Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

De Regge

10 oktober 2018

‘Het is niet om de leerlingen een praktische kant op te duwen, maar gewoon om ze anders aan te spreken’. De “praktische stroom” de Regge van vrijeschool Zutphen VO biedt onderwijs op vmbo niveau en ontstond uit een behoefte aan een ander aanbod voor bepaalde leerlingen. NIVOZ-redacteuren Geert Bors en Annonay Andersson komen een ochtend langs bij teamleider Harry Deutekom en vragen hem het hemd van het lijf over de (grondsteen)spreuk, de fenomenologie van Steiner en Theorie U.

Op NIVOZ-platform hetkind vind je meer schoolportretten en video's. Klik hier


‘Ik wil graag nog één ding zeggen’, zei het tienermeisje. ‘Ja?’ ‘Ik vind uw wimpers zo mooi.’ ‘Ooh, dank je!’ riep ik uit, verbaasd over dit plotse compliment van een onbekende.

‘Een mooie inleiding voor je artikel,’ glimlachte collega Geert Bors toen we van het groepje tieners wegliepen. ‘Wat bedoel je?’ ‘Nou, dat de leerlingen hier vreemden direct complimenteren.’ Ik durf die vriendelijkheid niet helemaal toe te schrijven aan de vrijeschool, maar ik herken die focus op het interpersoonlijke wel als iets wat vaker voorkomt op deze scholen. Dus inderdaad, een vriendelijke start van het verhaal over een vriendelijke school.  

Geert en ik zijn op de Reggestroom, de vmbo-afdeling van de Vrije School in Zutphen, locatie Dieserstraat. We worden onthaald door teamleider Harry Deutekom, die hier al jaren rondloopt. ‘Daar moet je op reageren, dat past bij jou’, zei z’n vrouw in 1981 toen er een vacature op de school vrijkwam. Harry had geen ervaring met de vrijeschool, maar had in zijn opleiding al het één en ander over Steiner gelezen en was geïntrigeerd door het idee om op een vrijeschool te werken. ‘Ik ben een bewegingsmens en pragmatisch. Nooit denk ik: het moet zó.’ Die mentaliteit paste goed bij de startende school en Deutekom stampte met een groep jonge twintigers en dertigers een school uit de grond.  

Na ruim tien jaar ontstond er behoefte aan een nieuwe richting binnen de school. ‘Er zijn leerlingen die anders leren,’ zagen ze, ‘en die moeten we ook anders lesgeven.’ Het gevolg: een meer ‘praktische’ richting binnen school. ‘Het is niet om de leerlingen een praktische kant op te duwen, maar gewoon om ze anders aan te spreken’, zegt hij daarover. De richting werd vernoemd naar een lokaal stroompje, de Regge, en de leus die eraan verbonden werd was ‘leren door te doen’. Onderwijs is op vmbo basis-, kader- en theoretisch niveau en er is meer aandacht voor praktische vakken zoals koken, muziek, koor, tekenen en handvaardigheid. Klassen tellen om en nabij eenentwintig leerlingen. Ook de oprichters moesten leren door te doen: ‘Halverwege het eerste jaar wisten we pas hoe het tweede jaar eruit zou zien.’ vertelt Deutekom. Maar dat pionieren vond hij heerlijk: alles opnieuw vormgeven en zelf bedenken wat ze belangrijk vonden voor leerlingen. Zo moest de schoolcontext vanzelfsprekend worden verbonden met de buitenwereld, ook zodat de leerlingen een goede keuze konden maken voor vervolgonderwijs na het verlaten van de school. ‘De stages vonden we heel belangrijk; in het laatste leerjaar gingen de leerlingen zelfs drie maanden op stage.’

Spreuk
Als we na de eerste tien minuten een diepe duik gemaakt hebben in de ontstaansgeschiedenis van de school en Deutekom zijn geïnspireerde maar relativerende schaterlach al een paar keer heeft laten horen, springt hij op: ‘De spreuk!’ We worden naar de lerarenkamer geleid, waar de rest van het team al een kring vormt. We mogen meteen tussen hen in staan, zo tien minuten voor het starten van de lessen. Ik ken het ritueel, Geert kijkt een beetje onwennig de ruimte in. Iedere ochtend zeggen de leraren een spreuk op, die wisselend is, op het laatste deel na:

Vanuit de geestelijke wereld

Is dit kind tot u neergedaald

Gij hebt zijn raadselen te ontsluieren

Van dag tot dag

Van uur tot uur.

Het eerste deel wordt voorgelezen uit een boekje door één leerkracht, het tweede deel zegt een ietwat aarzelende, jonge leerkracht op. Hij komt nadien meteen een hand aan ons geven en vertelt vol enthousiasme dat hij hier nog maar net werkt, maar al aardig wat lessen mag geven en het naar zijn zin heeft.

Deutekom staat alweer enthousiast op de gang en vraagt wat we nu willen zien. Laten we maar even een rondje door de school lopen. Hij komt terug op de spreuk: ‘Het mooie aan het eerste deel van de spreuk is dat die zo cryptisch is dat je denkt: waar gaat het over? Maar het raakt mij vaak in mijn stemming. Het tweede deel van de spreuk is het spirituele deel van ons onderwijs. “Het kind is tot u neergedaald” slaat voor mij op de reïncarnatiegedachte, dus dat je hier met een bepaalde opdracht komt. Kinderen komen met andere vragen, uit andere opdrachten. Daar moet je je als docent steeds weer voor openstellen.’

Er zijn verschillende spreuken op vrijescholen. Deze lerarenspreuk is er een van, maar in de klassen klinkt weer een andere (die zijn per leeftijdsgroepen verschillend). Er is er een voorafgaand aan de maaltijd en elke school heeft ook een grondsteenspreuk. Deze laatste is per school verschillend en wordt door de oprichters vaak gemaakt op basis van de opdracht die zij in dat gebouw gaan vervullen. De essentie van die opdracht wordt de spreuk en de medewerkers en ouders erkennen de waarde ervan en kunnen zich hieraan verbinden. Hier in Zutphen heeft leraar Arend Zantinge de grondsteenspreuk opgesteld. Die luidt als volgt:

De inhoud van de spreuk kan gezien worden als de pedagogische opdracht van deze school, als een belofte waar iedereen het over eens is, maar die ook wordt gevormd wordt door de omgeving. ‘Wij scheppen de gebouwen om ons heen, waarna de gebouwen ons weer herscheppen’, staat er in de lerarenkamer op een houten bord. Als we met Deutekom de rest van de school door banjeren, uit hij zijn ongenoegen over de staat van het gebouw. Al jaren is de school een nieuwe locatie beloofd, maar dat valt alsmaar in het water. Het gebouw ziet eruit als de schoolgebouwen die we van tientallen jaren geleden kennen: met hoge ramen en plafonds, authentieke tegels en bakstenen, maar ook hol en uitgewoond, slecht geïsoleerd en rommelig. De charme is er nog wel, maar het gebouw heeft meer nodig dan een likje verf. Deutekom lijkt echter vertrouwen te hebben dat er volgend jaar echt verandering komt en de school kan verhuizen.

Fenomenologie
Na het rondje door de school nemen we weer plaats in Deutekoms kamer. Het waarnemen uit de fenomenologie staat centraal binnen de vrijeschool, vertelt hij: ‘Kijken, kijken, kijken. Erachter komen wat de onderliggende vraag is van een leerling en je oordeel uitstellen.’ Steiner was een fenomenoloog.* ‘We willen dat ook bij de kinderen bereiken: hun oordeel terughouden zodat ze echt kunnen waarnemen. Via het waarnemen verbind je je intensief met de persoon en neem je een voorstelling van die persoon in je op. Je kunt er dan achter komen wat iemand écht zegt, de diepere laag ontdekken.’ Het doel is inzicht krijgen, maar ook wijzer worden op het gebied van hoe te handelen, om recht te doen aan de ontwikkeling van de ander.

Dit fenomenologisch kijken vind je op veel vrije scholen ook terug in hoe ze pedagogische vergaderingen vormgeven en leerlingen en klassen bespreken. Deutekom legt ter nuancering uit dat de school wordt geïnspireerd door de antroposofie, maar dat we het moeten zien als een levensfilosofie die altijd in ontwikkeling is. ‘Ik ga voor het compromis, net als Steiner. Ik ga voor wat realistisch is.’ Dus hoewel hij de bronnen van Steiner kent, is hij altijd op zoek naar aanvullende bronnen, naar wat werkt op deze school, op dít moment.

Theorie U
Op zijn kantoor hangt een grote poster van de Theorie U. Wat doet die poster daar? ‘Dat was een eye-opener voor mij, deze theorie van Otto Scharmer. Ik zie de theorie als de antroposofie maar in andere woorden.’ Steiner spreekt over twaalf zintuigen waarmee je waarneemt. De zintuigen zijn bedoeld om de wereld te ontmoeten en om een relatie met de buitenwereld te krijgen. Ze zijn verdeeld in vier groepen:

  • het eigen lichaam: tastzin, levenszin, bewegingszin en evenwichtszin, ofwel de wilszintuigen;
  • de omgeving: reuk, smaak, zien en temperatuur, de gevoelszintuigen;
  • de niet-fysieke, geestelijke omgeving: gehoor, spraakzin, denkzin en ik-zin, de geestelijke zintuigen

‘Om goed waar te nemen, moet je ze alle twaalf gebruiken. Hoe beter en intensiever je ze gebruikt, hoe meer je en genuanceerder je waarneemt. Zoals bij de fenomenologie die ik net beschreef.’ De laatste, de ik-zin, wordt ontwikkeld bij jongeren om waar te nemen wat de intentie of de persoonlijkheid van de ander is. Dat kunnen ze, omdat ze zelf ook steeds meer een persoonlijkheid hebben ontwikkeld.’

Deutekom ziet de laatste vier, geestelijke zintuigen, als gelieerd aan de ‘U’ waar Scharmer over spreekt. Ook Scharmer nodigt uit om de wereld op een nieuwe manier te zien. Hoe en waar je je aandacht inzet en op richt is de sleutel daartoe. In de theorie gaat het om in het nu leren zijn, maar blinde vlekken kunnen ons daarvan weerhouden. Scharmer wil mensen bewust maken van deze vlekken, waardoor we in contact kunnen komen met ons ‘ware zelf’, wat hij ‘presencing’ noemt.

Worden wie je bent
Worden wie je bent is de bekende missie van de meeste vrijescholen. Wat houdt dat in? In de schoolgids staat daarover: Dat betekent dat ieder mens op aarde komt met een te vervullen opdracht zodat je kunt worden wie je bent. Leerstof is voor ons ontwikkelingsstof die is afgestemd op de levensfasen van het kind/de jongvolwassene.’ Deutekom licht toe: dat ontwikkelingsgerichte onderwijs slaat bijvoorbeeld op het periode-onderwijs, waar gedurende drie weken de eerste twee lesuren in het teken van een specifiek thema of vak staan dat hoort bij die leeftijd. In de zevende klas is dat bijvoorbeeld Ontdekkingsreizen, passend bij de nieuwe fase van deze leerlingen in hun leven. Dit is een verhalende, narratieve en onderzoekende manier van lesgeven. Er wordt niet met boeken gewerkt, maar iedere leerling maakt een eigen schrift (het periodeschrift) met aantekeningen en tekeningen. Dat wordt het eindproduct en daaruit moet ook worden geleerd bij de toets over die periode. ‘Omdat je niet met boeken werkt, maakt het niet uit of je een vwo’er of een basisleerling bent. Periodes betekenen net aansluiten bij de fase waarin een kind zich begeeft.’

Een ander voorbeeld: het eindwerkstuk. Leerlingen kiezen een vrij onderwerp in hun laatste jaar op de Regge en werken hier gedurende het hele schooljaar aan. Vaak is het iets praktisch, maar er moet ook een verslag over worden gemaakt en het kind presenteert uiteindelijk wat hij heeft gemaakt. ‘Het moet heel zelfstandig worden gedaan en vaak wordt er een stage aan gekoppeld. Het is een soort zelfonderzoek en gaat vaak dieper dan alleen het praktische deel. Een goed onderwerp kiezen is meestal het moeilijkst.’ Dit jaar heeft Deutekom drie leerlingen begeleid. Een daarvan wilde een tuinhuisje maken. ‘Dan krijg ik ergens een vage schets, in maart een paar fotootjes, en in mei heeft de jongen vier weken lang iedere dag vijf uur gewerkt aan het tuinhuisje. En dan heeft hij een presentatie waardoor de hele zaal denkt: ik wil ook zo’n tuinhuisje! Ik ken de moeder van deze jongen nog, zij zat bij mij in de klas. Van haar wist ik: dit is een jongen die tot het einde toe wegloopt. Maar toen de eindstreep in zicht kwam, heeft hij doorgezet. Dat is een prestatie die lang blijft hangen en hem – zo hopen we – vormt.’

Kernwaarden
In onze schoolgemeenschap werken wij aan onze persoonlijke ontwikkeling en aan die van anderen. We geven en nemen ruimte om door botsen en stromen te blijven groeien. Open naar buiten, in verbinding met jezelf, je omgeving en de wereld. Ook dit is een deel van de visie en missie van de school.

Deutekom wijst naar een ander ingelijst document in de ruimte: de kernwaarden van de school. ‘Anderhalf jaar geleden merkten de schoolleiding en ik dat de kern van ons onderwijs niet goed beschreven was en we er nieuw leven in wilde blazen. Toen hebben we hier meerdere studiedagen aan besteed.’

Voor we het doorhebben, is hij al opgestaan en loopt hij voor ons uit de lerarenkamer in. We volgen snel en staan gedrieën naast een opvallend bouwwerk van ongeveer 50 cm, een soort zelfgemaakte boomhut die de kernwaarden eerbied, autonomie in verbondenheid, ontwikkeling en idealisme verbeeldt, een metafoor voor waar de school voor wil staan. De boomhut staat voor een duurzaam gebouw, dat zowel open plekken heeft als gesloten ruimtes, dat zelf voorziet in energie en de palen diep in de aarde heeft staan, maar er toch een klein stukje boven zweeft. ‘Een poos stond het project nog centraler in de kamer en toen hebben we ook even overwogen om het weg te doen, maar ik vind het een mooie verbeelding en dagelijkse herinnering aan onze samenwerking en waar we voor staan.’

Leerlingen
Deutekom vindt dat hij meer dan genoeg aan het woord is geweest en vraagt of we wat leerlingen willen spreken. Er zit een groepje negendeklassers buiten. ‘Een leuk groepje, want binnen de groep zitten sommige meisjes hier al drie jaar, anderen maar een jaar of twee, dus die hebben verschillende meningen’, glimlacht de teamleider en wijst ons de weg.

De meisjes zitten buiten in de zon en vinden het prima als we even aansluiten. Deutekom beent naar binnen: hij heeft nog werk te verzetten. ‘Waarom zit je hier op school?’ is de eerste vraag die ik stel. ‘Ik zit op de Regge omdat ik niet naar de havo kan, maar ik zat eerst op een andere school.’ De vergelijking met andere scholen wordt direct gemaakt: ‘Andere scholen denken in vakjes van 100 jaar geleden. Hun tactiek is je uit de les sturen. Hier mag ik een rondje lopen als ik druk ben.’ Het volgende meisje heeft een andere reden voor haar komst hierheen: ‘Ik wilde graag iets creatiefs en ben daarom naar deze school gegaan. Ik vond het eerst heel leuk, maar zit nu voor de tweede keer in de negende klas en denk dat ik toch wegga. Ik denk dat ik een andere leerstijl heb.’ De anderen vullen haar aan, vorig jaar had één negende klas het moeilijk, om verschillende redenen. Ze begrijpen waarom het meisje weg wil, maar zien zelf vooral de goede kanten van de school nog: ‘Wat ik bijzonder vind, is dat hier iedereen op een andere manier denkt en openstaat voor andere dingen’, ‘De leraren laten je jezelf zijn, ze leven ook met je mee’, ‘Het heeft met vertrouwen te maken, leraren vertrouwen dat je doet wat je doet.’

‘Ik moest van tl naar kader en moest toen zoeken naar een andere school. Maar op andere kaderscholen waren kinderen die bijvoorbeeld een mes bij zich droegen. Hier mocht ik toch komen, doordat er wat kinderen waren weggegaan. Ik kan hier alles denken wat ik wil, daar houd ik van’, is de uitleg van het derde meisje over waarom ze hier op school zit. Het laatste meisje kijkt indringend en wil ook graag nog haar verhaal afmaken voordat we weer naar binnen gaan: ‘Hier kijken ze niet alleen naar je cijfers, ze vragen ook waarom je een bepaald cijfer hebt gehaald. Ze houden ook rekening met je privéleven. Ik mocht hierheen vanaf de zevende, maar kom niet van de vrijeschool. Het heeft mij wel geholpen, ik mag meer mezelf zijn.’ Dan aarzelt ze even en zegt: ‘Ik wil graag nog één ding zeggen…’ Het meisje geeft mij het eerdergenoemde mooie compliment.

Annonay Andersson i.s.m. Geert Bors. Eerstgenoemde is niet helemaal onbevooroordeeld als het op de vrijeschool aankomt: zij werkt met veel plezier twee dagen per week op vrijeschool de Tobiasstroom te Zeist en is daarnaast hoofdredacteur van NIVOZ-platform hetkind. Geert Bors is freelance redacteur bij NIVOZ en hoofdredacteur van Mensenkinderen, tijdschrift van de NJPV.

Verdiepend artikel

*Deze fenomenologie heet de ‘Goetheanistische fenomenologie’ en is gebaseerd op de manier waarop Goethe (1749-1832) verschijnselen bestudeerde. Steiner heeft verder aan deze methode gewerkt. Deze fenomenologie is een andere dan die van Heidegger en Husserl ‘waar het om een filosofie gaat die de verschijnselen als uitgangspunt neemt voor filosofische beschouwingen’. (http://tomvangelder.antrovista.com/goetheanistische-fenomenologie-12m30.html)

Bronnen

 

Extra leerjaar & examen
Leerlingen die havo of vwo doen op de vrijeschool, zaten lange tijd vaak standaard een jaar langer op school. Ook op het vmbo (de Regge) werd gezien dat het kinderen goed doet een jaar langer op school te zijn, omdat ze die tijd gewoon nodig hadden om tot het vrijeschoolse doel te komen te ‘worden wie je bent’ of dat er meer tijd nodig was om een ander resultaat te behalen. Ook het uitgebreide curriculum kon daardoor in heelheid blijven bestaan en de eerdergenoemde stages konden ook onder schooltijd worden gepland. Bovendien stroomden veel leerlingen die vmb-tl hadden gedaan, daarna door naar de havo. Een Onderwijsinspecteur meldde Deutekom daarom: ‘Ga door, maar wat jij doet, mag niet.’

Het bijzondere aan de Reggestroom (en een aantal andere vmbo/praktische-stromen binnen het vrijeschoolonderwijs) is dat er lange tijd ook geen diplomering aan het einde van de vier of vijf jaar zat. Daar waren de scholen tevreden over, omdat zij een “warme overdracht” naar het mbo regelden en kinderen goed terechtkwamen, het de druk naar een eindsprint wegnam en het curriculum niet gedomineerd hoefde te worden door landelijk bepaalde invullingen.

In 2010 werd echter het eerdergenoemde ‘mag niet’ van de inspecteur kracht bijgezet. Het was een kanteljaar voor veel vrijescholen die een praktische stroom hadden, want wat eerder oogluikend was toegestaan, werd nu niet langer getolereerd: de scholen moesten alle leerlingen diplomeren en natuurlijk het liefst binnen de standaardtijd van vier jaar. Enkele scholen vinden nog manieren om het extra leerjaar te behouden, maar mogen het niet standaard in het curriculum plannen met als gevolg dat er in de administratie staat dat een hele jaarlaag blijft zitten.

Na een intermezzo, waarin Deutekom zeven jaar schoolleider was van een vrije basisschool, kwam hij in 2013 terug naar Zutphen om een nieuwe vorm te geven aan de Regge. De basis-kaderrichting moest in vier jaar tijd toewerken naar een examen en de theoretische richting moest dat binnen vijf jaar zien te halen. Hoe doe je dat, als je geen examenervaring hebt? ‘We kunnen het wel, maar het is volstrekt ongezond.’

Het examen bestaat uit een schriftelijk en een praktisch deel. De vragen zijn vaak vaag geformuleerd, vindt Deutekom. De leerlingen hier begrijpen die vraagstelling niet altijd of vragen zich af waarom ze voor een praktisch examen een wespenvanger moeten maken, als het toch niet de bedoeling kan zijn om wespen dood te maken. ‘Voor de wespenvanger stond 2 uur en tien minuten, maar de vakleerkracht deed er al twee uur over om ‘m te maken. En de bouwtekening klopte niet. Dat is echt killing voor leerlingen. De enige vraag die niet meetelt is of het eindproduct het ook doet. Dat is toch heel vreemd? Vorig jaar was er een plaatje dat 12x12 cm was en in de opdracht stond dat het 10x10 cm moest zijn, maar daar lezen veel leerlingen overheen. De opdracht was verder volstrekt irrelevant voor het maakproces. Daar moet je ze keihard voor klaarstomen en je principes voor opzij zetten. Dit jaar hebben we tot en met de kerstvakantie vrijeschoolonderwijs, daarna is het tijd om het examen voor te bereiden. Dat is niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor leerkrachten zwaar.’

Op De Regge bieden ze het profiel Dienstverlening & Producten aan, een nieuwe richting binnen het vmbo. Het is een breed oriënterend profiel, waarbij leerlingen kennis maken met meerdere sectoren en werkvelden. Het laat relatief veel ruimte over om de typische vrijeschoolse vakken in het curriculum te houden en omdat het zo breed is, zijn er geen vervolgopleidingen uitgesloten na de afronding van het voortgezet onderwijs. Dat past bij de vrijeschool, die leerlingen het liefst zo lang mogelijk algemeen vormend onderwijs wil bieden, opdat ze zelf kunnen kiezen, op hun eigen moment.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief