Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Pedagogisch leiderschap in Westfriesland: ‘We hebben op de rem getrapt en zijn elkaar en onszelf vragen gaan stellen.’

20 juni 2023

Rob van der Poel zocht Wieneke Roossien op, voor een portret van een schoolleider. En dan met name om zicht te krijgen op de processen die zij heeft ervaren vanuit haar rol als pedagogisch leider, vanuit de plek der moeite. Het gesprek voert vanzelfsprekend langs haar eigen biografie, de opdracht die ze zichzelf geeft. Maar het gaat ook over irritatie, oprechtheid te midden van onverwachte gebeurtenissen en omstandigheden. ‘We hebben op de rem getrapt en zijn elkaar en onszelf vragen gaan stellen. Waarom doen we de dingen eigenlijk die we doen?’

Het is een dinsdag in mei als ik mijn auto om negen uur voor de Praktijkschool Westfriesland – onderdeel van stichting Trigoon - parkeer. Wieneke komt me tegemoet. We kennen elkaar niet, anders dan dat we al wel telefonisch een half uurtje hebben uitgewisseld over de insteek van mijn bezoekje. Ik kom voor een schoolleidersportret, weet dat ze zelf zojuist een traject Pedagogisch Leiderschap heeft afgerond en dat het team ook alweer bijna een jaar is begeleid door twee collega’s bij NIVOZ, Karin en Anouk.  Ik geef aan dat ik natuurlijk en passant ook wel iets van de school en de dagelijkse praktijk in Stede Broec kom proeven. En dat dat wellicht mijn voorkeur heeft, als begin, als ik even later mijn spullen op haar directiekamer heb neergezet. ‘Wil je dat ík je door de school leidt of zal ik dat een paar leerlingen vragen?’

Niet veel later loop ik achter Mees en Justin aan. Ze zitten in het tweede jaar en de theorieles die ze zojuist volgen is – zoals bij veel praktijkschool leerlingen - nou niet het leukste onderdeel van hun schooldag. Op mijn eerste vraag wat zij me als eerste zouden willen laten zien, is het antwoord dan ook eensluidend en helder: de praktijklokalen. Ze brengen me direct naar het algemene technieklokaal, waar meneer De la Porte op dat moment zit. Woorden komen als er vragen worden gesteld. ‘Je kunt hier van alles maken,’ vertelt Justin op een beleefde toon. Maar de passie en de verhalen blijven – wellicht omdat ik ze vreemd ben - vooralsnog binnenskamers. Duidelijk is dat deze twee jongens inderdaad liever hun handen laten spreken.

Ik moet het vooral van mijn eigen waarnemingen hebben. Niet erg. Ik zie brommers en allerhande fietsonderdelen. Lasapparatuur, gereedschap en machinebankwerk. We lopen naar een hoek van het lokaal en dat blijkt natuurlijk niet voor niets. Justin wil later ‘in de betegeling’- gewoon omdat ik het leuk vind - en in deze hoek kun je er volop mee oefenen. De jongens vertellen over opdrachten, over dingen die moeten, maar ook over eigen maaksels. Over apparaten van thuis die je op school kan repareren of dat je ook gewoon hier iets kan proberen.

Mees ziet zichzelf later vooral iets doen met koken. Hij loopt stage bij het Hof van Medemblik – zijn woonplaats op een half uurtje fietsen - waar hij is begonnen als afwasser. Het is niet verwonderlijk dat we na het houtlokaal dan ook nog het kooklokaal aandoen. Hier maken de leerlingen een grote variatie aan eten en maaltijden, dat ook gebruikt wordt voor een levensecht diner in het eigen restaurant. Mensen in Stede Broec kunnen reserveren voor een driegangendiner van 15 euro. Ook blijkt dat de praktijkschool een eigen tweedehandswinkel bezit.  Maar de bel van de pauze heeft zowel Justin als Mees wat onrustig en ongeduldig gemaakt. Ik bedank ze voor hun rondleiding, neem afscheid en vind Wieneke terug in de lerarenkamer.

Het helpt dat we al eerder contact hebben gemaakt. Zo weet ik van haar topsportachtergrond, als volleybalster van Martinus en dat ze zelfs even heeft mogen ruiken aan het Nederlands team. En ze sprak ook al eens kort over haar ruime ervaring als docent in het speciaal onderwijs in Amsterdam. Ook weet ik dat ze vier jaar terug is gestart als schoolleider op de Praktijkschool in Stede Broec, als opvolger van Piet Hartog die vanwege zijn decennialange dienstverband inmiddels een iconische status in de school had opgebouwd. Ik weet ook dat ze een half jaar later al vanwege zwangerschap haar nieuwe rol een aantal maanden moest onderbreken en vervolgens te maken kreeg met alle beperkingen die corona met zich meebracht.

Maar als ik Wieneke spreek, hoor en meemaak, lijkt het alsof ze in staat is geweest al deze gebeurtenissen – deze ogenschijnlijke hindernissen - te gebruiken om juist vanuit eigen kwetsbaarheid en openheid zichzelf en haar team in beweging en ontwikkeling te brengen. Ze heeft zin in ons gesprek, merk ik. De bezieling voor het werk, de passie en betrokkenheid voor en bij deze groep leerlingen, is wat me direct opvalt. ‘Ik kan wel een hele dag over deze school praten,’ vertelt ze me, als ik bij haar aan tafel ben geschoven. Het interview is begonnen.

Je kan de hele dag praten, maar waar ga jij dan vaak, als je iemand ontvangt zoals ik, als eerste over praten?

Dat is over de doelgroep en de realistische manier van leren. Mijn pedagogische opdracht is dat ik vind dat er voor iedereen een plek moet zijn en dat je daarvoor dus ook best wel buiten de lijntjes mag kleuren. We moeten er in deze samenleving gewoon voor zorgen dat we allemaal de kans krijgen om onze plek te vinden, om ons te ontwikkelen. En ja, dat betekent ook dat het soms niet bij ons, hier op deze praktijkschool, is.

Maar voor al die leerlingen die hier wèl zijn, gaan we samen kijken en ontdekken: hoe gaat jouw weg er dan hier uitzien? Dat geldt voor de kinderen, maar natuurlijk evengoed ook voor ons personeel. Waar word jij blij van, waar ben je goed in? We kunnen niet aan alle wensen voldoen, maar het is wel de basis hoe er keuzes worden gemaakt.

Voor al die leerlingen die hier wèl zijn, gaan we samen kijken en ontdekken: hoe gaat jouw weg er hier uitzien? Dat geldt voor de kinderen, maar natuurlijk evengoed ook voor ons personeel.''

En wat levert dat voor werkelijkheid op? Je geeft – hoor ik - veel ruimte.

Ja, maar ook wij hebben hier een basisaanbod. Daar kan het gros gewoon in mee. Maar voor degene die een ander tempo nodig heeft, of net even een andere kant op wil, op een andere manier, daar hebben we veelal ook iets voor. Zodat ze dan toch weer of kunnen aansluiten of het via een andere weg kunnen halen.

Collega’s zijn tevreden, zijn hier graag, willen hier graag werken. Ik heb nu drie vacatures open, maar ook liefst 58 reacties. Bizar veel. En dat in deze tijd! Er is natuurlijk die West-Friese nuchterheid. Dat gaat vooral over: wat kan er anders en misschien nog beter? Dat is óók belangrijk, zeker. Maar ik denk dat we best heel trots mogen zijn. We mogen ook wel eens tegen elkaar zeggen dat we dat dus gewoon heel goed doen.''

Dus je begint jezelf ook af en toe op de borst te slaan?

Nou, vooral mijn collega’s hoor. Ik ben geen directeur geworden om op het podium te staan. Sterker nog, dat was misschien de enige reden om het niet te doen. Omdat ik dat helemaal niet per se heel prettig vind. Maar waar ik heel blij van word, is dat ik mensen een bepaald gevoel kan geven waardoor zij boven zichzelf uitgroeien. Of dingen doen die ze voorheen misschien niet durfden.

Typeert dit de leraar en de schoolleider, om ten dienste van die ander te staan?

Nou ja, ik doe de dingen natuurlijk zelf ook graag heel goed. Ik ben ook topsporter geweest. Dan wil je echt wel de beste zijn. En dat heb ik nog steeds. Dus dat zit ook wel in de aard van het beestje. Ik leg mijn eigen lat wel hoog, maar ik vind dat ook leuk.

Wil je daar eens verder in kijken? Jouw topsportleven en hoe dat zich verhoudt tot jouw rol als scholleider, tot hoe jij je beweegt in school, in een onderwijscontext.

Toen ik mijn schoolleidersopleiding afrondde, met mijn eindpresentatie, toen heb ik eigenlijk pas die dingen aan elkaar gekoppeld. Mensen zeiden altijd dat ik wel aardig kon volleyballen, maar ik was niet talentvol genoeg, toch niet goed genoeg. Dus ik dacht bij mezelf: dat zullen we dan nog wel eens zien! En uiteindelijk heb ik iedereen daarin verbaasd. Maar ik heb daar ook heel hard voor gewerkt. Ik was echt een trainingsbeest.

Mensen zeiden altijd dat ik wel aardig kon volleyballen, maar ik was niet talentvol genoeg, toch niet goed genoeg. Dus ik dacht bij mezelf: dat zullen we dan nog wel eens zien.''

Europa Cup, Champions League, je hebt het allemaal gespeeld. En je zei dat je ook eventjes bij het Nederlands team hebt gezeten.

Ik heb geen interlands gespeeld, maar wel aan het winterprogramma meegedaan. Bondscoach Avital Selinger belde mij. Hij zei: ik wil jou gewoon bij mijn team hebben, want ik denk dat jij een heel goed voorbeeld bent voor de jonge meiden. Jij kan ontzettend hard werken en goed trainen. Dus ik kreeg ook een andere rol, binnen dat team. Ik denk dat ik toch altijd wel de verbinder ben geweest, in elk team. Dus ik zat dan weer tussen de extraverte meiden, dan weer bij de wat introverte meiden. Ik bewoog me als het ware tussen het team en de coach in. Ik ben ook heel vaak aanvoerder geweest.

Dat betekent ook dat je je met verschillende mensen kan optrekken?

Dat is me een beetje met de paplepel ingegoten. Ik was als kind al zo en dus niet iemand die een ander heel snel zou veroordelen, of beoordelen. Ik was altijd geïnteresseerd in gedrag en de vraag wat zit daar dan achter? Mijn drie broers – ik ben nummer twee in de rij – vonden me daarom ontzettend irritant, haha. Dat bestaat niet! Je vindt toch ook iemand stom!? Nee, ik was zeker niet het zielige meisje tussen de jongens. Sterker, ik was vaker thuis degene die de lijntjes uitzette. Mijn broers kwamen naar mij toe, vaak voor hulp en ik ging het allemaal wel regelen voor ze.

Daar zit ook altijd een andere kant aan.

Ik heb natuurlijk ook wel de deksel op mijn neus gekregen, wat dat betreft. Dat ik ook wel besef dat ik goed voor mezelf moet zorgen. Maar het is ook prima dat ik heel graag voor anderen zorg. En als ik iets niet wil, kan ik dat zelf aangeven.

Je leefde lang een topsportleven, dat is heel erg competitief. En je doceerde in het speciaal onderwijs, cluster 4. Hoe gaat dat samen? Waar raken die twee werelden elkaar?

Ik denk dat het cluster 4-onderwijs ook een soort van topsport is. Je kan niet één dag op halve kracht werken. Je staat gewoon altijd op de toppen van je kunnen, je bent heel scherp en gefocust. En het competitieve kan natuurlijk ook heel erg naar jezelf toe gericht zijn. Dat je zelf gewoon de dingen heel graag, heel goed wil doen.

Het competitieve kan natuurlijk ook heel erg naar jezelf toe gericht zijn. Dat je zelf gewoon de dingen heel graag, heel goed wil doen.''

Mijn vader zat in het onderwijs, dus ik ging dat dan ook doen. Ik heb eerst nog sportacademie gedaan, een jaar, in Amsterdam. Dat vond ik ook heel leuk hoor, maar ook dat kon ik niet halfbakken. Dus ik rende het snelst en ik gooide het verst, met atletiek en kogelstoten. Ik was ook heel sterk en deed veel krachttraining. Maar dat was fysiek gewoon niet vol te houden, eigenlijk. Want daarna moest ik natuurlijk ook gewoon nog heel lang trainen. Ik vond de ALO wel moeilijk, qua lesstof. Ik had natuurlijk weinig tijd om te leren en ik kon nooit zo goed leren. Dat heb ik mezelf lang voorgehouden. Ik had de mavo gedaan, ook in vijf jaar. Maar goed, toen kon je nog gewoon opstromen. Daarna ging ik de havo doen en vervolgens volwassenonderwijs, want dan kon ik wel heel veel blijven volleyballen. Daarom ging ik van de ALO naar de Pabo. Alles was eigenlijk, om het volleyballen heen gepland.

En toen je op je 30ste stopte, ben je de master SEN gaan doen.

Daar heb ik ook nog heel erg over getwijfeld. Ik dacht: kan ik dat wel, ben ik wel slim genoeg? Daar ben ik erachter gekomen dat ik beleid en organisatie heel leuk vond. En toen ben ik direct ook de schoolleidersopleiding gaan doen. Ik deed sowieso graag altijd alles tegelijk. Ik denk dat dat ook wel bij mij past. Anders ga ik me snel vervelen, dan vind ik het zo saai. Stom hè!?

Dus een stilteretraite is niks voor jou.

Dat weet ik niet. Heb ik nog nooit gedaan. Wie weet vind ik dat heerlijk hoor, want ik kan ook heel goed rustig lezen.

Ik heb van mijn collega’s vernomen dat je niettemin heel vaak de rust bewaart.

Ik doe wel veel op mijn gemak. Ik raak van weinig dingen van slag. Of het moet me echt irriteren. We hebben inspectiebezoek gehad hier, dat gaf me wel wat stress. Vier dagen voor de kerstvakantie kreeg ik te horen dat ze de maandag na de kerstvakantie kwamen.

Maar dat was het niet alleen…

Nee, de manier waarop er beoordeeld en geoordeeld wordt, dat staat haaks op wat wij hier doen. Nou ja, ze weten gewoon op het moment nog te weinig van het praktijkonderwijs af. Dat vind ik jammer. Dan denk ik: als je hier dan komt, dan moet je toch wel weten wat de passende perspectieven van het SLO zijn, bijvoorbeeld.

We hebben een onvoldoende gekregen. Dat was voor het didactische handelen. Het mocht wat doelgerichter. Wij wilden graag laten zien dat het ook een speerpunt was in ons jaarplan, we zijn er hard mee aan het werk. Helaas kregen we niet de tijd om goed aan te tonen hoe we hiermee bezig zijn. In mijn ogen moet je als school zicht hebben op je ontwikkelingen en je zichtbaar ontwikkelen. Dat hebben we en dat wilden we ook laten zien.

Voor de rest was alles in orde. Want dat zeiden ze: het is hier fantastisch, jullie zijn ontzettend goed bezig en het gaat helemaal goed komen en je hebt precies in kaart waar je je moet ontwikkelen. Maar dan toch een onvoldoende geven. Daar is ook een andere weg voor, denk ik. Jullie krijgen een voldoende, maar we komen volgend jaar kijken of de ontwikkeling doorgaat zoals jullie nu hebben ingezet. Dan was het een totaal andere boodschap geweest. Dat was heel teleurstellend.

We zijn heel geïrriteerd geweest, maar we hebben natuurlijk ook met het team snel gezegd: luister, we doen het ook niet voor hen. Wij zijn gewoon zoals we zijn. We weten wat ons te doen staat. Ik ben trots op wie we zijn en we doen het nog steeds voor onze leerlingen, vanuit onze overtuiging en vanuit onze pedagogische opdracht.

We hebben prima zicht op wat we moeten ontwikkelen. Ik ben trots op wie we zijn en we doen het nog steeds voor onze leerlingen, vanuit onze overtuiging en vanuit onze pedagogische opdracht.''

Je denkt vast ook wel eens: wat is er gaande?

De inspectie wordt natuurlijk enorm in de gaten gehouden, ook nu door de politiek. Minister Wiersma heeft het ook aangegeven: we gaan nog meer controleren, nog meer inspecteurs, nog meer… Wat eigenlijk in een hele korte tijd is opgebouwd - dat vertrouwen en dat gevoel van saamhorigheid en samen staan voor goed onderwijs - dat is volgens mij in een aantal weken om zeep geholpen. Het creëert enorm wij-zij!

Als je kijkt naar ‘het moeten’ - het inspectiekader is een moeten - als je daar ‘het willen’ overheen legt, dan overlapt dat enorm. Iedereen wil natuurlijk ook een goed pedagogisch klimaat en wij willen ook didactisch goeie lessen geven. Dus als je zorgt dat willen op de voorgrond komt, dan is er nog maar een heel klein stukje moeten. Maar dat kost dan minder negatieve energie. Dat is wat ik nu ook wel een beetje probeer, ook naar het team toe. We doen het niet voor een ander, we doen het omdat wij denken dat het goed is voor onze leerlingen.

We hebben het eerder in een telefoongesprek aangeraakt. Je komt hier op een plek met een geschiedenis. De school is een levend organisme. Waar komen jullie vandaan en wat is er gebeurd? Dat is juist hier heel belangrijk, begrijp ik.

Zeker, omdat hier heel veel historie ligt en met heel veel dezelfde mensen. Er is heel weinig verloop geweest. Ik denk eigenlijk dat ik de eerste nieuwkomer was, samen met Jochem Pennekamp.

Want de directeur en de teamleider, Piet Hartog en Simon de Wit, die hebben hier samen lang gezeten…

Die zijn samen met pensioen gegaan. Het eerste jaar van mij als directeur is Piet nog teamleider geweest. Dat was omdat ik zwanger ben aangenomen. En ik kwam terug, net toen de corona was aangebroken.

Dat oogt als een valse start?

Het was een lastige overgang, ja. Maar aan de andere kant vond ik dat dus ook weer heel leuk, want het was een soort van crisismanagement, zeker met die corona-beperkingen. En dat is samen met ons team wel goed gelukt. We dachten al snel: dit kunnen we, we raken niet in paniek. Dus straks, als alles weer normaal is, dan kunnen we echt gaan ontwikkelen. Maar makkelijk was het, zoals voor iedereen, niet. Want ondertussen zijn er ook veel meer mensen met pensioen vertrokken. Toen ik hier kwam, stonden er echt minimaal twaalf op de lijst die binnen vijf jaar afzwaaiden. Dus dat heeft dan ook impact.

