Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Wat een leraar tot leraar maakt - boekverslag (uitgebreide versie)

22 september 2025

Wat maakt een leraar werkelijk tot leraar? Het is een vraag die de pedagogiek al eeuwen achtervolgt en waar Joris Vlieghe in Wat een leraar tot leraar maakt een indringend antwoord op formuleert. Geen handleiding of beleidsdocument, maar een krachtig pedagogisch essay. In een tijd waarin onderwijs steeds sterker wordt ingekapseld door meetcultuur, efficiëntiedenken en technologische beloftes, plaatst Vlieghe de kernvraag terug op tafel: wat betekent het om leraar te zijn in verhouding tot leerlingen, tot de wereld, en tot de dingen die ertoe doen? Jelle Ris las het en schreef een uitgebreid inhoudelijk verslag en een verkorte versie hiervan. Je leest hier de uitgebreide versie.

Joris' stijl is niet gematigd: Vlieghe kiest voor scherpe lijnen, soms retorisch overdreven, juist om het dichtgeslibde midden open te breken. Dat maakt het boek niet altijd comfortabel, maar wel precies het soort pedagogische interventie dat leraren, opleiders en schoolleiders nodig hebben: een tekst die uitdaagt, schuurt en uitnodigt tot nadenken.

Tegelijkertijd biedt dit boek meer dan retoriek. Waar de discussie over beter onderwijs vaak in cirkels draait — óf over betere resultaten (onderwijswetenschappelijk) óf over gelijke kansen (sociologisch) — opent Vlieghe een ander perspectief: denken vanuit pedagogiek. Daarmee sluit hij aan op het NIVOZ-jaarthema de moed om weerstand te bieden. Het boek wortelt in de Leuvense traditie van Masschelein en Simons en staat in gesprek met denkers als Arendt, Biesta en Dewey. Het is geschreven voor een breed publiek, van filosofisch geïnteresseerde onderwijsprofessionals tot leraren in PO en VO. Voor hen kan het boek taal en houvast bieden om onderwijs te zien als vorming. In mijn werk als lerarenopleider gebruikte ik al Vlieghes idee van een ‘verklaring van liefde’ aan je vak — en zag hoe dit studenten raakte en hun grondhouding als leraar verdiept.

De kern van Vlieghes pedagogiek
Wat Joris Vlieghe in Wat een leraar tot leraar maakt steeds opnieuw naar voren brengt, is dat onderwijs draait om vorming. Daarmee bedoelt hij niet dat leerlingen simpelweg ‘zichzelf leren zijn’, maar dat zij geraakt worden door iets wat hun vanzelfsprekendheden doorbreekt. Vorming ontstaat wanneer je uitgedaagd wordt door een vak, een vraag of een ervaring die groter is dan jezelf. Een leraar is dan degene die zo’n ontmoeting mogelijk maakt: iemand die leerlingen in beweging zet om telkens opnieuw verrijkt te worden.

Daarbij gaat het nooit uitsluitend om de leraar of de leerling, maar altijd om de zaak — datgene waar het onderwijs over gaat. Of het nu om taal, muziek, geschiedenis of houtbewerking gaat: de leraar staat in dienst van de dingen die ons samen aan de wereld verbinden. Onderwijs is, in Vlieghes woorden, een oefening in het delen van de wereld. Juist in een tijd waarin onderwijs vaak wordt gezien als podium voor zelfexpressie, benadrukt hij dat het gaat om een gedeelde werkelijkheid die we samen leren kennen en doorgeven.

Gelijkheid
Een ander kernpunt is gelijkheid. Voor Vlieghe is dit geen verre belofte maar een uitgangspunt: iedere leerling kan leren, mits er bereidheid en aandacht is. De leraar doet een appel: hij vraagt inzet en volharding, maar altijd vanuit het vertrouwen dat elke intelligentie ertoe doet. Dat maakt zijn visie tegelijk streng en hoopvol. Het voorkomt dat leerlingen vastgezet worden in labels en beperkingen, en nodigt uit tot verantwoordelijkheid.

Daarbij hoort ook een duidelijke plaats voor studie. School is voor Vlieghe in de eerste plaats een plek waar de wereld bestudeerd kan worden. Niet een instelling die morele of politieke opdrachten moet vervullen, of die primair welzijn moet garanderen. Studie vraagt tijd, ruimte en toewijding, en die moeten beschermd worden tegen de vele verwachtingen die van buitenaf op het onderwijs worden gelegd. Juist hier worden zijn scherpe lijnen prikkelend: bevrijdend omdat ze onderwijs terugbrengen tot zijn kern, maar ook uitdagend omdat ze vragen oproepen over de verhouding tot maatschappelijke kwesties als klimaat en ongelijkheid.

