Pedagogisch leiderschap bij Stichting Westelijke Tuinsteden: leren voor het leven
18 juni 2019
Zestien scholen die werken met verschillende onderwijsconcepten (Dalton, ontwikkelingsgericht onderwijs, Montessori, regulier), één gemeenschappelijk doel: een lerende gemeenschap ontwikkelen waar leerlingen, leraren, schoolleiders, ouders en de buurt van en met elkaar leren. Dat is hoe de Stichting Westelijke Tuinsteden Amsterdam feitelijk de zeven principes voor goed onderwijs van het NIVOZ vertaalt naar de onderwijspraktijk op al haar scholen. Tijd voor een goed gesprek met directeur Mariët ten Berge.
Anderhalf uur hebben mijn collega Rikie van Blijswijk en ik uitgetrokken voor dit interview met Mariët. Die tijd blijken we nodig te hebben. Een kenmerk van een lerende gemeenschap is, dat niemand ooit is uitgeleerd en die houding kenmerkt ook Mariët. Al bijna twintig jaar geleden werd zij van ervaren groepsleerkracht op een jenaplanschool één van de twee directeuren op een nieuwe daltonschool, ‘De Horizon’. Daar begon haar persoonlijke leerschool om vanuit een leidinggevende functie te bouwen aan goed onderwijs. En ze is nog lang niet klaar.
‘Als nieuwbakken directeur van De Horizon dacht ik helder voor ogen te hebben, hoe je een school tot een goede school maakt: alles goed regelen. Maar na een jaar of drie keihard werken met het hele team zag ik nauwelijks verbetering. Aan de organisatie lag het niet, want alles was inmiddels goed geregeld. Ik herkende iets wat ik eerder had gezien, toen ik twintig jaar daarvoor werkte als groepsleerkracht op een jenaplanschool: daar had ik mij destijds ook afgevraagd, wat alles wat we deden nu daadwerkelijk betekende voor de kinderen.’
‘Wat besloot je te doen, toen je tot die conclusie kwam?’
‘Mijn mededirecteur Erik Schwab en ik vroegen Gerard de Jong, die later bij het NIVOZ Pedagogische Tact-trajecten zou gaan begeleiden, om ons te helpen. Langzaam begon ik het te zien: het gaat niet om het regelen, maar om de vraag hoe je op school de processen zó kunt inrichten, dat er met elkaar geleerd wordt. Daarvoor zijn relaties nodig, die gevormd worden door openheid en vertrouwen. Als er openheid en vertrouwen is, kan iedereen verantwoordelijkheid nemen. Gerard bracht iedere vraag die ik stelde terug naar mijzelf: wat gebeurt er met jou? Wat zie je, wat hoor je, wat voel je? Het was echt een eyeopener voor mij, dat het over mijzelf ging. Wie wilde ik zijn en wat kon ík doen om in gesprek te raken met mijn team?’
‘Wat heb je nodig om als schoolleider in gesprek te raken met je team?’
‘Niet alleen kennis van ontwikkelprocessen en een flinke dosis moed en lef, maar vooral een open houding. Open-minded luisteren. De juiste vragen stellen op het juiste moment. Dat laatste heb ik van huis uit – misschien iets van mijn generatie – niet meegekregen. Daarnaast moet je kunnen uitzoomen en van bovenaf naar je school kijken. Bovendien had ik in de jaren tachtig geleerd om eigenlijk overal commentaar op te hebben. Dan neem je de rol aan van “aanklager” en creëer je bij je team redders en slachtoffers: een dramadriehoek die voor niemand constructief is. Gerard heeft mij onder andere hierin gecoacht. Hij kon vanuit zijn ervaring en kennis heel mooi de verbinding maken naar mijn schoolpraktijk. Toen ik in 2016 uiteindelijk mijn functie van directeur bij De Horizon neerlegde, zagen wij na onze jarenlange samenwerking een schoolteam dat handelde vanuit eigen verantwoordelijkheid en verbondenheid.’
‘Vertel eens hoe je daar kwam, in 2016?’