Het was een lastige overgang, ja. Maar aan de andere kant vond ik dat dus ook weer heel leuk, want het was een soort van crisismanagement, zeker met die corona-beperkingen.''

En als nieuwe directeur en dan heb je eerst ook nog een hele periode dat er werd gezegd: ja, maar van Piet moesten we… Dat is net een klas eigenlijk. Maar dat vond ik dan ook wel weer grappig. Ik ben natuurlijk niet Piet, ik ben mezelf. Dat was best even wennen voor iedereen. Ik ben van het verbinden met het team. Dat was natuurlijk extra moeilijk in die eerste twee coronajaren, want we moesten vaak van alles op afstand doen. Mensen waren soms op school, maar om de beurten. Er kwamen steeds meer eilandjes. Maar toen corona voorbij was, leefde er echt een gemeenschappelijke vraag. Het aanspreken van de leerlingen, hoe doen we dat en hoe willen we dat? Toen hadden we een paar informatiedagen van verschillende methodes, van Rots en Water en van Kick. Maar we voelden daardoor vooral meer verdeeldheid. Eigenlijk dachten we: dit gaat niet goed, we moeten dit stoppen. We moeten gewoon terug naar de basis. We geloven in onze pedagogische aanpak. Naast deze aanpak hebben we geen methode nodig om voor een veilig klimaat te zorgen. We zijn ons eigen instrument. En zo zijn we bij NIVOZ terechtgekomen.

Jullie kwamen in een proces zonder antwoorden en veel niet-weten...

Ja, dat is en voelt dus heel vaag. Je weet dus niet waar het naartoe gaat, maar het voelt wel dat het wezenlijk is voor de samenhang. Dus we hebben op de rem getrapt en zijn elkaar en onszelf vragen gaan stellen. Waarom doen we de dingen eigenlijk die we doen? Want we zeggen allemaal dat onze gemeenschappelijke pedagogische aanpak, zoals dat 15 jaar terug is vastgesteld, dat we dat zo goed vinden. Maar waarom doen we dat nou eigenlijk? En hoe ziet dat er voor jou uit? Wat betekent het voor jou? En daarvoor moesten we echt afscheid nemen van de historie. Eigenlijk van meer dingen. Daar was eigenlijk geen tijd voor geweest. Zo kreeg onze eerste bijeenkomst vorm. In de studieboeken heet dat rouwen. Daar hebben we de tijd voor genomen die dag.

Afscheid, maar wel erkennen. De historie blijft deel van je dna.

Zeker en dat is heel mooi. We hebben de verhalen gedeeld, de verhalen van elkaar gehoord en dat in een tijdlijn gezet. En we zijn geëindigd met de vraag: wat willen we per se behouden? Dat is tegelijk de start geweest van ons ontwikkeltraject richting de toekomst. Zonder deze dag was het echt anders gelopen. En ook daarna was het elke keer sparren met Karin en Anouk. We vertelden wat we graag een volgende keer wilden doen en vroegen tegelijk wat zij hadden gezien. Samen doorspreken en elkaar de waarom-vraag blijven stellen?

Jullie belanden toen in een traject - of in een begeleiding bij dit grote proces? Een ontwikkeling waar dat pedagogische een grote rol speelt…

Ja, maar niet zozeer alleen naar de leerlingen toe, maar ook naar jezelf

Onder de noemer van Pedagogische Tact, maar dat is eigenlijk te kort door de bocht? Het is een traject, waar het pedagogische, waar tact, maar ook waar leiderschap wordt aangewakkerd?

Pedagogisch tact kwam aan bod. Waarom reageer je zoals je reageert? En waarom doet een ander dat? En je ziet dit bij je leerling, maar wat zit er dan achter? Wat kan je dan voor vragen stellen? Maar we zaten ook in een verandering van een familiecultuur meer opschoven naar een professionele cultuur. Want echt, we vinden hier mekaar allemaal hartstikke lief, het is een warm bad en dat is prachtig. Maar we moeten elkaar natuurlijk ook gewoon wel kunnen aanspreken.

Daar kiezen we heel bewust voor met z'n allen. Maar dan niet in de zin van: ‘Als jij drie keer te laat bent, dan moet jij je om acht uur melden.’ Nee, als je drie keer te laat bent, dan krijgt een mentor in Presentis (leerlingvolgsysteem gemaakt door en voor het praktijkonderwijs, red.) een berichtje. Die gaat met de leerling in gesprek en stelt vragen: Je bent nu drie keer te laat komen. Hoe komt dat nou? Wat zit er nou eigenlijk achter? En als die leerling te laat is omdat die geen zin heeft, dan kan je altijd nog zeggen: dan kom je morgen om acht uur melden om je tijd in te halen. Maar op het moment dat diezelfde leerling zijn zeven broertjes en zusjes naar school heeft moeten brengen, dan volgt er dus een ander gesprek.

We hebben niet één antwoord op elke situatie. Maar dat vraagt heel veel discipline, heel goeie communicatie. Want dat betekent namelijk ook dat je je collega's moet bevragen van: Joh ik zie dit gebeuren, maar je reageerde niet. Kan je uitleggen waarom? In plaats van er direct iets van te vinden.

We hebben niet één antwoord op elke situatie. Maar dat vraagt heel veel discipline, heel goeie communicatie. Want dat betekent namelijk ook dat je je collega's moet bevragen.''

Discipline om het gesprek steeds aan te gaan?

Ja, om elkaar te blijven bevragen en niet overal wat van te vinden en het zelf in te vullen.

Maar ook de discipline om een willekeurige collega hulp te vragen als een leerling apart genomen moet worden door jou om tot rust te komen. En dus de klas, die even wordt overgenomen. En dat is dan geen teken van zwakte, want we doen het samen. Dus niet tegen zo’n leerling zeggen: dan moet je naar meneer Pennekamp of naar mevrouw Roossien. Zo doen we het niet en dat willen we ook niet.

Er gebeuren ook gewoon niet veel extreme dingen op deze school, zoals vechtpartijen of nog erger. Dat is omdat we - denk ik - altijd dat gesprek aangaan. En weinig straffen. Terwijl het een moeilijke doelgroep is. Zeggen ze.

Even terug naar die traject, daar zit ook leiderschap in. Je bent daar bewust met zijn tweeën ingestapt?

Ja, samen met Joep. Hij is een LC-docent, hij geeft les en stagebegeleiding en heeft daarnaast een kwaliteitsopdracht. Hij zat te denken aan pedagogisch tact, maar ik dacht: jij bent eigenlijk ook de informele leider hier. Hij was daar zelf overigens helemaal niet bewust van. Joep zit hier al heel lang. Hij is de brug. Iedereen komt eigenlijk met vragen bij hem. Hij is die opleiding PL gaan doen, omdat hij hoopte taal te ontwikkelen en woorden te krijgen aan wat hij denkt, aan wat hij voelt. Ik hoopte dat hij aan het eind van de rit zou zien wat voor een invloed hij allemaal heeft en hoe hij gezien wordt. Uiteindelijk is dat er wel ook uitgekomen, dus dat vond ik wel heel mooi van zijn ontwikkeling.

Mijn eigen bedoeling ging over mijn wens om dit traject heel goed te begeleiden en dat stopt natuurlijk nu ook niet. Je leiderschap en de teamontwikkeling gaat natuurlijk gewoon verder. Ik vond het belangrijk om te kijken naar, wie ben ik nou eigenlijk als pedagogisch leider en wat is mijn opdracht en hoe neem ik een team daarin mee? Dat was eigenlijk mijn proces, wat ik direct kon uitproberen, de situatie vroeg erom. En ik heb heel bewust gekozen om onderdeel te zijn van het team. Waarbij ik tussen alle bijeenkomsten door probeerde alles met elkaar te verbinden.

Ik vond het belangrijk om te kijken naar, wie ben ik nou eigenlijk als pedagogisch leider en wat is mijn opdracht en hoe neem ik een team daarin mee? Dat kon ik direct uitproberen, de situatie vroeg erom.''

Dus ook onze bijeenkomsten koppelen aan het inspectiebezoek en aan de ontwikkelfase waarin wij zitten als team. Dat proberen inzichtelijk te maken en dat uit te leggen aan het team van: wat doen we, waar gaan we naartoe? Omdat het niet losse dingetjes zijn.

Wie ben jij als pedagogisch leider? Wat is jouw opdracht?

Ik wil het voorleven. Dus dat wat ik vraag van een ander, dat ik dat zelf ook moet laten zien. Ik vraag bijvoorbeeld aan mijn team om het gesprek aan te gaan op plekken waar het schuurt. Dus dat betekent dat ik dat ook moet doen. Dus dat is echt het voorleven. Ik ben me heel erg bewust van dat ik een voorbeeldrol heb.

Maar ook kwetsbaar durven zijn. Ik heb dat boek gelezen van Brené Browne. Ik koppelde kwetsbaarheid eerst altijd een beetje aan: dan moet je overal meehuilen. Maar dat hoeft helemaal niet. Ik kan dat dus ook niet zo goed. Maar dat mag ik dus gewoon zeggen, ik weet het nu ook even niet en dat is prima. Het gaat meer om het delen van je twijfels, je afwegingen en het soms kunnen zeggen dat je het nu ook even niet weet. We kunnen dan samen op zoek naar een antwoord.

Het voorbeeld voorleven gaat ook over het vertragen bij bijeenkomsten. Gewoon zelf even onder in de U blijven zitten (zie ook Otto Scharmer, Theorie U, red.), zeg maar. En dat heeft eigenlijk al zoveel opgeleverd. Gewoon even blijven zitten. Eerst voelt het onwennig omdat je graag alles direct wil oplossen, maar late  kwamen er toch hele goede oplossingen die ik zelf op dat moment nooit had kunnen bedenken. Maar dus gewoon door het even de tijd te geven.

Ja, maar jij wordt ook gezien als de leider, toch? Er wordt naar jou gekeken als het spannend wordt. (Wieneke pakt een boek erbij)

Kijk hier. De oplossingenmachine. Van moeten naar willen. Van Wouter ’t Hart, onder meer. Dus de vraag is: ga ik alles voor iedereen oplossen? Of ga ik zorgen dat hier een groter oplossend vermogen komt bij een ieder? En dat ben ik gaan oefenen. Dat zijn dus eigenlijk de drie dingen waarvan ik denk: daar wil ik echt een voorbeeld in zijn.

Maar er is nog iets. Want we zitten natuurlijk ook in een prestatiecultuur. Er moet van alles. Maar dat ik dus daarin ook een voorbeeldrol heb. En dat is soms heel praktisch. Ik vind werk helemaal niet erg en ik betrapte me er ‘s avonds geregeld op dat ik nog even mailtjes stuur of wat dan ook. Ik dacht, oh ja, ik zet dan wel ook anderen aan het werk. Dus daar probeer ik nu rekening mee te houden, dat ik ze dan pas de volgende ochtend verstuur. Maar dat ik wel alles klaarzet.

Ik zoek een mogelijk spanningsmomentje in dit hele verhaal op. Ik begreep dat vanuit jullie gemeenschappelijke pedagogische aanpak (GPA) er een gedachte was: nu gaan we allemaal weer gelijk zijn? In het pedagogische, zeg maar. Maar wat gebeurde was dat jullie eigenlijk de verschillen tegenkwamen.

Er was hier een methode. Maar wat ik zag was dat het er bij de meeste niet (meer) was. Er hingen overal posters, maar het werd niet geleefd. Dus ik ben gaan vragen: hoe komt dat? Ik vind dat we moeten onderzoeken waarom het er niet is. Is dat omdat het niet goed is? Is dat omdat we het niet doen? Is het omdat we het niet willen?

Dus daar is de zoektocht begonnen?

Ja, want daar kwam eigenlijk uit dat ze het te moeilijk en te talig vonden voor deze doelgroep. Het is namelijk heel veel praten en dat moet letterlijk dan helemaal uitgeademd worden. Anders werkt het niet. Nou ja, daarnaast was het ook al heel lang geen gevalideerde methode meer. En toen dacht iedereen: we moeten een nieuwe methode hebben, waar we allemaal in kunnen stappen.

Dus jullie zaten ook misschien te veel op het wat.

Ja, veel te veel, ja. We moesten het anders aanvliegen, want dit is niet vanuit de bedoeling. Dus toen zijn we opnieuw begonnen eigenlijk ja.

En toen kwamen ook op een gegeven moment Karin en Anouk erbij. Hoe houd je mensen daar dan toch aan verbonden?

Omdat ik zelf heel veel vertrouwen voelde in hoe het ging. Dit was een goede weg, ook al was het verwarrend. Maar dat was het traject Pedagogisch Leiderschap ook, wat ik intussen was gaan volgen. Daar ging je na een studiedag ook weg, juist met heel veel nieuwe vragen eigenlijk. En dat gebeurde hier ook.

Wat is dat vertrouwen dan?

Nou, misschien omdat ik voor mijn gevoel telkens wel het overzicht zag en hield. Voor mij was het heel duidelijk dat we bezig waren met een teamontwikkeling. Ik had ik heel helder voor ogen waar de verbindingen zaten. En dat heb ik elke keer kunnen vertellen aan het PO, het portefeuilleoverleg. Daar zat van elke werkgroep een vertegenwoordiger. Dat was echt mijn ruggenspraak. We zitten elke twee weken samen en daar werd heel veel neergelegd.

Dus je kon het proces duiden. Je wist waar jullie zaten.

Het team was zoekende en het was soms ook echt even moeilijk. En ik kon dan zien en zeggen: kijk, we zijn aan het stormen, zeg maar. En dit zijn de kenmerken van die ontwikkelfase. Van Bruce Tuckman. Forming, storming, norming en performing. En dat kon ik dus wel telkens goed vertellen. En daag jezelf uit om de gesprekken aan te gaan waar het schuurt, want daar zit de ontwikkeling.

Om onder in die U te geraken.

Het hoort erbij. Het is moeilijk, het is onrustig, het is chaotisch. Maar het is heel hard nodig om weer de volgende stap te maken. Mits je die gesprekken aangaat. Dus ik denk dat daar het vertrouwen vandaan kwam, dat ik wist: we zijn gewoon heel goed bezig. Ik heb heel veel vertrouwen in ons team.

Maar er was ook vertrouwen in jou. Je wist misschien niet waar het naartoe ging, maar je wist wel wat er gebeurde. En allemaal ook relatief in korte tijd.

Wat hielp was dat ik in de beginfase met iedereen heel lange en uitgebreide startgesprekken heb gevoerd. Maar het zat misschien ook in de manier waarop ik aangenomen ben. Het was echt superspannend. Ik durfde nooit in groepen te praten. Dat vond ik vreselijk. Dat was wel een dingetje buiten mijn comfortzone. Maar ik moest hier natuurlijk voor de benoemingsadviescommissie (BAC) verschijnen. Daar zaten heel veel mensen in. En de tweede ronde was een presentatie geven aan het hele team. Ik vond het verschrikkelijk eng. Maar het ging goed, want zij hebben mij allemaal unaniem en overtuigd gekozen. Dus dat was natuurlijk een heel mooi begin eigenlijk.

Het was sowieso een hele spannende dag, want mijn tweede kind is met Ivf geboren. En op de dinsdag – twee dagen voor het gesprek - had ik een terugplaatsing gehad. En dan wordt tijdens die BAC gevraagd. Is er nog iets wat dit eventuele proces zou kunnen verstoren? Toen ben ik gewoon met de billen bloot gegaan, gezegd wat er speelde. En ik wist dat ik het niet verplicht ben om te vertellen. Maar ik wilde het wel graag vertellen. Ik dacht: als ze me daarom niet willen, dan is het waarschijnlijk ook niet mijn plek.

Ik ben gewoon met de billen bloot gegaan, gezegd wat er speelde. En ik wist dat ik het niet verplicht ben om te vertellen. Maar ik wilde het wel graag vertellen.''

Dus er zat ook iets in de commissie, maar ook in het team: die eerlijkheid is ook eigenlijk wat we willen.

Ja, dat was mijn start. Het jaar erop overleed er een collega. Aan kanker. Ik was net verdergegaan zonder Piet. De eerste keer dat hij er niet was, dat vond ik ook heel spannend en moeilijk. Dus ik heb wel een soort van alles tegelijk gekregen. Dat is een hele gekke tijd, waarin heel veel is gebeurd en waar ik echt enorm veel van geleerd heb ook, ja.

Vanuit de opleiding PL zijn er drie lagen van waaruit je naar leiderschap kunt kijken: van macro naar micro. Wat is je mens- en wereldbeeld? Hoe kijk je naar onderwijs?

Iedereen werkt natuurlijk gewoon ook vanuit zijn of haar script. Mijn moeder is een inspiratiebron. Zij zit in een rolstoel, heeft de Paralympics gezwommen, heeft vier kinderen gekregen en past nog steeds op kleinkinderen. Zij is niet haar handicap, zeg maar. Er is altijd gekeken naar: wat kan er dan wel? En dat heb ik echt met de paplepel ingegoten gekregen. En dan kan er zoveel. Dat is echt mijn overtuiging, zowel in het onderwijs als buiten het onderwijs. Gewoon in het leven.

Ik dacht dat ik niet kon leren, de school dacht het ook. Ik was misschien wel moeilijk lerend, ik deed montessori-onderwijs en ik vond een heleboel stom. Dus ik had al heel snel in de gaten hoe ik zelf mijn eigen taken kon aftekenen. Dus ik denk dat ik heus wel slim was, alleen op een verkeerde manier.

En tegelijkertijd is dat dus ook mijn angst van dit onderwijssysteem. Als ze maar binnen de lijntjes kleuren. Veel wat er buiten valt, is lastig of wordt niet gezien. Ik gun het iedereen zo dat je je helemaal jezelf mag zijn en dat je je eigen pad mag bewandelen. Want er zijn altijd mogelijkheden. Of ze zouden er moeten zijn. Alles op je eigen tempo. Maar wat mijn ideaal is, mijn mensbeeld, is tegelijkertijd ook mijn angst. Als je kijkt naar hoe het onderwijs nu ingericht is. Opstromen is zo moeilijk.

Mijn zoon was heel beweeglijk, zo werd er gesteld. Terwijl hij is veel meer dan beweeglijk. Als je dan hoort wat voor gesprekken je als ouder voert. En nu – hij is negen, zit in groep zes - is daar ook niks meer van terug te zien. Maar hij vond die kleuters doodsaai. Hij zei: mam, zit ik weer in die kring, moet ik weer over die domme herfst praten.

De beperking van het systeem, hoe ga jij daarmee om?

Het is niet alleen het systeem, het gaat natuurlijk ook om hoe we ons ertoe verhouden. Want er is echt wel ruimte, alleen het wordt niet genomen.

Dit is wel heel wezenlijk wat je nu zegt. We laten ons misschien ook te snel dicteren, door een inspectie of door een curriculum, naar vooral ook door datgene wat we autoriteit toedichten. We verlaten onszelf.

En ik betrap mezelf er ook op hoor. Want mijn zoon, die is liever lui dan moe. Die doet alleen wat er gevraagd wordt, niks extra's. En hij komt prima mee weg, op niveau. Maar ik denk wel dat hij meer kan dan dat hij laat zien en dan denk ik: ja, eigenlijk maakt het me aan de ene kant niks uit. Hij is blij, gelukkig en enthousiast en ik vind hem vanzelfsprekend het leukste kind. Maar ik denk ook: ja, als je nu niet laat zien wat je allemaal kan, dan kom je misschien niet straks bij je vriendjes. Of kom je niet op school die het allerleukst vindt. Dus ik zit hem dan toch ook wel een beetje achter de broek. Je moet ook aanpakken en doorzetten. Dus dat is ook een lastige balans vinden. Telkens weer.

Dus -  heel concreet - wat zie jij als goed onderwijs? Vanuit dit wat je nu allemaal vertelt?

Dat er met een open blik naar iedereen gekeken kan worden en dat er altijd mogelijkheden zijn, zeg maar. Geef ze de tijd die nodig is. Waarom moet het allemaal?

En waar zit dan kwaliteit van onderwijs?

Kwaliteit is eigenlijk ook een beetje de paraplu van alles. Ik weet niet of je één ding aan kwaliteit kunt hangen. Het zijn opbrengsten, in welke vorm dan ook. Of, nou ja, het zit eigenlijk in de taal. Dat je dus ook altijd vraagt aan een ander: wat bedoel je daarmee?

Als ik bijvoorbeeld wel eens spreek over toetsen, dan denkt men vaak dat ik het over die niet-methode gebonden toetsen heb. Maar wij toetsen zoveel. We hebben certificaten, we maken foto's, we hebben portfolio's, we hebben formatieve gesprekken over wat heb je geleerd? Allemaal coachgesprekken. Dat is ook toetsen. Dus daar zit misschien wel de kwaliteit. Dat blijven vragen: wat bedoel je met wat je zegt eigenlijk?

Dat appelleert aan een soort bewust worden van jezelf in het leven.

Ja, we hebben zoveel bijeenkomsten, ook in de regio, met alle directeuren. En daar hebben ze het de hele tijd over inclusief onderwijs. En wat bedoel je daar nou mee? Wat zeg je nou? Want we hebben het volgens mij allemaal over iets anders en we zeggen inclusief. Dat geldt ook voor passend onderwijs en speciaal onderwijs: er moeten minder leerlingen naar het speciaal onderwijs. Er moet meer thuis-nabij onderwijs zijn. Maar niemand noemt het beestje bij de naam. Want de groep die het moeilijkst plaatsbaar is, is de groep met externaliserend gedrag en niet persé de leerlingen die in een rolstoel zitten, want iedere school wil z'n wc wel breder maken en een beugel ophangen. Daar gaat het niet om. Maar niemand noemt het en daar word ik kriegelig van. Dan denk ik: waarom?

Niemand noemt het beestje bij de naam. Want de groep die het moeilijkst plaatsbaar is, is de groep met externaliserend gedrag en niet persé de leerlingen die in een rolstoel zitten.''

Dat is het organisatorisch willen oplossen, terwijl - wat je eigenlijk ook in deze school probeert te leven – je het liefst ontwikkelt naar een tactvolle houding, een houding van werken vanuit

Mijn pedagogische opdracht is dat er ruimte en tijd en mogelijkheden worden geboden om je eigen pad te bewandelen. Er is erkende ongelijkheid. Laten we daar ook gewoon niet zo moeilijk over doen. De een is hier goed in en de ander daarin. De één doet het in vijf minuten en de ander doet er drie dagen over.

Iets is ook niet in absolute zin goed of fout, zeg je eigenlijk. Het is elke keer weer kijken, wat wordt er hier van mij gevraagd?

Ja, want er zitten ook valkuilen in. Want tegelijkertijd verwachten we ook kwaliteit en hebben we afspraken samen. We stellen wel gewoon eisen van elkaar, het is geen liefdadigheid. Het is werk wat we met liefde uitvoeren.

De tweede laag is het meso-niveau, Dat je een besef hebt van: ik kies voor pedagogisch leiderschap. Over werken vanuit het morele kompas, dat jij van daaruit ontwikkeld.

Het is ook gewoon: wat heb jij nodig om goed te functioneren. De een heeft meer sturing nodig dan de ander. Dus het is heel erg dat Fingerspitzengefühl, zeg maar. En daar dus ook op vertrouwen. Waarbij je denk ik ook niet alleen maar op gevoel moet afgaan.

Maar wat betekent dat, hoe vertaalt zich dat na het curriculum? Of naar keuzes voor didactiek?

 Nou, het vertaalt zich naar dat we moeten blijven voldoen aan die driehoek: relatie - competentie – autonomie, kijken vanuit de psychologische basisbehoeften van een mens en ieder kind. Dat dit in balans moet zijn. Soms is dat niet helemaal in balans. Dan zitten we teveel op relatie bijvoorbeeld en wat minder op competentie, terwijl dat ook bij onze doelgroep belangrijk is. Dat we hoge verwachtingen mogen hebben van onze leerlingen, dus ook daarin niet te snel iets moeten invullen voor de leerlingen.

Er zijn allerlei doelen en streefdoelen en dingen die we kunnen behalen met de leerlingen. We mogen vooral gaan kijken, ook naar hen, hoe bied je het aan? Praktijkvakken, dat is op een praktijkschool altijd wel duidelijk. Want we leiden toe naar arbeid. Maar het rekenen en taal wordt dan soms een beetje vloeken in de kerk. Want ze houden niet van leren uit boeken, heet dat dan. Terwijl die streefdoelen, die zijn voor praktijkleerlingen gemaakt om ervoor te zorgen dat zij zich zo goed mogelijk kunnen redden binnen onze maatschappij. Dus hoe meer ze daarvan meekrijgen, hoe beter zij zich staande kunnen houden, straks. Dat besef moet er ook zijn, dat ook dat bijdraagt aan het opleiden tot arbeid en een goede burger zijn.

