Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

‘Ik merk dat ouders zich heel snel be- en veroordeeld voelen. We vinden als maatschappij continu iets van wat ouders doen’: Simon Hay over ouderbetrokkenheid

19 september 2024

Simon Hay is onderzoeker aan de Universiteit Leiden en pedagogisch beleidsmedewerker bij de Rotterdamse kinderopvangorganisatie KindeRdam. Hij is ervan overtuigd dat de kwaliteit van de kinderopvang valt of staat bij de relatie met de ouders. En dat begint bij vertrouwen in de kennis en oprechte betrokkenheid van ouders. Marilse Eerkens sprak hem hierover. 

Simon en ik ontmoeten elkaar op de vijfde verdieping van een bedrijfsverzamelgebouw aan de Schiekade in Rotterdam. Het is niet de eerste keer dat we elkaar spreken: als ik vragen heb over iets dat leeft binnen de kinderopvang klop ik graag bij hem aan. Hay is niet bang om de pijnpunten binnen de sector te benoemen, maar staat ook fier voor de branche en de pedagogisch medewerkers, die hij helpt om beter te worden in hun vak. Wat hem kenmerkt is de zorgvuldigheid waarmee hij praat over en kijkt naar relaties tussen mensen met wie hij te maken krijgt, of het nou gaat om relaties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen of om leidinggevenden en ouders. Hay is ervan overtuigd dat de kwaliteit van die relaties allesbepalend is voor de geleverde pedagogische kwaliteit. Dat klinkt misschien logisch, maar is minder eenvoudig dan het lijkt.  Goede relaties bouw je namelijk niet op door een paar slimme trucjes toe te passen. Je hebt tijd en oprechte aandacht nodig én een zekere sensitiviteit voor taal, stelt Hay. 

Wat hij bedoelt met dat belang van taal wordt meteen duidelijk als we de hamvraag van het gesprek aansnijden: hoe vergroot je de ouderbetrokkenheid in de kinderopvang en waarom is dat belangrijk? 

Hay laat vrij snel weten dat praten over ‘het vergroten van ouderbetrokkenheid’ hem niet zo aanstaat. Dat suggereert dat ouders eigenlijk niet zo betrokken zijn. Of dat ze op een ándere manier betrokken zouden moeten zijn. ‘Wie ben ik om dat te zeggen?’ Hij vindt dat net zoiets als het plompverloren zeggen dat je als school of kinderdagverblijf een ‘partner in de opvoeding’ bent.  Dat is niet iets wat je van één kant kunt opleggen. Zo’n partnerschap is iets dat moet ontstaan: ‘Als je niet héél goed luistert naar ouders – en dan bedoel ik écht luisteren en niet net doen alsof - en je komt al snel met een oordeel of mening over een kind, dan moet je niet gek opkijken dat bij veel ouders de alarmbellen gaan rinkelen en ze niet veel moeten hebben van dat ‘partnerschap’.’   

Maar ouders kunnen toch veel leren van pedagogisch medewerkers en van docenten? Waarom is dat zo beladen? 

Hay draait het liever om. ‘Ouders kennen hun kinderen al veel langer dan wij en zien ze in een heel andere context: thuis met broertjes of zusjes erbij, bij een sportclub, bij verjaardagen, als een kind thuiskomt van de opvang of van school. Professionals kunnen dus vooral veel leren van ouders. Als wij als pedagogisch medewerkers of leerkrachten kinderen beter uit de verf willen laten komen, zouden we veel méér naar ouders moeten luisteren en het natuurlijke contact met hen moeten faciliteren.’ 

 
En dat contact is niet zo vanzelfsprekend? 

