Broodje pastrami: opvoeden in crisistijd
4 juni 2020
De afgelopen tijd verschenen op dit platform relevante artikelen die eerder in Pedagogiek zijn verschenen. Dit laatste artikel, de Mulock Houwer-lezing 2016 van Carla van Os, is een reflectie op de behoeften van kinderen in en na oorlogssituaties in relatie tot ouderkenmerken. Het onderzoek is gebaseerd op ervaringen in actuele en naoorlogse situaties. ‘Je hebt geen leiding meer. Als een zombie wacht je op de volgende instructies van het management. Hoe kan je een goede ouder zijn, als je geen controle hebt over je eigen leven en het leven van je kind niet kan controleren? Alle macht is van je afgenomen. Wie voedt dan wie op?’
De Mulock Houwer Lezing 2016 richtte zich op ouderschap in oorlogstijd. Mulock Houwer (1903-1985) was een gerenommeerde pionier op het gebied van jeugdzorg en kinderbescherming. Hij kwam tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland als niet-begeleide minderjarige vluchteling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij vader van vier kinderen en directeur van de jeugdinstelling waar hij als weeshuis zijn toevlucht zocht.
Voortbouwend op de ervaringen van Mulock Houwer als kind, als vader en als kinderbeschermer, reflecteert Carla van Os op de behoeften van kinderen die in en na oorlogssituaties leven, en welke kenmerken van ouders de positieve ontwikkeling van kinderen helpen beschermen tijdens zulke moeilijke opvoedingsomstandigheden. Gebaseerd op onderzoek van mensen die in huidige en naoorlogse situaties leven, komen de volgende onderwerpen aan bod: de impact van angst en depressie van vluchtelingouders op de geestelijke gezondheid van de kinderen; gehechtheidsgedrag in vluchtelingenfamilies; en de behoefte aan continuïteit, stabiliteit en een zo normaal mogelijk leven in het gastland.
Inleiding
Het luchtalarm klinkt als we op de grote weg rijden, onderweg naar opa Jonathan, een paar kilometer ten noorden van Tel Aviv. Mijn vrouw Sjira manoeuvreert naar de kant van de weg en we stappen de auto uit, met achterlating van de badmintonrackets en de pluimbal op de achterbank. Lev houdt mijn hand vast en zegt: ‘Papa, ik ben een beetje nerveus’. Hij is zeven, en zeven is een leeftijd waarop het niet erg cool gevonden wordt om over angst te praten, dus wordt het woord ‘nerveus’ in plaats daarvan gebruikt. Volgens de instructies van de burgerbescherming gaat Sjira langs de kant van de weg liggen. Ik zeg Lev dat hij ook moet gaan liggen. Maar hij blijft staan, zijn kleine, zweterige hand stevig in de mijne.
‘Ga meteen liggen’, zegt Sjira met stemverheffing om boven de blèrende sirene uit te komen.
‘Wat denk je van een spelletje Sandwich Pastrami?’ vraag ik Lev.
‘Wat is dat?’ vraagt hij, zonder mijn hand los te laten.
‘Mama en ik zijn de boterhammen’, leg ik uit, en jij bent een plak pastrami, en we moeten zo snel we kunnen een sandwich pastrami maken. Vooruit. Eerst ga jij op mama liggen.’
En Lev gaat op Sjira’s rug liggen en omhelst haar zo stevig als hij kan. Ik ga boven op hen liggen, en duw hard tegen de vochtige aarde met mijn handen opdat ik ze niet plet.
‘Dit voelt goed’, zegt Lev, en hij lacht.
‘Pastrami zijn is het beste deel’, zegt Sjira onder hem.
‘Pastrami!’ schreeuw ik.
‘Pastrami!’ schreeuwt mijn vrouw.
‘Pastrami!’ schreeuwt Lev met beverige stem, ofwel van opwinding, ofwel van angst. (... )
En dan horen we de klap. Hard, maar ver weg. We blijven lange tijd op elkaar liggen, zonder te bewegen. Mijn armen beginnen pijn te doen van het dragen van mijn eigen gewicht. Vanuit mijn ooghoek zie ik andere automobilisten die op de weg hebben gelegen opstaan en het stof van hun kleren vegen. Ook ik sta op.
‘Ga liggen,’ zegt Lev, ‘ga liggen, papa. Je verpest de sandwich.’
Ik ga weer even liggen, en zeg: ‘Oké, het spel is uit. Wij hebben gewonnen.’ (...) (Keret, 2013, pp. 171-173) De Israëlische schrijver Etgar Keret las dit verhaal over zijn zoon Lev voor bij het 75-jarig jubileum van Vrij Nederland. Die dag stond in het teken van oorlog en verzet vanwege het verleden van het weekblad. Keret raakte me omdat hij met zijn verhaal zo treffend illustreert hoe creatief ouders kunnen zijn in het beschermen van hun kinderen. Het zegt ook veel over de psychische gezondheid en weerbaarheid van Levs ouders. Je zou elk kind opvoeders wensen die in staat zijn om bij dreigend gevaar een broodje pastrami te bedenken. Hoe voeden ouders hun kinderen op in tijden van oorlog en ander geweld? Welke eigenschappen en gedragingen van hun ouders helpen kinderen om zich toch zo goed mogelijk te ontwikkelen onder zulke moeilijke maatschappelijke omstandigheden? En wat betekent dat voor de opvang van gevluchte gezinnen? Deze vragen staan centraal in de Mulock Houwerlezing 2016. In het eerste deel sta ik stil bij de ervaringen van Daan Mulock Houwer zelf, als gevlucht kind in de Eerste en als ouder tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het tweede deel illustreer ik vanuit verschillende bronnen opvoedingssituaties die getekend zijn door oorlog of andersoortig geweld en plaats die in de context van wetenschappelijke kennis over de beschermende factoren voor de ontwikkeling van vluchtelingenkinderen. In het derde en laatste deel vraag ik aandacht voor de mogelijke implicaties van het voorafgaande voor de opvang van vluchtelingengezinnen in Nederland.
Daan Mulock Houwer als kind en als vader tijdens de Wereldoorlogen
Daniël Quirin Robert Mulock Houwer is 11 jaar als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Hij woont samen met zijn moeder in Antwerpen. Zijn vader was overleden toen Daan 5 jaar oud was, door een trap van een paard. Antwerpen wordt geëvacueerd. Zijn moeder stuurt Daan de grens over. Hoewel hij altijd de Nederlandse nationaliteit heeft gehad – zijn beide ouders zijn Nederlander – zoekt Daan als vluchteling een veilig heenkomen in Nederland. Hij is een van de miljoen vluchtelingen die direct na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vanuit België naar Nederland komen.
Het tijdschrift Pedagogiek stelt zich ten doel de wetenschappelijke discussie over opvoeding, onderwijs en vorming binnen het Nederlands taalgebied (Nederland en Vlaanderen) te stimuleren en te ondersteunen. Pedagogiek beoogt naast een bijdrage aan het wetenschappelijke debat ook de maatschappelijke discussie op de terreinen van opvoeding, onderwijs en vorming te bevorderen.
Dit artikel verscheen eerder in Pedagogiek, Volume 37, Number 1, 21 April 2017, pp. 5-26(22)en is met toestemming van de redactie van Pedagogiek overgenomen.
Reacties