Liefde
Centraal in dit alles staat liefde. Niet een romantische emotie, maar liefde als ernst en toewijding: liefde voor de wereld, voor een vak, en voor leerlingen. Wie onderwijst, neemt verantwoordelijkheid om die liefde door te geven. Dat vraagt om een kwetsbaar evenwicht: te veel of te weinig liefde kan verhoudingen verstoren. Belangrijk is ook wederkerigheid: wie een ander wil vormen, moet zelf bereid zijn zich te laten vormen. Leraarschap betekent in die zin niet alleen zorgen voor, maar ook ontvankelijk blijven — een houding die het vak existentieel maakt.

Voor de lerarenopleiding betekent dit dat leraar worden veel meer is dan het aanleren van didactische technieken. Het is een oefening in levenshouding. Daarom pleit Vlieghe voor een pedagogisch credo: een verklaring van liefde aan het vak en het leraarschap die studenten bij het begin van hun opleiding schrijven en regelmatig hernemen. Zo wordt leraar-zijn niet gereduceerd tot een beroep, maar gezien als een manier van in de wereld staan. In de praktijk blijkt dit een krachtige werkvorm: studenten worden verrast door de diepte en ernst van zo’n opdracht en ontwikkelen er een blijvende grondhouding mee.

Digitale cultuur
Het boek sluit af met een scherpe kritiek op de digitale cultuur. Online leren en digitale belevenissen lijken vaak veilig en aantrekkelijk, maar blijven oppervlakkig: ze bevestigen wie je al was, zonder dat er iets nieuws kan gebeuren. Vorming vraagt juist om echte ervaringen, inclusief pijn, ongemak en frictie. Aandacht, aanwezigheid en samen in een klas zijn, kunnen niet door schermen worden vervangen. Onderwijs is pas werkelijk vormend wanneer het meer biedt dan toerusting en plezier: het moet ook risico’s en confrontaties toelaten.

Wat dit alles samenbindt, is Vlieghes stijl. Hij kiest bewust niet voor nuance, maar voor scherpe lijnen — soms bijna overdreven, maar altijd doelgericht. Zoals een leraar zijn leerlingen kan raken door helderheid en overtuiging, zo schrijft Vlieghe zijn boek. Het is niet enkel analyse, maar ook een pedagogisch gebaar: een oproep om het leraarschap opnieuw existentieel en wereldgericht te beleven.

Wat dit betekent voor de praktijk?
Wat Vlieghes boek vooral doet, is taal en houvast geven voor iets wat veel leraren al voelen maar vaak moeilijk onder woorden krijgen: onderwijs is meer dan kennisoverdracht, het is een vormende praktijk. Dat maakt het bij uitstek geschikt als gespreksstarter. Een studiedag, een teamoverleg, of een opleidingsbijeenkomst kan met één van zijn prikkelende passages meteen verdieping krijgen: wat betekent dit voor ons? Zijn betoog is confronterend, maar juist daardoor vruchtbaar — ook als je het er niet mee eens bent.

De doelgroep van dit boek is breed. Filosofisch geïnteresseerde onderwijsprofessionals zullen genieten van de rijke traditie waarin Vlieghe zich beweegt. Maar ook voor leraren in po en vo biedt het boek bruikbare aanknopingspunten. Het kan helpen om opnieuw te zien dat het vak dat je geeft, of het nu rekenen, muziek of geschiedenis is, méér is dan een middel tot toetsresultaten. Het is een ingang tot de wereld. En dat geldt ook voor schoolleiders, lerarenopleiders en iedereen die met professionalisering bezig is: het boek roept op om onderwijs te doordenken vanuit vorming en verantwoordelijkheid voor de wereld.

Leraren (po/vo)
Voor leraren betekent het boek dat zij taal en houvast krijgen om hun praktijk anders te bekijken. Onderwijs wordt zichtbaar als vorming, als gelegenheid om leerlingen werkelijk te raken. Dat vraagt moed: om eisen te stellen, om je niet terug te trekken in veiligheid, en ook om zelf leerling te blijven en je te laten vormen.

Schoolleiders
Voor schoolleiders biedt het boek een ander perspectief op hun instelling. Een school hoeft geen leerfabriek te zijn die meetbare resultaten produceert, en ook geen welzijnsinstituut dat vooral veiligheid garandeert. Het kan een plek zijn van studie, aandacht en ontmoeting. Dat vraagt om scherpe keuzes: ruimte scheppen waar leerlingen geconcentreerd en samen de wereld leren kennen.

Lerarenopleiders
Voor lerarenopleiders geeft Vlieghe concrete inspiratie. Zijn idee van een pedagogisch credo, een liefdesverklaring aan vak en leraarschap, is eenvoudig in te zetten en verrassend krachtig. Het vraagt van opleiders dat zij studenten begeleiden in zelfcultivering, in het oefenen van pedagogische professionaliteit, en niet alleen in didactische competenties.

Professionaliseringspraktijk
Voor wie bezig is met nascholing, studiedagen of lectoraten biedt dit boek taal en kaders om pedagogiek weer centraal te stellen. Het verschuift de aandacht van instrumentele didactiek naar de kern: wat betekent het om leraar te zijn, en welke houding vraagt dat? Het vraagt van begeleiders om ruimte te maken voor reflectie, bezinning en kritische dialoog.