‘Nee’, zegt Hay. ‘Ik merk dat ouders zich heel snel be- en veroordeeld voelen. We vinden als maatschappij continu iets van wat ouders doen.  Ze zijn óf niet betrokken genoeg of zitten als helikopterouders veel te dicht op hun kinderen. En dat maakt ze soms onzeker en niet erg open’, zegt hij. ‘Ik ben zo vaak ouders tegengekomen die bang zijn dat ze zeurouders zijn als ze iets anders vinden dan wij. Of dat ze als ouder veel te bezorgd zijn. Als we het vertrouwen van ouders willen krijgen, zouden we veel meer stil moeten staan bij het feit dat ouderbetrokkenheid meer is dan het ophalen van informatie op de thema’s die wij als professional belangrijk vinden. Ouders zouden ook zelf onderwerpen moeten kunnen aansnijden. Alleen vanuit gelijkwaardig contact kun je een sterke relatie opbouwen.’  

Hoe creëer je dat gelijkwaardige contact met ouders? 

Hay benadrukt dat het te simplistisch is om te denken dat je daar een pasklaar antwoord op kunt geven. ‘We zijn nogal eens geneigd om te denken dat je dit soort vraagstukken kunt oplossen door een beleidsmedewerker erop te zetten die dan vanuit een theoretisch model opschrijft wat je moet doen. Maar zo werkt het niet. De praktijk is bijna altijd anders. Bij KindeRdam draaien wij het daarom om. We gooien geen pasklaar beleid over de schutting maar hebben om te beginnen met elkaar vastgesteld dat we het contact met de ouders heel erg belangrijk vinden en daar meer van willen profiteren. Vervolgens zijn we gaan kijken wat werkt op dit vlak. Sommige pedagogisch medewerkers of pedagogisch coaches blijken een kei te zijn in de gesprekken met ouders. Dan willen we weten waar dat hem in zit. Zijn deze gesprekken meer formeel of juist informeel? Wanneer ontstaan die gesprekken? Is dat als mensen samen iets doen of iets bekijken? We hebben met allerlei ouders te maken en de één is, om welke reden dan ook, gereserveerder dan de ander. Dat vraagt dan weer om een andere benadering. Door mooie voorbeelden op te schrijven en te verzamelen hopen we een steeds beter beeld te krijgen van de verschillende manieren waarop je het contact met ouders kunt versterken.’ 

Kun je een voorbeeld geven van wat jullie bij deze zoektocht naar beter oudercontact zijn tegengekomen? 

Waar ik zelf heel blij mee ben is wat we met vallen en opstaan hebben bereikt in de Afrikaanderwijk, een multiculturele buurt bij ons in Rotterdam. Het begon met een plan om de ouders eerst eens te laten zien waar we op de naschoolse opvang zoal mee bezig waren. Daarvoor togen we met een aantal camera’s naar de opvanglocatie. Voor ik het wist werden we omringd door de kinderen die zeiden: ‘Oh wat tof, mag ik eens kijken?’ En toen de kinderen die camera’s in hun hand hadden dachten we: ‘Misschien moeten we dit gewoon laten gebeuren’. We legden de kinderen uit dat we hun ouders een beeld wilden geven van de naschoolse opvang en hebben ze hun gang laten gaan.’ 

Toen de film er eenmaal was, moest er een avond gevonden worden om de film te laten zien. En dat bleek veel moeilijker dan gedacht. ‘Ouders konden geen oppas vinden of hadden andere redenen waarom ze er niet bij konden zijn. En dus besloten we de film aan het einde van de middag te vertonen, als de kinderen werden opgehaald. Dat bleek een goede zet. Een paar ouders zeiden: ‘Nou, dan nemen wij wel wat eten mee.’  En zo veranderde de geplande formele ouderavond opeens in een gezamenlijke maaltijd met film waar de kinderen bij waren. Door de informele setting en het spontane commentaar van de kinderen bij de film ontstond er opeens een hele goede en ontspannen sfeer waarin we hele leuke gesprekken hadden. Als ouders begonnen te lachen om iets vroegen we bijvoorbeeld door: ‘Waar moet u nu precies om lachen? Is dat iets wat u herkent? Wat vindt u daarvan?’ Het leuke was dat ouders hun kind soms ook op een andere manier leerden kennen. Dan zagen ze hun zoon of dochter opeens de leiding nemen. En dan konden we daar weer over door gaan. Wat vonden ze daarvan? En wat vonden de pedagogisch medewerkers daarvan?’ 

‘Wat we van deze casus in de Afrikaanderwijk ook geleerd hebben’, zegt Hay, ‘is dat we veel beter naar de pedagogisch medewerkers hadden moeten luisteren. Die wisten al vanaf het begin dat het met deze groep ouders lastig zou zijn om een formele ouderavond te organiseren. En dat we het echt over een andere boeg moesten gooien. Maar wat ik vooral heb geleerd is dat je veel meer voor elkaar krijgt als je je doel voor ogen houdt en de flexibiliteit toelaat.’    

Is het ook in andere buurten moeilijk om ouders naar een formele ouderavond te laten komen? 

‘Ja, die ervaring hebben wij wel. Werkende ouders moeten al ontzettend veel. Als je dan voorstelt om een ouderavond te houden is hun eerste reflex vaak ‘Oh, niet wéér iets erbij’. Wat wij nu proberen te verzinnen is hoe je de dialoog met ouders van de grond krijgt zonder te veel van hun tijd en energie te vragen. Bij sommigen werkt het heel goed om te zeggen dat ze op een bepaalde dag wat langer mogen binnenlopen om wat vragen te stellen. Bij anderen werkt het goed als je een (zomer)feest organiseert – liefst op een moment waarop ze niet al overspoeld worden met andere feesten op school of op de sportclub. En sommige ouders praten het liefst even bij het ophalen. En natuurlijk kun je blijven proberen om een ouderavond te organiseren op een wat rustiger moment in het jaar.’ 

Tot slot is het goed om niet te snel met een oordeel te komen over een kind, met name over kinderen die wat minder makkelijk in het leven staan of wat minder soepel in de omgang zijn 

Heb je nog tips voor hoe je een gesprek met ouders op een natuurlijke manier aanwakkert? 

‘Om te beginnen vinden alle ouders het fijn als ze merken dat hun kind echt gezien wordt. En dat jij als professional oprecht nieuwgierig bent naar hun kind.  

Waar je je ook van bewust moet zijn, is dat ouders heel graag willen weten hoe hun kind functioneert in een groep. Als jij de ongerustheid daarover kan wegnemen, zorg je voor meer ontspannenheid.  

Tot slot is het goed om niet te snel met een oordeel te komen over een kind, met name over kinderen die wat minder makkelijk in het leven staan of wat minder soepel in de omgang zijn. Vaak hebben de ouders al veel kennis en informatie opgedaan over hun zoon of dochter. Als jij alleen je intuïtie volgt, denkt een ouder al snel ‘hoe subtiel en waardevrij ben jij eigenlijk in wat jij mij gaat vertellen over mijn kind?’ Ik zou dat in ieder geval wel denken.’  

Maar de pedagogisch medewerkers of coaches hebben toch ook wel verstand van zaken? Moeten die dan alles klakkeloos aannemen van de ouders? 

‘Natuurlijk is die professionele mening ook van belang. Maar als je merkt dat ouders in de aanval of de verdediging gaan, is het om te beginnen je taak om dat vertrouwen weer te herstellen. Als we als professionals beledigd reageren, schiet iedereen in de kramp en kom je geen stap verder. Uiteindelijk wil je graag dat ouders denken: ‘Die zit bij jou, ik weet dat jij mijn kind ziet, dus dat komt wel goed’. Vanuit die ontspannenheid kun je echt stappen maken met elkaar.’   

Marilse Eerkens is sociaal psycholoog, journalist en auteur van o.a. "Als ze maar gelukkig worden"

School en kinderopvang zijn nog vaak twee gescheiden werelden. Toch zijn er meerdere pedagogische vraagstukken waar beide instanties mee te maken krijgen. Marilse Eerkens onderzoekt: Wat kunnen scholen leren van de meer pedagogisch georiënteerde kinderopvangorganisaties? 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief