Geluidsopname en slotwoord Luc Stevens: ‘Kinderen hebben het nodig om nodig te zijn’
19 november 2019
Kinderen hebben het nodig om nodig te zijn. De zin die Micha de Winter uitsprak bij de Onderwijsavond over de pedagogiek van de hoop (14 november jl.) zong nog een paar dagen rond in Driebergen. Het was zijn vertaling van het begrip 'hoop', zoals Lea Dasberg dat in haar oratie in 1980 presenteerde. ‘En alleen deze ene zin onthouden, en er als opvoeders en onderwijzers naar willen handelen, is al zo betekenisvol,’ zei Luc Stevens bij de eerste informele nabespreking bij NIVOZ. In dit artikel delen we de geluidsopname van de avond en het slotwoord dat Luc richtte aan Micha. Hier lees je ook een uitgebreid verslag.
De geluidsopname begint met Micha de Winter op klarinet (tot 4,45 min). Hij verzorgde namelijk – tot zijn eigen verrassing - zijn eigen muzikale intro. ‘Vanuit een soort naïeve spontaniteit toen jullie mij vroegen om iets uit te kiezen bij het binnenkomen en weggaan.’ Wat we horen is Klezmer-muziek, de Pools-joodse mix van stijlen, vaak gehoord op bruiloften en partijen. En het spreekt hem aan. De Winter: ‘Het is een mengsel van melancholiek en uitbundigheid. Het is precies wat in mij zit - en het raakt ook aan het thema. Het gaat namelijk over hoop, over die hoop in tijden dat we dat - in een zekere periode van melancholie en ellende – ook misschien heel erg nodig hebben.’
Je hoort achtereenvolgens:
* 0,07 - 4,42: een muzikaal intro van Micha de Winter
* 4'42 - 13'02: introductie van Maartje Janssens (NIVOZ)
* 14'15 - 1:28,45: de lezing van Micha de Winter
* 1:28,45 - 1:37,00: vraaggesprek tussen Maartje Janssens en Micha de Winter
* 1:37,05 - 1:52,35: Q & A
* 1:52'50 - 2:03,30: dankwoord Luc Stevens
* 2:03'15 - 2:04'15: slotwoord Rob Martens
* 2:04,15 - 2:11'32: muzikaal outro Micha de Winter
De woorden van Luc aan Micha:
Dit was een achttienkaraats pedagogische bijdrage. We zijn veel onderwerpen gewend, maar zelden is een voordracht zo dicht bij het werk zelf - in de klas, in de school - gekomen als vanavond. Je hebt de pedagogiek - waar tussen wetenschappers, pedagogen en psychologen veel discussie is over de status en de grenzen van het vak - weer bij zijn eigenlijke opdracht gebracht: weg van oplossingen. De orthopedagogiek ging vanavond ook een beetje door het stof, als dat deel van de pedagogiek dat voor de probleemanalyse zorgt en voor de oplossingen: een handelingsplan. En je hebt duidelijk gemaakt dat dat misschien wel nuttig kan zijn, zonder het te noemen, maar pedagogisch werken is ‘werken met het leven zelf’ en met de uitdaging die daarin ligt.
In die zin is een leraar – omdat hij met het leven zelf werkt in zijn klas, in zijn groep, in zijn school - in de eerste plaats een pedagoog. Dat lijkt mij de logica van deze avond, voor leraren. Ik ben als leraar op de eerste plaats een pedagoog, of ik het wil of niet. Ook de eerstegraads vwo, die kwam even langs vanavond, die het heel moeilijk vindt om met zijn collega’s van het vmbo een gesprek te voeren in de lerarenkamer. Terwijl het daar bij dat gesprek begint. En dat weten we ook. Pas daarna is de leraar ook degene die instructie geeft, die zijn vak kent en die kan variëren, enzovoort.
Want dan hebben we het over de leraar als persoon, die zijn eigen instrument is. Hij heeft wel wat hulpmiddelen, maar dat zijn er niet zo heel veel. Je bent als pedagoog heel typisch je eigen instrument. En je bent als leraar voor de leerlingen in veel gevallen de belangrijkste betrekkingspersoon, op de ouders na. En dat is een aspect wat weinig wordt benoemd. Dat geldt in elk geval voor het basisonderwijs, maar dat geldt ook voor leraren in het voortgezet onderwijs. Ook zij kunnen die hele belangrijke betrekkingspersonen zijn voor hun leerlingen, zonder het misschien nog te weten.
Deze figuur, deze professional, deze persoon is heel typisch een agent, een actor die uitdaagt. Door het leven uitgedaagd en die op zijn beurt daarin de kinderen uitdaagt om hoopvol te blijven. Hoop is alleen mogelijk bij uitdaging. In een depressie is er geen uitdaging meer. Dat is hopeloos, zonder hoop. Kinderen zoeken uitdaging. Omdat ze hoopvol willen blijven. In die situatie ben jij de regisseur van het proces. En zo’n leraar is nooit slachtoffer. Die is soeverein. In die zin is het leraarschap uniek. Er wordt een beroep gedaan op je soevereiniteit. En zoals de leraar de laatste maanden op het toneel van onze samenleving is verschenen – opnieuw - en zoals zijn belangenbehartigers de leraar graag presenteren - daar was de leraar weer slachtoffer. Dat vind ik heel pijnlijk, als ik jouw verhaal hoor. Daar zouden wij allemaal vanaf morgen ons tegen moeten verzetten.
Leerlingen zijn pro-actief. Die zoeken uitdaging, die komen om iets te doen, en die zijn full partner. Al heel jong zijn ze metacognitief, actief en in staat om jou te volgen; jou te kennen in je eigenaardigheden en een beroep op jou te doen. Daar ontstaat het gevoel voor democratie. Het ontstaat in die pedagogische gemeenschap - waar ook de ouders toe behoren - waar je tegen het einde ook nadrukkelijk over sprak. Dan ontstaat het gevoel van het grote goed van een liberale democratie. En daar ontstaat ook – als het goed is – het gevoel dat het leven niet makkelijk is. En dat leven moet je ook niet proberen makkelijk te maken – in school evenmin. Door bijvoorbeeld soms orde te houden, of orde aan te brengen, hierin en daarin. Het is een omgang met het leven zelf. Een liberale democratie waarop je je leerlingen wilt voorbereiden, is natuurlijk elke dag complex en lastig. En we zoeken nu in onze i-liberale democratieën de eenvoud. Wij misschien niet, hoewel in Nederland is die tendens ook heel sterk. We zoeken de eenvoud van het gezag en het lineaire gehoorzamen. Dat is een toekomstperspectief dat we koste wat het kost moeten zien te vermijden door de civil society – waar je over sprak – en die voor ogen te houden.
En dat kan alleen als je elkaar wilt kennen.
De volgende Onderwijsavond is op 23 januari met Jelmer Evers. Daar zijn nog losse kaarten voor te verkrijgen. Meer informatie vind je hier.
Reacties
Chris
Is de leraar op de eerste plaats een pedagoog? Ooit in een systeeminstelling geleerd dat de ouders op de eerste plaats staan en de leraar op de 2e plek. Onze eerste plek is leraar en niet pedagoog. Deze verwisseling van plek kost veel strijd
Joyce van den Bogaard
Zijn wij niet allemaal pedagoog? En dan bedoel ik: als je te maken hebt met kinderen, kun je m.i. niet *geen* pedagoog zijn. Je bent een voorbeeld, en je hebt een relatie die ertoe doet met de kinderen in je klas. Natuurlijk zijn hun ouders de eerste opvoeders, dat staat buiten kijf. Maar zonder een pedagogische relatie komt m.i. ook de didactiek in de knoop. Die twee gaan hand in hand.