedacht.’
Waardoor ontstaat dat negatieve imago dan toch? Wat is de bijdrage van het kind zelf? Wat is de bijdrage van de opvoeder?
‘Waarop onze aandacht is gericht, verschilt vaak. Ook hebben we last van een zogenoemd bevestigingsbias: we richten ons vooral op bevestiging van het beeld dat we van een ander hebben. Is dat beeld negatief dan kleuren heel veel situaties en gedrag negatief mee, zelfs bij positief gedrag. Als we een positief beeld van de ander hebben, dan kleuren dezelfde situaties en gedragingen positief mee, ook vaak bij negatief gedrag. Dat is niet eerlijk. De een krijgt onterecht de schuld, de ander komt met negatief gedrag weg!’
‘En daar eindigt dan vaak het gesprek’, zegt u. Hoe zou u willen dat het gesprek doorzet?
‘Er moet daadwerkelijk worden geluisterd naar het kind, je moet horen en tot je laten doordringen wat het zegt, voelt, bedoelt. Daar moet je, ondanks tijdsdruk, wel de tijd voor nemen. Daarmee neem je het kind serieus en laat merken dat het erbij hoort. Je voorkomt dat het zich onrechtvaardig bejegend voelt. Neutraal zijn in je reactie is belangrijk, evenals het verhaal objectief bekijken. Doen wat je zegt en zeggen wat je doet, zodat je voorspelbaar bent en consistent handelt. Vraag naar voorbeelden, vaak denken ze aan iets anders dan jij. Zo kom je er eerder achter wat er daadwerkelijk speelt. ‘Dit heb ik nog nooit iemand verteld’, gaf een zogenaamde lastpak aan.
‘Waarom niet?’ vroeg ik hem.’
‘Omdat niemand er naar vroeg.’’
Nog andere voorbeelden?
‘Werk ook aan de juiste oorzaken van probleemgedrag en in de goede volgorde. ‘Ik kreeg bijvoorbeeld jongens met autistisch- en oppositioneel gedrag bij me. Dat gedrag kun je ook krijgen als je veraf niet goed kan zien, waardoor je signalen mist in de klas en onterecht kan worden beschuldigd. Met een bril is dit probleem verholpen, het negatieve imago echter niet. Andersom kan ook. Het kind dat van dichtbij niet goed ziet. Het krijgt straf omdat-ie zou hebben gespiekt toen hij bij een buurman wat verderop keek. Remedial teaching heeft weinig zin als ‘dichtbij niet goed zien’ de onderliggende oorzaak is. En dit komt vaker voor dan veel mensen denken.’
Voorkom dat we degene worden die anderen denken dat we zijn
Wat vraagt uw constatering van ons opvoeders - thuis, in het onderwijs en elders?
‘Ons ervan bewust zijn dat wij anderen (onbewust) onrechtvaardig behandelen. Onszelf afvragen of we dat misschien doen, of ons denkkader wel klopt? Dat zijn lastige vragen aan onszelf maar wel heel mooi en uitdagend ook! Dat kan door als wij een oordeel vellen, het perspectief van de ander in te nemen. We weten toch allemaal dat we een blinde vlek hebben in ons eigen functioneren. Als je de ander negatief beoordeeld, doe dan een stapje terug, en vraag je af of jij daar misschien zelf een bijdrage aan levert. Ligt het wel geheel bij die ander? Of houd jij vast aan een aanname? Als de mensen om een kind of jongere met problemen allemaal hun radar in het geheel een klein tandje anders zetten, worden er stappen richting het goede gezet.
‘Waarom gaf je Piet een klap?’
Als je die vraag stelt, vul je al in.
Vraag je de een: ‘Wat gebeurde er volgens jou?’
En de ander: ‘En wat volgens jou?’
En zoek je de overeenstemming, dan heb je de ‘feiten’ al te pakken. Vervolgens vraag je beiden om mee te denken over de oplossing, je maakt hen hiervoor verantwoordelijk en houd de stress buiten. Jaa, dit kost tijd maar is tegenover de betrokkenen wel eerlijk. Op de iets langere termijn scheelt zo handelen juist tijd door minder probleemgedrag, aanvragen zorg etc. en het verbeteren van de leerprestaties.’
U haalt in uw boek enkele malen Victor E. Frankl aan, auteur van onder meer ‘De zin van het bestaan’? Hij was hoogleraar neurologie & psychiatrie en overlever van de holocaust.
‘Zijn visie is gericht op de eigen verantwoordelijkheid die wij allen dragen. Hij vindt dat we die ook aan jongeren moeten geven. Ze hebben vaak een gebrek aan zin en inhoud in hun leven en missen uitdagingen. Ze hebben een doelstelling, taken en verantwoordelijkheid nodig. Ik juich dat toe. Daarmee kun je trots zijn op iets dat je hebt gedaan. Je kunt je laten zien, en je wordt erdoor gezien. En dat laatste raakt mensen die diep worden geraakt door onrechtvaardige bejegeningen, ook ten diepste positief.’
Wat is het belangrijkste inzicht dat het schrijven van dit boek u gaf?
‘Dat hoe we met elkaar omgaan heel belangrijk is, en dat we er samen voor moeten zorgen dat we in de samenleving rechtvaardige procedures aanhouden en bewaken. Dat faciliteert dat wij ons kunnen ontwikkelen tot de persoon die we graag willen zijn en voorkomt dat we alleen degene kunnen worden die anderen denken dat we zijn.
Verder heb ik nóg meer compassie gekregen voor het onderwijs. Wat in theorie allemaal wordt bedacht is niet gemakkelijk uitvoerbaar in de dagelijkse onderwijs- en zorgpraktijk. Het leraarschap vraagt om permanente zelfreflectie en om leerlingen verantwoordelijkheden bijbrengen. Een betekenisvolle en veeleisende opgave.’
‘Ze moeten altijd mij hebben’ is de boektitel van het onlangs uitgegeven debuut van Anja Diender. Met als ondertitel: ‘Hoe de waarneming van (chronische) onrechtvaardigheid kan leiden tot leer- en gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen’. Meer informatie is te vinden op: zemoetenaltijdmijhebben.nl
Boekfragment uit ‘Ze moeten altijd mij hebben’
Jamie, een kleine beweeglijke jongen van acht jaar met een zachte stem stapt de gymzaal binnen voor het toneelstuk van groep 8. Hij probeert de aandacht van Bas te trekken. Bas, ook acht jaar, een kop groter en in het bezit van een harde stem, hoort hem niet. Jamie ploft naast Bas op de bank. Net als hij wat wil vertellen, begint het toneelstuk.
‘Hé, een krokodil.’ Bas herkent Jochem van groep 8. Het wordt vast leuk. Jochem maak altijd grapjes.
‘Bah, een krokodil,’ mompelt Jamie, en hij kijkt om zich heen. Hij fluistert iets tegen Bas.
Die reageert niet, maar kijkt ingespannen naar het podium. Wat later probeert Jamie het weer. Bas doet alsof hij niets hoort. Jamie geeft hem een stomp. Bas gebaart: stoppen en stil zijn! Ineens voelt Bas een scherpe pijn in zijn zij. ‘Au!’ Instinctief slaat hij de arm van Jamie weg, waardoor Jamie van de bank valt.
Juf Jannie keert zich om als ze ‘Au!’ hoort roepen. Ze ziet de maaiende arm van Bas en een vallende Jamie. ‘Bas, je mag niet slaan en anderen pijn doen. Nog één keer en je kunt vertrekken,’ waarschuwt ze.
Boos kijkt Bas naar Jamie en hij fluistert: ‘Je vertelt straks wel wat er echt gebeurd is he!’
De juf hoort zijn gefluister en gebiedt hem te vertrekken. ‘Niet de schuld bij een ander leggen!’ zegt ze als hij protesteert en naar Jamie wijst. Boos loopt Bas de zaal uit. Jamie vertelt niets over de ware toedracht.
Reacties
Margreet
Ben blij dat door dit boek hopelijk verandering gaat komen. Aan de reacties te zien merk ik toch dat er iets mee word gedaan. Het begin is er. Mijn zoon zou dit niet meer meemaken. Hij word al vanaf zijn 12 de jaar kapot gemaakt. Eerst door scholen nu door justitie. Hij is inmiddels 25 en het stopt niet. Onderzoekers doen niet aan waarheidsvinding. Dus je moet van goede huize komen om hem daarin te helpen. Hij geeft de moed al op. En dat doet mij als moeder zo pijn. Dat boek van Anja is echt een begin. Fouten mogen gemaakt worden. Maar als je beter weet, begin dan ook. Kinderen kunnen hierdoor ernstig beschadigen oplopen. Want onrecht is verschrikkelijk iets om mee te dealen
Beatrice
Ja, D. Brinksma, dat klopt!
En mss liet jij wel zien dat het beeld niet klopte. Want enkel daarop kun je invloed uitoefenen.
Succes!
D. Brinksma
Bij mij begon het op de middelbare school. Twee zussen waren mij al voorgegaan toen ik op school kwam. De eerste leraar die in ons lokaal kwam en mijn naam hoorde verzuchtte misprijzend ‘Alweer een Brinkie’ waarmee de toon voor mij gezet was. Ik voelde mij als puber, als alweer zo één, niet meer geroepen mij goed te gedragen. Ik was al beoordeeld.
Hiermee wil ik zeggen dat vooroordelen funest zijn voor een eerlijke benadering.
Janske
Dit onderzoek raakt mij. Ik ga het zeker lezen en zal iedereen die in het onderwijs werkt wijzen op dit onderzoek!
Beatrice Keunen
Beste Janske, Dank voor jouw bericht. Ik begrijp inmiddels dat meer mensen zich in dit verhaal herkennen, ook van buiten het onderwijs. We doen er allemaal aan mee, bewust/onbewust. Het is niet zwart-wit. Graag hoor ik, en Anja vast ook, waar het artikel jou raakt en waarom. En ook hoe je anderen in het onderwijs daarop gaat wijzen. Misschien wil je zelf een bijdrage leveren aan ons platform met jouw onderbouwingen daarin omschreven. Mail dat dan graag naar [email protected].
Dag,
Beatrice
Anja Diender
Dag Janske, ik kan me helemaal vinden in de reactie van Beatrice. We moeten meer naar jongeren met problemen luisteren is ook wat psychiater Robert Vermeiren aangaf in Zomergasten. Voor degenen die liever digitaal een boek lezen, er is een eboekversie van 'Ze moeten altijd mij hebben!' en het is opgenomen in de kobo plus selectie. Groet van Anja