Praktijkvakken, dat is op een praktijkschool altijd wel duidelijk. Want we leiden toe naar arbeid. Maar het rekenen en taal wordt dan soms een beetje vloeken in de kerk.''

Daar ligt ook de plicht om weerstand te bieden?

Ja en dat is wel de slag die we aan het slaan zijn, het moeilijke gesprek dat gevoerd moet worden en dan gaat het met name om onze gemeenschappelijk taal. Het is een fantastische school, en dat wat we doen en deden zijn we nu ook allemaal aan het vastleggen. In een nieuw leerlingvolgsysteem wat speciaal is gemaakt voor het praktijkonderwijs. Dus er wordt daarin ook wel echt een kwaliteitsslag geslagen.

Wat doe je in de gemeenschap om de professionele leercultuur van de school te versterken? Hoe blijf je ruimtes maken? Ook als leider? Wat zie je gebeuren, ook naar elkaar toe?

Nou ja, het voorleven heeft gewoon heel veel tijd nodig. Dat is natuurlijk wel echt ook een cultuurverandering. Wat ik wel standaard doe - en Jochem eigenlijk ook - als er iets speelt, is vragen  om altijd zelf het gesprek aan te geen met de ander. In een professionele cultuur moet iedereen met elkaar kritische professionele gesprekken kunnen voeren. Natuurlijk, uiteindelijk komen wij erbij, maar alleen als je er samen niet uitkomt. Maar eerst zelf.

We moeten elkaar blijven ontmoeten, dat is echt een opdracht voor ons. Dat we daar dus ook tijd voor faciliteren, juist ook in het informele. Echt elkaar beter leren kennen, dat is zo belangrijk. We hebben bijeenkomsten gedaan, met foto's uit je eigen jeugd om elkaar beter te zien en te leren kennen. Je snapt ook beter waarom iemand doet wat ie doet.

We moeten elkaar blijven ontmoeten, dat is echt een opdracht voor ons. Dat we daar dus ook tijd voor faciliteren, juist ook in het informele.''

En wat zie je verder gebeuren? Wordt er steun gegeven, autonomie verleend?

Dat is wel grappig. Voorheen, wilde je hier komen werken, dan werd je aangenomen, mits je ook kwam met een nieuw vak. Dat zit al in de schoolcultuur. En dit is ook onderdeel van de wensenlijst. Dat is dus niet alleen: ik wil zoveel dagen werken en ik wil die in die klas etcetera. Maar zijn er dingen binnen de school die je wil ontwikkelen? En heb je daar tijd voor nodig of niet? Er zijn echt veel dingen opgezet waar ik als schoolleider helemaal niks voor heb gedaan. Dat zijn eigen ideeën.

We hebben bijvoorbeeld het Maatwerktraject. We hebben ook leerlingen die dus niet meekunnen in het basisaanbod. Die zijn bijvoorbeeld nog niet toe aan stage, omdat de algemene competenties nog niet goed genoeg ontwikkeld zijn. En dat oefenen ze dan extra, in ons woonhuis. En dat is dus inderdaad: ga een boodschap doen, lees je navigatie af. Of we zitten nu te lunchen aan tafel, hoe doe je dat eigenlijk? Hoe voer je een gesprek? Die basisdingen. Nou, dat is een project wat door een collega is opgezet en ik heb het alleen maar gelezen. Zo hebben we nog veel meer initiatieven en projecten gemaakt en bedacht door collega's. Zo ook het preventietraject. Dat is voor leerlingen die telkens uitvallen bij stage. Niet omdat ze de competenties niet beheersen, omdat ze niet vaardig zijn of niet slim genoeg zijn, maar omdat het niet lukt om op tijd uit bed te komen. Of omdat het qua gedrag moeilijk is. Daar is een traject voor opgezet, ook door twee collega's. Hier zijn meerdere scholen bij betrokken, ook zij hebben deze leerlingen die kunnen profiteren van dit aanbod. En ik sprokkel de subsidies bij mekaar om die dingen te bekostigen, als we het geld zelf niet hebben. Nou, zo zijn er echt tal van dingen op te noemen waarvan ik zeg: fantastisch.

Hoe verzorg je voor jezelf het proces dat je naar jezelf blijft kijken, als pedagogisch leider? En kritisch constructief reflecteert op dat wat je doet of ook echt bijdraagt aan wat je wil met elkaar?

Voor mij helpen de professionele gesprekken en de kritische blik van mijn collega's. Feedback vraag ik ook aan mijn leidinggevenden en/of collega directeuren binnen de stichting Trigoon. En ik heb in het traject Pedagogisch leiderschap de deelnemers en de groep ook als een kritisch collectief ervaren. We hebben aan het einde ook allemaal een presentatie gegeven en iedereen – alle zestien - heeft weer op papier gereageerd.

Weet je wat je daarin het meest raakte?

Je hebt natuurlijk altijd wel een paar mensen waarvan je denkt: oh, ik hoop wel dat hij of zij vindt dat ik het goed heb gedaan. Met Karin heb ik natuurlijk ook het traject hier gedaan, dus haar woorden waren heel fijn om te lezen. Hoe zij mij heeft gezien als persoon en als leider. En de reactie van Tjitske - de andere docente - vond ik ook heel leuk om te lezen. Die zei, nou ja, dat ik een pedagogisch leider ben. En tja, het is ook wat ik heel graag doe. Zo'n reis samen maken is natuurlijk ook heel spannend en kwetsbaar. Ja, ook voor Karin en Anouk, als begeleiders van ons team op deze school. We zijn daar echt ook samen ingestapt. Dat vond ik het mooie. Er was heel veel gelijkwaardigheid in dat contact en dat werkt gewoon heel prettig.

Dit is de eerste aflevering van een serie portretten van schoolleiders die een NIVOZ-traject Pedagogisch Leiderschap hebben gevolgd.

 

Praktijkschool Westfriesland - locatie Stede Broec

Annie M.G. Schmidtweg 1, 1613 MA Grootebroek

www.praktijkschoolstedebroec.nl

telefoon: 0228-510350

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief