Schoolportret: bij DENISE zie je de hele olifant
15 juni 2023
Wie DENISE – De Nieuwe Internationale School Esprit – binnenstapt, kan direct de hal oversteken naar de theaterzaal. Het is het hart van de school volgens Maria Couprie, docent van het eerste uur: 'Met het vak drama bied ik de Nederlandse taal op een andere manier aan, het is een van de hoofdonderdelen om kinderen zonder schaamte te laten praten.' De openbare, internationale school in Amsterdam Nieuw-West herbergt zo'n 1000 leerlingen met verschillende thuistalen, en biedt zowel primair als voortgezet onderwijs. Door goed naar de leerlingen te kijken, met het lesmateriaal aan te sluiten op het International Middle Years Curriculum, en determinatie qua uitstroomniveau uit te stellen, geeft DENISE deze diverse populatie een zachte landing in onze samenleving. Leone de Voogd en Marco Martens spraken docenten, leerlingen en coördinatoren en bezochten een drietal lessen om te zien hoe dit vorm krijgt in de praktijk.
In de gangen van DENISE klinken verschillende talen door elkaar. Op de eerste verdieping hangen portretfoto's met verhalen over de betreffende leerlingen erbij: over hun vlucht naar Nederland, of jeugdherinneringen in de wijk. 'Our stories' staat erboven. Op een andere wand staat een boom afgebeeld. Het bladerdek bestaat uit de handafdrukken van leerlingen. Een meisje dat in deze ruimte op haar laptop werkt, weet haar handafdruk direct aan te wijzen. Wat de boom voor haar betekent? 'Dat we met veel verschillende mensen zijn, maar dat we toch één zijn.' En dat gevoel wordt breder gedeeld: 'Het voelt als een community. We delen de ervaring om een nieuwkomer te zijn', vertelt een jongen in groep 11, die ook de diversiteit waardeert. Hij spreekt Engels met zijn klasgenoten, en begint te stralen wanneer hij vertelt dat hij ook Hindi en Bengali spreekt.
Over de handafdrukken aan de boom zijn post-its geplakt, met spreuken in verschillende talen. Dat idee ontstond tijdens een van de koffieochtenden waarin ouders door de schoolleiding worden uitgenodigd in het theater van de school, licht conrector en teamleider Jenno van der Wal toe: 'Alle leerlingen mochten in hun moedertaal een wens voor de wereld opschrijven en deze op de moedertalenboom plakken.' Op de post-its lezen we, onder andere in het Engels, Arabisch, Russisch en Turks, teksten als 'Respect for everyone' en 'It's okay to be yourself'.
Begonnen als piratenschool
Negen jaar geleden vond DENISE haar oorsprong. Maria, naast docent drama ook cultuurcoördinator, blikt terug: 'Dit was nog een kraakpand. We zijn begonnen als een ‘piratenschool’ met 45 Internationale Schakelklas-leerlingen. Voorheen kregen zij les in containers op het schoolplein van het Berlage Lyceum. Dat was geen doen, dus toen zijn we hierheen verhuisd. In de jaren daarop stroomden leerlingen van andere Esprit-scholen in en ook het PO kwam erbij. Zo kwamen ook Nederlandse leerlingen binnen. Dat we nu mavo-, havo-, en IB-geaccrediteerd zijn is natuurlijk geweldig.'
Het taalontwikkelingssysteem waarmee in de containers werd gewerkt, ging overboord. Er werd eigen lesmateriaal ontwikkeld. 'Hoe ga je deze leerlingen het Nederlands aanleren, zo goed, zo snel, maar ook zo relaxt mogelijk?' vroegen Maria en haar collega's zich af. 'We wilden dat ze hun diploma bij ons konden halen. Want neem wiskunde; dat gaat over cijfertjes, maar ook dat vak is heel talig. Het is een forse uitdaging om leerlingen die hier een jaar zijn hun mavo-examen te laten halen.'
We kijken naar de kinderen die we voor ons hebben, dus dat betekent dat we ons eigen materiaal volgend jaar niet één op één kunnen overnemen.
'We hebben meer dan 80 verschillende nationaliteiten in huis', vult Jenno aan. 'Zodoende bieden we op de basisschool en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs een internationaal curriculum aan en dus niet alleen vanuit het West-Europees perspectief zoals we in Nederland gewend zijn. Dan creëer je een te smal wereldbeeld. We gebruiken ook geen vaste methode: het internationale IMYC-programma legt de thema's neer en daarbinnen proberen docenten aan te klampen met hun leerstof.'
Cijfers worden op DENISE niet gegeven, vervolgt Jenno: 'We onderscheiden vijf levels die inzicht geven in het niveau waarop je functioneert met een bepaalde opdracht. In het verslag dat leerlingen drie keer per schooljaar krijgen staat steeds per vak vermeld wat de volgende stap in hun leren is.' Op deze manier doorlopen leerlingen de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs: 'Wij tellen dan gewoon door naar groep 9, 10 en 11. Hierin weten wij nog niet welk advies de leerlingen hebben. In die jaren kijken we met een uitgestelde determinatie welk examenprogramma het meest passend is.'
De taligheid van examens
De grootste uitdaging rond de examens is de taligheid ervan. Daarom wordt er volop ingezet op het Nederlands, legt Jenno uit: 'De mavo- en havo-examens zijn alleen maar in het Nederlands, dus ze moeten wel. Een Nederlandstalig vwo hebben we niet. In plaats daarvan bieden we het International Baccalaureate aan; zodat ze startklaar zijn voor de universiteit, in Nederland maar ook in het buitenland. Een Nederlandstalig vwo-examen is voor leerlingen die twee jaar in Nederland zijn niet haalbaar.'
Waar het mavo-programma uit één jaar knallen en beuken bestaat, worden de vakken op de havo per drietal aangeboden: 'Als je alle vakken tegelijk aanbiedt, is de taal een enorme hindernis en dan wordt het lastig om alles te doorgronden en te beheersen. Door je op drie vakken tegelijk te richten, beperk je dat. Eind groep 10 krijgen ze een perspectief vanuit de docenten, waar wij aan denken qua diploma-programma. In groep 11 wordt dat een advies. We hebben afgelopen jaar geëxperimenteerd door groepen te streamen: bij een aantal vakken hebben ze bij elkaar een les gevolgd om ze al voor te bereiden op het diploma-programma. Als docenten en leerlingen merken dat een leerling meer kan en dat ook laat zien is zelfs wisselen van stream nog mogelijk. We blijven leerlingen gewoon kansen bieden: pas aan het einde van groep 11 gaan we echt determineren.'
We blijven leerlingen gewoon kansen bieden: pas aan het einde van groep 11 gaan we echt determineren.
In de les Mens & Maatschappij zit zo'n 'gestreamde' groep 11, met perspectief op het IB. De leerlingen zitten sinds kort samen met klasgenoten die ze nog niet kenden, maar er wordt volop overlegd en samengewerkt. De les gaat over hoe Hitler aan de macht kwam. Ze krijgen de opdracht om in vier lessen een cartoon te maken, waarbij ze zelf kiezen welk stukje van de geschiedenis ze verder willen onderzoeken en uitwerken. Ze doen onderzoek om tot een draft en vervolgens een cartoon te komen. De leerlingen storten zich vol op het onderzoek: sommigen kijken filmpjes op YouTube, anderen googlen vragen en lezen teksten, veel zijn ook druk aan het schrijven. Docent Coen van de Wetering geeft uitleg en stimuleert: 'Ga maar eens kijken of je daar bronnen over vindt.’
‘But what happened before?’ vraagt een leerling. 'Good research question!' countert Coen. Een enkele leerling vraagt zich hardop af wat er nodig is om een IB-beoordeling voor deze opdracht te krijgen. Coen laat ons de rubric zien die hij gebruikt: 'Het gaat om historisch inzicht. Als ze in elke stap een oorzaak-gevolg analyse laten zien, is het voor mij heel makkelijk. Als je dan ook de goede symbolen gebruikt, dan sta je er duidelijk boven.'
De hele olifant
Waar het programma dus zoveel mogelijk op maat wordt aangeboden, is het examenprogramma minder flexibel. Dat vergt de nodige afstemming met andere partijen: 'Steeds als de inspectie komt, staan we er goed op', legt Jenno uit. 'Maar dat behoeft wel veel uitleg. We hebben te maken met vier inspecteurs: we hebben het PO, het VO, het ISK en het International Baccalaureate. Onze rector, Luc Sluijsmans, heeft het voor elkaar gekregen om ze allevier tegelijk aan tafel te krijgen om uit te leggen wat we doen. Als je heel star vanuit één van die perspectieven kijkt, kan dat vragen oproepen. Maar als je de hele context toont, creëer je een duidelijker beeld waardoor inspecteurs ook zien en begrijpen wat we aan het doen zijn.' Of zoals Maria het stelt: 'Ze zien de hele olifant in plaats van alleen de staart of de poten.’
Tijd, kwaliteit en begeleiding
Met curriculumcoördinatoren Kaisa Eskelinen (PO) en Rimmert Faber (VO) bespreken we wat het werken vanuit de doelgroep vraagt van schoolleiding en docenten. Volgens Kaisa, zelf opgeleid in Finland, valt er in de eerste plaats te winnen in de scholing en begeleiding van docenten: 'Als je in Finland de lerarenopleiding doet, studeer je vooral onderwijswetenschappen, dus je krijgt een beter beeld van ontwikkeling van kinderen. Het gaat over didactiek, doelen en pedagogiek. Daarnaast leer je vanuit het nationaal curriculum te werken: je start vanuit leerdoelen en niet vanuit een methode. Je zoekt uit waar je heen moet, waar de leerlingen nu staan en welke stappen daartussen zitten.' Vanuit dat oogpunt begeleidt ze startende leerkrachten. De pabo, zo stelt ze, voorziet daar niet voldoende in: 'Het is hard werken om collega's te helpen boven de stof te staan, uit te zoomen en inzicht te krijgen in wat de volgende stap in hun eigen ontwikkeling is. Bij ervaren docenten gaat het vanzelf, maar bij nieuwe docenten duurt het minimaal drie jaar om inzicht te krijgen in wat je eigenlijk moet doen.'
Naast de begeleiding is tijd een grote factor, vertelt Rimmert: 'We kijken naar de kinderen die we voor ons hebben, dus dat betekent dat we ons eigen materiaal volgend jaar niet één op één kunnen overnemen.' De thema's worden daarom verdeeld over verschillende teams, licht Kaisa toe: 'Als je de taken verdeelt, maak je samen veel. Je moet het wel prioriteit geven en er momenten voor creëren.' De tijdsinvestering betaalt zichzelf uiteindelijk terug, merkt Rimmert: 'Ik ben op deze manier beter gaan nadenken over mijn onderwijs en over de leerdoelen die we moeten onderwijzen. Als ik dat vergelijk met wat ik vroeger deed, was ik toch veel bezig om tijd op te vullen. Ik ben nu meer met het kind bezig.'
Als je niet goed weet wat je kunt verwachten, stem je de lat vaak af op het gemiddelde van de groep.
De derde grote uitdaging die Kaisa in de curriculumontwikkeling ontwaart, is kwaliteitsbesef: 'Wat kun je verwachten van een kind van acht jaar? Wat ga je eisen? Als je niet vanuit een methode werkt, moet je zelf het inzicht krijgen hoe hoog de verwachtingen zijn die je kunt hebben. We proberen dat steeds te verbeteren door het gebruik van rubrics, die we samen kritisch bekijken.' Rimmert vult aan: 'Als je niet goed weet wat je kunt verwachten, stem je de lat vaak af op het gemiddelde van de groep. Dat is zonde: je kunt ze juist meenemen als je net iets meer van ze verwacht dan ze eigenlijk kunnen.'
Van de schoolleiding en de coördinatoren vraagt het een tijdsinvestering om dit proces te faciliteren. Voor Kaisa betekent het dat ze een brede rol vervult binnen het PO. Zelf geeft ze geen les meer: 'Ik focus gewoon volledig op het helpen van collega's. Naast mij is er nog een andere schoolopleider en zij heeft ook één hele dag per week daarvoor.' Kaisa benadrukt het belang ervan: 'Met oog op het lerarentekort denk ik dat het echt meerwaarde zou hebben als leerkrachten zich kunnen focussen op professionalisering en het geven van goed inhoudelijk onderwijs. Met rust, aandacht en steun in plaats van dat je tijd versnipperd wordt in allerlei gedoetjes, dat je je eenzaam voelt in de klas en dat je niet weet wat je moet doen. Ik denk dat dat het beroep aantrekkelijker zou maken.'
Leren van elkaar
We zijn benieuwd hoe het onderwijs tegemoet komt aan de diversiteit van de leerlingenpopulatie. Kaisa vertelt: De thema's vanuit het IMYC worden zichtbaar in de wekelijkse assembly. Een uur per week komen leerlingen samen in het theater en één klas krijgt de opdracht om de assembly te verzorgen. In groep 6 zijn we bijvoorbeeld bezig met het thema homes en houses. Tijdens de assembly lieten alle kinderen zien hoe hun huis eruit ziet in hun thuisland, of een huis van hun opa en oma. Dat was zo leuk om te zien, ze kunnen zoveel van elkaar leren. Waarom heeft dat huis op Bali geen muren, maar slechts een bamboedak? Waarom staan er zoveel huizen naast elkaar? Voor mij is dat de essentie van DENISE: dat je gaat kijken waar we allemaal vandaan komen en dat we trots zijn op onze achtergrond.'
Vast onderdeel van het International Primary Curriculum is dat je vanuit de thema's altijd je thuis, je cultuur, je gewoontes en de geschiedenis van je eigen land meeneemt.
Ook in de lessen komt dit terug, vertelt Kaisa: 'Vast onderdeel van het International Primary Curriculum is dat je vanuit de thema's altijd je thuis, je cultuur, je gewoontes en de geschiedenis van je eigen land meeneemt. We zijn een taalvriendelijke school en ouders worden veel betrokken. We leren recepten koken, voeren gesprekken en ook drama en muziek hebben een grote rol binnen de school.'
Ook voor de moedertaal van een leerling is ruimte binnen de lessen, licht Kaisa toe: 'Als ik bijvoorbeeld in het PO een les zou moeten geven rond het thema toerisme, over holiday destinations in je thuisland, mag je informatie opzoeken in je eigen taal. Vaak kunnen ze de stof dan makkelijker lezen en sneller bekijken. De eindopdracht is dan vaak wel in het Nederlands of in het Engels. Daarnaast hebben we quiet reading, dan maakt het niet uit in welke taal ze lezen. Soms komen ouders voorlezen in hun eigen taal; je hoort en leert van elkaar.'
Gewoon kijken naar mensen
De overgang van het flexibele onderbouwprogramma naar het stuggere examentraject is soms ingewikkeld. Maria ziet het met lede ogen aan en hoopt op verandering in de exameneisen: 'Voordat we zelf examens gingen afnemen, zag de school er wel anders uit. We gingen om de dag naar het Rijksmuseum. Dat was gratis en je kunt er hele leerprogramma's op afstemmen. We waren vogelvrij en misschien was het onderwijs daar wel beter door, soms. We deden boodschappen en maakten lunch voor de docenten. Links, rechts, rechtdoor, oversteken, stoppen, tegoed kopen, geld geven; dan heb ik het over taalleerlingen die net hier zijn. Ze leerden heel veel door op straat te lopen. Je moet het zo inrichten dat ze naar je toe komen om te zeggen hoe ze het willen leren. Je wilt dat ze reflecteren op hun eigen leren en niet dat ze aan jou vragen of het al een punt waard is.' Het liefst zou ze zien dat examens in de huidige vorm worden afgeschaft: 'We duwen iedereen maar door die pijp van middelmatigheid. In de ideale wereld spits je dat toe op de capaciteiten van het individu. Er gaat een hele hoop expressie en creativiteit verloren.'
Soms komen ouders voorlezen in hun eigen taal; je hoort en leert van elkaar.
'Wat we maken,' vervolgt Maria haar betoog, 'wordt toegespitst op de doelgroep waar je voor werkt. Je moet je bedenken: bijna iedere leerling heeft hier een rugzak. Daarom hebben we ook vier mentoruren per week. Dat een jongen van zeventien die in een AZC zit moet vragen of hij naar de WC mag; dat is een beetje gek als je ziet welke reis hij heeft gemaakt. Leren is niet alleen leren, maar leren is ook gewoon kijken naar mensen. Daarom hebben we kleine klassen van maximaal 24 leerlingen en goede overgangsriten tussen mentoren. Ik ben dramadocent en dat is juist in het leven groepen voor die ISK-leerlingen. Want daar vraag je: geef je hart en je ziel en leg het op tafel. Zo was er een jongen die moeilijk kon praten over zijn vlucht vanuit Syrië. Hij zei: juffrouw, ik kan dat niet doen, ik ga huilen. Klasgenoten zijn hem gaan helpen. Hij heeft zijn stem opgenomen en anderen hebben het gespeeld. En nu, in een project rond de Oscars, heeft hij het laten verfilmen. Dat zijn echt hele mooie dingen.'
Het enthousiasme waarmee Maria over haar leerlingen praat, werkt aanstekelijk: 'Stel je voor, wij zijn straks 85, en wij zitten in het bejaardenhuis. Die kinderen van toen zijn volwassen, die komen mijn billen wassen. Toch? Dan wil ik graag dat mijn billen gewassen worden met een roze, zachte spons in plaats van een groene schuurspons, omdat ik niet geluisterd heb. Ik meen het. Ik wil luisteren naar ze.'
Reacties
Georgine
Wat een mooi, ontroerend verslag. Mijn zoon, Rimmert, stuurde dit door. Het lijkt mij niet alleen voor de leerlingen een fijne plek maar ook voor degenen die er werken.
Karin Feenstra
Ik ken de Denise Esprit school in Nieuw West door mijn de buren uit Kyiv die inmiddels jammer genoeg zijn terug gekeerd. Een jongr moeder van in de dertig en een zoon van 13 plus hond Kapuska toen zij arriveerden bij ons in de straat. Ik heb een verlegen en nerveuze jongen 13 in slechts een jaar tijd zien uitgroeien tot een uitgebalanceerde volwassen man van 14. Binnen de kortste keren was hij thuis. Hij had zijn eigen leven. Vrienden. Werd blij. Hij ging niet de deur uit, hij rende de deur uit, zo op zijn plek. Ik treur dat hij mee terug moest, gelukkig niet terug naar de ellende in Kyiv , maar naar de zus van zijn moeder in Praag. Zijn moeder ging wel terug naar Kyiv. Zijn moeder vertelde mij hoe fijn hij het vond op het Mundus College in Amsterdam West. Hoe dan ook, de Denise Esprit school zal hij zeker niet vergeten, en daardoor ook Nederland niet. ❤️