‘Ergens rond 2007 presteerden veel scholen in Amsterdam onder de maat. Er werd een kwaliteitsmonitor ingericht, waarbij teams van experts de scholen binnenkwamen om de kwaliteit te bepalen. Wij wilden meerijden op die golf van “goed onderwijs” en richtten ons op effectief en doordacht lesgeven. Er lag veel nadruk op didactiek. Binnen een jaar of drie gingen de meetbare resultaten omhoog. Dat had zijn waarde – in goede didactiek schuilt een grote pedagogische kracht - maar ik kreeg het gevoel dat we tegelijkertijd iets waren kwijtgeraakt. De sociaalemotionele ontwikkeling van onze leerlingen bleef achter bij de stijgende lijn in cognitieve resultaten.’
‘Hoe merkte je wat nodig was om die sociaalemotionele ontwikkeling te stimuleren?’
‘We gingen ons oriënteren op allerlei methodieken en concepten, zoals de Vreedzame School. Toch was dat het niet voor ons. Gerard wees ons in 2012 op een lezing van Luc Stevens in Pakhuis de Zwijger. Een schot in de roos! Naar aanleiding hiervan nodigden wij Marcel van Herpen uit op onze school. Met hem spraken we over het gemis aan intrinsieke motivatie en autonomie bij onze leerlingen. Wij zijn toen met een team van ruim zestig collega’s begonnen aan een traject “Pedagogische Tact”. Heel heftig was dat! Het gaat echt over jezelf. Bovendien zag ik onze leraren op een persoonlijke manier die ik nog nooit gezien had: er was verbondenheid! Die verbondenheid, het als team beschikbaar zijn voor elkaar, bleek de basis voor verbetering. In een groeiproces van zo’n twee jaar wisten we de sociaalemotionele ontwikkeling van onze kinderen weer beter te stimuleren, dankzij de verbondenheid in het schoolteam en met de kinderen. Daar was geen methode voor nodig.’
‘Hoe raakten ook andere scholen binnen jullie stichting geïnteresseerd in jullie aanpak?’
‘De Einstein-school, met een jonge, nieuwe directeur, volgde ook een Pedagogische Tact-traject. Toen ons tweejaarlijkse stichting-brede studiedag ergens rond 2016 er weer aan zat te komen, namen wij met ons drieën het initiatief om onze personeelsdag over pedagogische tact te laten gaan. Onze bestuurder Joke Middelbeek stemde in met ons voorstel.
Vanuit de gedachte “pedagogisch handelen moet je doen” hebben we een hele Pedagogische Tact-dag georganiseerd met alle NIVOZ-docenten en met ruim zeshonderd collega’s van de Stichting Openbaar Basisonderwijs Westelijke Tuinsteden. Het was fan-tas-tisch! Leraren konden na lezingen van Luc Stevens en Marcel van Herpen een masterclass naar keuze volgen bij de NIVOZ-docenten, de film van Kanamori werd vertoond, er was een pedagogisch café. De dag werd afgesloten door de cabaretier Vincent Bijlo. Dit was voor verschillende scholen binnen de stichting de aanzet om ook aan de slag te gaan met pedagogische tact. Zelf verhuisde ik naar het bestuurskantoor. De directeuren namen twee keer deel aan een Pedagogische Leiderschapsdag. Ik bezocht scholen om samen met hen te bekijken wat hun pedagogische fundament was en wat ze nodig hadden om verder te komen. We vormden op mijn initiatief een verdiepingsgroep om regelmatig met andere scholen te bespreken wat er speelt.’
‘Waar staan jullie nu als stichting en wat heeft het jullie gebracht?’
‘Pedagogiek staat binnen onze stichting echt weer op de kaart. Tot 2014 was dat wel anders, ten tijde van de inspectierondes waar de kwaliteit van onze scholen werd gemeten met een monitor op basis van allerlei cognitieve data. Van de zestien scholen heeft de helft het hele pedagogisch traject doorlopen. Er zijn open trajecten, onder andere voor conciërges en we zijn gestart met pedagogisch leiderschap voor iedereen die leiding wil geven vanuit een pedagogisch kompas.’
‘Waarom vind je het belangrijk dat pedagogiek bij jullie weer op de kaart staat?’
‘Onze kinderen leven in een superdiverse stad. Dat betekent dat er grote verschillen zijn in culturele achtergrond en sociaal- economische omstandigheden. Hun leven speelt zich thuis af, op school en op straat. Veel kinderen in de Westelijke Tuinsteden zijn afhankelijk van goed onderwijs om in de wereld te kunnen staan. Voor hen is het extra belangrijk om de school een veilige, positieve plek te laten zijn, waar ze kunnen ontdekken wie ze zijn en wat ze kunnen. Onze kinderen hebben leerkrachten nodig die in hen geloven en die hun interesse weten te wekken. Mensen die gedreven zijn, rolmodel willen zijn en zelf geïnteresseerd zijn in de wereld om hen heen.
Maar bovenal geloof ik in een uitspraak van Luc Stevens, “zonder relatie geen prestatie”. Die verbondenheid, verwevenheid van de kinderen en het schoolteam met elkaar, het bewustzijn bij leraren dat zij een sleutelrol spelen in het leven van hun leerlingen, die wil ik nooit meer kwijt. Op schoolniveau begint het daar dus eigenlijk: als leraren voelen, dat zij ertoe doen, dan raken via hen de kinderen oprecht betrokken bij school.’
‘Jullie strategische beleidsplan 2019-2023 is niet geschreven door de bestuurder en de Raad van Toezicht, maar door leraren. Waarom?’
‘Onze bestuurder zei: “Als wij de leraren als dé onderwijsexperts zien, waarom maken zij dan niet het strategische beleidsplan?” Ik moet eerlijk zeggen, dat ik sceptisch was. Dat bleek niet terecht. Een jaar lang hebben we, onder leiding van Ferd van den Eerenbeemt, met twee leerkrachten per school binnen de stichting samengewerkt aan dit plan. Het was vooral een kwestie van de juiste vragen stellen: wat hebben leerlingen nodig? Wat hebben leerkrachten nodig? Wat betekent dit voor het onderwijs? Wat betekent dit voor de samenwerking met ouders en andere stakeholders en wat vraagt dit van het leiderschap?’
‘Kwamen daar verrassende dingen uit?’
‘De antwoorden van leerlingen waren niet revolutionair, ze bevestigden juist waar ik ook in geloof: het belang van de relatie met de leerkracht. Kinderen willen een juf of meester die hen ziet, hoort en aanvoelt ook al ben je anders. Daarnaast willen ze genoeg kunnen bewegen op school, en ten derde willen ze graag meer leren over de wereld waarin ze leven. Wat de top drie van de leraren betreft: ook zij zetten de relatie met de leerling op één. Ze willen ieder kind “zien” en vervolgens willen zij ieder kind kunnen geven wat het nodig heeft, niet alleen pedagogisch maar ook didactisch. Dat heeft geresulteerd in een plan met acht actiepunten, die zijn samengevat in een videoscribe. Vanuit deze video maakt iedere school haar eigen schoolplan.’
‘Bekeken vanuit waar jullie nu als stichting staan: wat vind je moeilijk?’
‘De spanning tussen waar we nu staan en het vergezicht waar we heen willen vanuit onze visie. Het verschil tussen scholen mag er zijn. Hoe vinden we balans tussen een gezamenlijke pedagogische visie en uniciteit van iedere school? Om voortdurend aan onze kwaliteit te werken bezoeken directeuren elkaar op hun scholen als “critical friends”. Ook hebben we een Academie, waar diverse groepen elkaar ontmoeten om van elkaar te leren op het gebied van pedagogische tact en leiderschap.’
‘Tot slot: wat vraagt echt nog om meer aandacht?’
‘Een duidelijk aandachtspunt voor alle scholen vind ik de samenwerking met ouders en de organisaties in de buurt: we willen een lerende gemeenschap vormen en daarin spelen ook de ouders een belangrijke rol. In deze superdiverse stad verschilt de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden en wat zij verwachten van onderwijs enorm. Vrijwel al onze scholen worstelen hiermee. Ik denk dat het begint bij bewustwording: door de relatie voorop te zetten, voer je een ander gesprek met ouders. Het vraagt om moed en lef om dat wat anders is, open tegemoet te treden. Door verantwoordelijkheid te nemen vanuit je pedagogische opdracht kan meer vertrouwen en verbondenheid groeien. Pas als wij echt contact maken met ouders en met de buurt, kunnen wij een gemeenschap worden waarin iedereen elkaar ontmoet, bijdraagt en van elkaar leert.’
Interview: Rikie van Blijswijk Tekst: Annemiek Planting Beeld: screendumps videoscribe SWTS
Reacties