Grote broer - vertrouweling
22 mei 2025
Als een meisje op het brugklaskamp van docent Mike Louwman op haar knie valt en uit schaamte zou willen verdwijnen, herkent Mike die emotie direct uit zijn eigen jeugd, en moet hij terugdenken aan hoe zijn grote broer hem destijds opving. De houding van zijn broer vormt de bodem voor de manier waarop Mike het meisje troost en terug naar haar klasgenoten helpt.
Erboven of ertussen staan, mijn eerste jaren voor de klas draaiden om dit dilemma. Wat was mijn rol als docent? Stond ik boven de leerling, als alwetende volwassene? Of was ik één van hen, als pas afgestudeerde ex-leerling? Zonder het te weten stond ik al die jaren niet boven of tussen maar naast de leerlingen. Ik volgde hierin het voorbeeld van mijn broer, die al 37 jaar naast me staat. In de klas kon ik eindelijk een grote broer zijn; de verwezenlijking van een lang gekoesterde wens.
Eva zit in de eerste klas en voetbalt de sterren van het brugklaskamp. Als een pass haar net niet bereikt, struikelt ze en valt op de stenen. Haar knie bloedt. Eva huilt. Op hetzelfde moment kijk ik in de keuken van het scoutinggebouw uit het raam. Ik zie hoe Eva valt, huilt, opstaat en wegrent. Ze rent in een rechte lijn naar de keuken; niemand mag haar zo zien. Ik voel de wind door de ruimte suizen als ze de deur open- en dichtdoet. Alles gaat in de hoogste versnelling, er is geen tijd te verliezen. Of beter gezegd, de tijd moet zo snel mogelijk voorbijgaan.
Vijfentwintig jaar eerder viel ik op de stenen. Ik zat in groep zes en ook ik was aan het voetballen. Ik viel niet op mijn knie, maar op mijn hoofd. Het deed ongetwijfeld pijn, maar ik herinner me alleen nog het ei op mijn voorhoofd, een bult zo duidelijk en onmisbaar dat ik ‘m zelfs van onder mijn wenkbrauwen kon zien. Ik viel, stond op en zette het op een rennen. Niemand mocht me zo zien, met die bult. Bijna niemand.
Mijn broer maakte in het toilet een handdoek nat, legde die op mijn voorhoofd en bracht me naar het schoolhoofd. Daar kwam ik anders nooit. Dat deed me goed, weet ik nog, dat mijn ei groot genoeg was om door het schoolhoofd te worden gekeurd. Die fronste zijn wenkbrauwen en stuurde mijn broer en mij naar de dokter. Samen stapten we in de auto - van wie? - en reden weg. Mijn broer en ik, weg van en op weg naar het avontuur.
In de keuken maak ik een handdoek nat en leg die op de knie van Eva. Eva snottert. Ze zit midden in de keuken, met een glas water in haar hand. Twee stoelen ondersteunen Eva en haar been. Ze kijkt naar de handdoek, die in een onhandige plooi om haar been valt. En daarna op de grond. Ze lacht. Het einde is in zicht; zometeen gaat ze weer verder. Misschien heeft niemand iets gemerkt.
Mijn broer liep met me de wachtkamer door, via de kapstok, naar huis. ‘Zo,’ zei hij, en dat alleen al stelde me meer gerust dan de vele begripvolle, sussende woorden van de dokter, ‘je ziet de bult al bijna niet meer.’ Later begreep ik dat je ‘m wel degelijk nog zag, maar wat maakte het uit? Ik kon weer verder en mijn klasgenootjes keken niet op een bult meer of minder. Ze waren allang blij dat ik weer mee kon doen. Het speelkwartier was weliswaar voorbij, maar in de klas moest nog een lied ingestudeerd worden. ‘Je bent tweedst’, zei Lars, mijn beste vriend, en hij stopte me een plastic speelgoedmicrofoon toe.
‘Zo,’ zei ik tegen Eva. Eva knikte. ‘Ik ga weer’, zei ze. Ik knikte. ‘Succes’, zei ik. En tussen het vorige afgedroogde bord en het bord dat ik nu pakte was er wat ons betreft niets gebeurd.
Mike Louwman is leraar Nederlands op het Vathorst College in Amersfoort en schrijft al jaren als blogger voor NIVOZ
Lees hier ook deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4 uit de reeks!
Reacties