Een speculatieve blik
Hoe zou onderwijs eruitzien als Vlieghes ideeën echt gerealiseerd werden? Scholen zouden plekken worden waar studie en vorming centraal staan. Minder instrumenteel leren, meer aandacht en liefde. Leraren zouden bestaan als existentiële professionals: bereid om weerstand te bieden, kwetsbaar en verantwoordelijk tegelijk. Opleidingen zouden studenten vanaf het begin laten werken met een pedagogisch credo dat hun beroepsleven begeleidt. Het is een utopische gedachte, maar wel een die uitnodigt om het bestaande te bevragen.

Kritische kanttekeningen en vervolg
Het is goed om te beginnen bij de waardering. Wat een leraar tot leraar maakt is een streng en doorwrocht boek, gebouwd op een rijke traditie van pedagogisch denken. Vlieghe weegt zorgvuldig af, zet scherp aan en brengt precies datgene wat in de huidige onderwijsdiscussies vaak ontbreekt: de pedagogiek zelf. Het boek sluit prachtig af met een indringend pleidooi voor het leraarschap en het mede vormgeven aan een hoopvolle toekomst in barre tijden.

Tegelijkertijd kent het boek ook grenzen. Vlieghe kiest bewust voor overdrijving als stijlmiddel: helder, prikkelend, soms Mondriaan-achtig in zijn lijnen. Maar dat kan ook verengen. Het midden, waar veel leraren hun weg zoeken, krijgt minder aandacht. En juist in een tijd waarin pedagogiek meer publieke ruimte nodig heeft, kan zo’n stijl sommigen eerder afschrikken dan uitnodigen.

Daarnaast blijft het spanningsveld tussen politiek en apolitiek lastig. Vlieghe stelt dat onderwijs niet moet worden overladen met maatschappelijke agenda’s, maar tegelijk klinkt door dat onderwijs altijd politieke betekenis heeft. Hoe dat precies te denken zonder te vervallen in activisme of neutralisme blijft een open vraag. Interessant genoeg schrijft hij hier samen met Piotr Zamojski verder over in een volgend boek.

Een ander punt is de sterke mensgerichtheid. Vlieghe spreekt over kinderen, leraren en de gemeenschappelijke wereld, maar altijd in een sterk antropocentrisch kader. Voor een volgende stap in de pedagogiek is het vruchtbaar om dit open te breken en ook het meer-dan-menselijke te betrekken: de ecologische verbanden, het samenleven met andere levensvormen, de vraag hoe nieuwe generaties kunnen leren deze planeet goed en duurzaam te bewonen. Dat zou de pedagogiek bevrijden van haar positie als marginale tegenkracht, en haar werkelijk aan zet brengen om nieuwe vormen van toerusting en vorming te verkennen.

Daarmee hangt een laatste vraag samen: is het mogelijk om niet te vervallen in politiek activisme, en toch een gezonde socialiserende werking van onderwijs te omarmen in tijden van crisis? Een werking die aandacht en zorg vraagt voor wat er mis was en is in de wereld, en die leerlingen helpt daarover te denken en zich te verhouden. Dat vraagt een pedagogiek die tegelijk ontvankelijk en verantwoordelijk is.

Wat blijft, is dat dit boek een oefening is in helderheid en moed. Het biedt weerstand tegen oppervlakkigheid en nodigt uit tot gesprek in scholen, opleidingen en studiedagen. En het laat zien dat pedagogiek werkelijk kan raken en vormen. Precies datgene waarvoor onderwijs bedoeld is.

Tien stellingen voor gesprek en reflectie

  1. Onderwijs draait niet om geluk of resultaten, maar om vorming. Wie dit ontkent, maakt van school een leerfabriek of een welzijnsinstelling.
  2. Een leraar is pas leraar in dienst van de zaak. Zelfexpressie of leerlinggerichtheid zonder inhoud is een doodlopende weg.
  3. Alle leerlingen zijn in beginsel gelijk in intelligentie. Labels en niveaus zijn pedagogisch gemakzuchtig en bevestigen ongelijkheid.
  4. Onderwijs heeft geen morele of politieke opdracht. Wie school als instrument van rechtvaardigheid of welzijn ziet, verliest de kern van studie uit het oog.
  5. Liefde is de kern van leraarschap. Maar te veel liefde kan even schadelijk zijn als te weinig.
  6. Een goede lerarenopleiding begint met een liefdesverklaring aan het vak. Zonder eigen pedagogisch credo blijft de leraar een technicus.
  7. Digitalisering is de doodskus van vorming. Belevenissen zijn geen ervaringen, schermen geen ontmoeting.
  8. Pedagogiek overschat haar eigen kracht. Vorming is geen maakbaar project — en leraren zijn geen redders van de wereld.
  9. Elke generatie heeft recht op haar eigen schooltijd. Wie onderwijs volledig privatiseert of individualiseert, berooft jongeren van dat recht.
  10. Onderwijs moet weerstand oproepen. Een veilige school waar nooit iets schuurt, vormt niemand.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief