Vakmanschap en trots: Wat kan kunst en cultuur betekenen in vertrouwen vmbo- en mbo-studenten?
1 juni 2022
Een groot deel van de Rotterdamse jeugd wordt op het vmbo en het mbo opgeleid tot vakmensen in de meest uiteenlopende beroepen. Maar hoe Rotterdam zichzelf ook afficheert als stad van bouwers en doeners, de jongeren zelf voelen zich niet gewaardeerd. Er blijkt een gebrek aan trots te zijn in wat vmbo-studenten doen en in wat ze onderwezen wordt. Wat kan kunst en cultuur betekenen in relatie tot onderwijs en het vakmanschap van de toekomst? In een gesprek met Iko Doeland en Lorenzo Elstak worden de contouren zichtbaar.
NIVOZ is verhuisd naar Rotterdam. Deze zomer is er een speciaal magazine uitgegeven. We stellen onszelf daarin voor en via verhalen maken we kennis met onderwijs in de grootstedelijk context van Rotterdam. Wat wordt daarin gevraagd van leraren en lerarenopleidingen?
Wat is vakmanschap eigenlijk? En waarin verschilt dat dan van ambachtelijkheid?
Iko: ‘Vakmanschap bevat meer dan alleen iets kunnen. Er zit een houdingsaspect bij. Je wilt je werk goed afleveren. En daar draag je ook altijd zorg voor. Auteur Richard Sennet, van het boek De Ambachtsman, stelt: Vakmensen zijn altijd mensen die publiek werken. Er kijkt altijd iemand mee. Als iemand bij mij thuis de ketel komt repareren, dan kom ik hem koffie brengen, maar ik ben ook nieuwsgierig. Doet-ie het wel goed? Dat weten vakmensen, ze zijn dus klantgericht. Dat is een attitude. Ambachtelijkheid op zijn beurt, dat zijn meer de skills om de dingen goed te kunnen. En dat vraagt vlieguren. Oefenen, dingen mooi maken. Of het nou gaat om een ketel of om een kunstwerk. Het is wat kunstenaars en vakmensen met elkaar delen.’
Iko Doeland is pleitbezorger van meer makerschap, gefascineerd door vakwerk en altijd werkzaam geweest in of voor het onderwijs: als docent, consultant, schoolleider, praktijkonderzoeker en zoveel meer. ‘Leren lijkt te veel een mentale kwestie geworden. We besteden alle kunde uit aan apparaten en worden dien ten gevolge zelf steeds onhandiger.’
Aan wat voor soort beroepen denken jullie bij vakmanschap?
Lorenzo: ‘Vakmanschap zit in alles. Als ik dus denk aan vakmanschap, dan denk ik vooral aan nieuwsgierigheid. In de klas is het belangrijk dat je een cultuur creëert waarin dat beloond wordt. Als je nieuwsgierig kan zijn en blijven, dan kun je ook meer te weten komen over de fijne kneepjes van het vak. Dat is wat wij – ook op het Albeda Danscollege waar ik lesgeef - proberen te belonen. Een klas zo vormen, een veilige omgeving, waarin dat gewoon kan. Het is heel belangrijk dat wij vmbo- en mbo-studenten als volwaardige studenten beschouwen. Want als je ziet hoe ze soms opkijken naar hbo en wo -studenten. Dat is schrijnend. Je wilt dat ze liefde hebben voor hun werk, voor hun vak.’
Lorenzo Elstak was professioneel danser, is nu sociaal ondernemer en onder meer initiatiefnemer van stichting Ik ben wij. ‘Wij proberen te zorgen dat studenten met en van elkaar gaan leren. We creëren ruimte om de dialoog te voeren in de klas waar misschien vraagtekens zijn. En waar het antwoord nog ergens zweeft.’
Iko: ‘Maar er leven ook misvattingen. Er kan heel veel geld gemaakt worden in de beroepswereld. Zeker nu al die mensen hard nodig zijn. Wat ik wil zeggen: we hebben de juiste beelden nodig. Hoewel het belangrijk blijft dat je geen vakman bent om het geld. Je moet er ook passie en plezier aan beleven, trots zijn op wat je maakt en wat je betekent voor je omgeving, de samenleving, op jouw bijdrage. Zonder ‘vakmanschap’ gaat de ziel er uit. Ik zeg wel eens gekscherend: als je op het vwo zit, mag je niet eens lassen. Waarom zou je daar dat niet mogen?’
Hoe krijgen studenten meer geloof en vertrouwen in datgene wat ze doen? En hoe kan cultuuronderwijs een rol spelen?
Iko: ‘Je moet cultuur dan in de meest brede zin opvatten. Maakwerk, of doe-werk, dat hoeft niet altijd tot een fysiek ding te leiden. Maar het kan wel bijdragen aan de manier waarop we samenleven. Door het te doen en door het er vervolgens over te hebben, wat je gedaan hebt, communiceer je als het ware over de band. En ik merk vaak aan leerlingen dat dat erg belangrijk is. Zeker in het vmbo waar vaak een onzeker zelfbeeld heerst. In een 1 op 1 gesprek, sta je meteen in de spotlight. Maar als je het er samen over hebt, schouder aan schouder en in het midden ligt een werkstuk, dan praat dat makkelijker. Want via het werkstuk heb je het natuurlijk over die leerling.’
Als je het er samen over hebt, schouder aan schouder en in het midden ligt een werkstuk, dan praat dat makkelijker. Want via het werkstuk heb je het natuurlijk over die leerling.'' Iko Doeland
‘Je ziet de leerling groeien, naarmate je steeds meer bewondering krijgt voor wat er gemaakt is. Dat werk moet je continu podium blijven geven. En de gemeenschap erbij betrekken, waardoor de waardering en het besef langzaam groeit van: he, ik kan iets, daar word ik op gewaardeerd, dus ik doe ertoe: ik ben nodig. Dat is een belangrijke notie die leerlingen niet voor op hun mond hebben. Maar die je ze wel kunt laten ervaren.’
‘Ik heb op Rotterdam Zuid gewerkt, op De Hef, een prachtige school, superdivers, en dan denk ik: wat een goud ligt daar voor het oprapen. De diversiteit die er is. Ik stel me dan al die combinaties voor die je kunt maken als je niet in een culturele koker blijft zitten. Want de rijkdom zit ook in de vermenging van die culturen. Wat je in eten kunt stoppen, wat je in een bepaalde manier van zorg kunt stoppen. Maar ook in het maken van meubels, waar stijlen in terechtkomen. Dat vind ik altijd de kracht van Zuid, van deze hele stad misschien wel. Dat moeten we vrijmaken, op een of andere manier.’
En als we het er dan hebben over kunst en cultuur en vakmanschap, wat voor relatie zien jullie dan?
Iko: ‘Cultuur zoals dat nu wordt verstaan, dat hebben we na de Romantiek bedacht. De geest werd gescheiden van het lichaam, van de kunde. Ze bracht - bij wijze van spreken - verlossing of moest expressie hebben. En het lichaam dat dat deed er in feite niet zoveel meer toe. Dat is eigenlijk wel zonde. Want als je kijkt naar de werkplaats van Rembrandt, die had in zijn tijd ook gewoon een business. Die dacht niet over zichzelf als een artiest of een kunstenaar, die moest gewoon productie maken. Maar dat was wel een heel kundig persoon. En dat was ook gewoon een leerwerkplaats met leerlingen waar je de hand van de meester in terugzag. Ik verlang wel eens terug naar zo’n periode.’
Lorenzo: ‘Vroeger haalde iedereen zijn broodjes bij de bakker. Nu is het massaproductie. Je ziet het ambacht niet meer. Ik denk dat daardoor alles verwatert. Ambacht en vakmanschap moeten we herdefiniëren. Wie zijn die mensen? En wat vinden we van wat ze maken? Door samen te kijken naar wat mooi of belangrijk is, maken en vernieuwen we onze eigen cultuur. Dat is waar we het over moeten hebben.’
Door samen te kijken naar wat mooi of belangrijk is, maken en vernieuwen we onze eigen cultuur. Dat is waar we het over moeten hebben.'' Lorenzo Elstak
Iko: ‘We hebben allemaal apparaten en machines uitgevonden waarmee we eigenlijk het ambacht er tussenuit hebben gehaald. En voor zekerheid hebben gekozen. We willen altijd hetzelfde brood eruit hebben, en op tijd. Dat heet workmanship of risk, of workmanship of certainty. Die apparaten zijn wel gemakkelijk en comfortabel, maar we gaan als mensen ook iets missen. Als mens vinden we het namelijk heel prettig om ons uit te drukken in dingen die we maken. Iedereen die wel eens een taart heeft gebakken, die weet hoe dat voelt. Het hoeft niet complex te zijn. Je gaat daardoor ook weer kijken naar een meubelmaker, omdat je ineens het vakmanschap waardeert.’
Hoe kunnen we nu iets wat goed of mooi is meten? Want in het onderwijs moeten er ook cijfers gehaald worden,
Iko: ‘Een stuk werk is goed gemaakt omwille van het werk zelf, zegt Richard Sennet. En goed is natuurlijk een heel subjectief iets. Want je kunt je als vakman ook verliezen in je perfectionisme. Dus je moet een soort norm in jezelf hebben ontwikkeld om te kunnen bepalen, dit is goed. Net als dat een kunstenaar op een gegeven moment een norm voor zichzelf heeft bepaald, wanneer is dit kunstwerk af? En ik weet niet of je het kunt meten, maar op een gegeven moment zeg je: zo klopt het. Daar heb je een soort maatstaf voor. Als kunstenaar, als ambachtsman.’
Lorenzo: ‘Wanneer ben ik nou geslaagd als danser? Dat heeft te maken met wanneer jij jezelf ziet groeien. En wanneer je kan zeggen: ik heb een aantal stappen gemaakt, daar ben ik trots op. De oplossing is het proces. En daarbij vergelijk je je niet met anderen. Ik ben daarin heel duidelijk naar studenten: het is jouw weg en jij bepaalt wat daarin voor jou goed is.‘
Vakmanschap wordt door goed cultuuronderwijs versterkt? Wat zien jullie gebeuren?
Iko: ‘Ik zie vaak dat het oriënteren is, soms er een beetje aan proeven. Bijvoorbeeld, we gaan naar een voorstelling, daar gaan we op reflecteren, we stoppen het in het kunstdossier en gaan weer naar het volgende. Ik zou het mooi vinden als je echt een ontwikkellijn krijgt, als het gaat om welke kunstvorm of cultuuruiting dan ook. Want als je de skills hebt, creëer je uiteindelijk ook de vrijheid van expressie en de waardering.’
Zijn er goede voorbeelden in Rotterdam?
Iko: ‘Op RVC De Hef leerden we de leerlingen op een speelse manier met een iPad te filmen. Daardoor konden ze een verhaal laten zien en vertellen wat ze hebben meegemaakt. En wij hebben dat gekoppeld aan loopbaanoriëntatie en begeleiding, als aanleiding om gesprek te voeren. Dat was in samenwerking met SKVR en Rotterdam Vakmanstad. Daar zag je dat techniek en kunst met elkaar verweven kunnen worden. Je moet het ook durven: vakken met elkaar verbinden, waardoor je ruimte krijgt om mooie dingen te maken. Daar liggen kansen.’
Wat zien jullie dan als opdracht voor de culturele sector, voor Rotterdam als stad en voor het onderwijs?
Lorenzo: ‘Ik zou zeggen: experimenteer, op grote schaal. Ga het gesprek aan met je team, met elkaar. Gaan we ervoor en zullen we het dan ook samen doen? Want als je kunst en cultuur in je curriculum programmeert, dan zijn er ook echt meer uren in de week. Ik ken een voorbeeld, OBS De Schalm op Katendrecht. Ze hebben ervoor gekozen kunst in te zetten als tool, niet alleen als buitenschoolse activiteit en je ziet dat ze de resultaten behalen die ze willen.’
Waarom kan het op de ene school wel, op de andere niet?
Iko: ‘Ik denk dat heel veel scholen dan toch in het keurslijf van allerlei referentiekaders zitten. Ten onrechte hoor, want het inspectiekader zelf geeft heel veel ruimte. Maar het is een gedachte dat de buitenwereld de norm oplegt waar je aan moet voldoen. En de andere is de bestaande opvatting over leren. Dat het vooral een mentaal iets is, dat idee is hardnekkig in onderwijs. Maar leren is een combinatie van actie, doen, maken, van interactie tussen lichaam, brein en omgeving (fysiek, sociaal, cultureel). Dat klinkt misschien heel abstract, maar dat kun je dus vormgeven door allerlei beeldende praktijken of muziekpraktijken te organiseren. Iemand heeft dat ooit focus practices genoemd – daardoor krijg je ook veel meer concentratie en doorzettingsvermogen, want je komt heel veel frustratie en weerstand onderweg tegen.’
De bestaande, hardnekkige opvatting over leren is dat het vooral een mentaal iets is. Maar leren is een combinatie van actie, doen, maken, van interactie tussen lichaam, brein en omgeving (fysiek, sociaal, cultureel).'' Iko Doeland
Welke opdracht ligt er voor de stad, de culturele sector, het onderwijs?
Iko: ‘Het onderwijs probeert – in zijn algemeenheid – de wereld te verklaren of te begrijpen, maar we vergeten die wereld soms te bewonen. Zo zou de kunst de leerlingen niet alleen maar een toeschouwer moeten laten zijn, maar ook een actor. Dus dat leerlingen weer dat vak goed in de vingers krijgen. De kunstsector biedt bij uitstek de voorbeelden die de leerlingen kunnen inspireren en te begeleiden daarbij. En scholen moeten ook daadwerkelijk de ruimte bieden om dat mogelijk te maken. Volgens mij kan er dan iets heel moois gebeuren.’
Iko: ‘Ik denk dat het ook gaat over keuzes durven maken. Wat voor school wil je zijn? If you fall for everything, you stand for nothing. En daar moet je natuurlijk heel goed met elkaar over nadenken, ook hoe je dat vorm geeft. Maar dan krijg je samenhang en meer volume. En soms is daar ook andere aandacht voor nodig, didactisch of pedagogisch. En ik ben erg van de buitenwereld de school binnenhalen. Je kunt het niet alleen. It takes a village to raise a child, zeggen ze, Verbinding maken met de gemeenschap en externe partijen, community maken, dat is erg belangrijk. ‘
Dit is een door Rob van der Poel verkorte weergave van het interview dat Hasna el Maroudi in de serie KCR Debatmeesters afnam. (En nog steeds via YouTube valt terug te zien). KCR (Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam) zet zich actief in voor cultuuronderwijs op alle Rotterdamse scholen. Dit gebeurt door scholen en culturele partijen met elkaar te verbinden.
Reacties