Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Sta stil en keer terug naar start: opnieuw vertrekken vanuit het hele kind

21 oktober 2021

Voor eerlijke kansen hebben we inclusieve leergemeenschappen nodig, met een focus op het hele kind. Dit stellen (oud-) bestuurder Joke Middelbeek en projectbegeleider Ferd van den Eerenbeemt in hun boek ‘Laten we doen wat de bedoeling is voor eerlijke kansen in het onderwijs.’ Die bedoeling is volgens hen niets minder dan ‘menswording'. Wat vraagt dat van ons? Dit boek is naast een visiedocument ook een verslag van de ‘avonturen’ van de auteurs op de basisscholen van Stichting Westelijke Tuinsteden (SWTS) in Amsterdam. NIVOZ-collega Leone de Voogd las het en beschrijft wat het met haar deed.

Een boek over werken vanuit de bedoeling in relatie tot eerlijke kansen, dat kan ik als NIVOZ’er en onderzoeker van breed vormend onderwijs voor kinderen die opgroeien in moeilijke omstandigheden (het Whole Child Development Project, waar SWTS niet voor niets partner in is) niet aan me voorbij laten gaan. De titel roept direct twee belangrijke vragen op: wat is ‘de bedoeling’? En wat zijn eerlijke kansen?

Dé bedoeling bestaat niet, stellen de auteurs terecht. Het gaat ze er in de eerste plaats om dat we weer in gesprek gaan over onze bedoeling en dat als vertrekpunt nemen van ons onderwijs. Tegelijkertijd lijken ze toch uit te gaan van een soort universele bedoeling van het onderwijs, die impliciet en expliciet terugkomt in het boek, waarbij alternatieve gezichtspunten er hooguit als karikatuur tegenover worden gezet.

De auteurs claimen dan ook niet waardenvrij te zijn: ze hebben een duidelijk doel voor ogen en het boek leest bij vlagen als een pamflet. Het is een oproep aan Nederland, aan leraren en schoolleiders, maar ook aan mensen buiten de school, om de tijd te nemen om stil te staan. De auteurs veronderstellen dat de meeste mensen, net als zijzelf, liever een school en een samenleving willen waarin het hele kind gezien wordt in plaats van een systeem waarin zo hoog mogelijk presteren en selecteren centraal staan, maar dat we allemaal vastzitten in een systeem dat we geïnternaliseerd hebben.

Het ‘stilstaan’ om los te komen van het systeem, doet me denken aan de pedagogische gebaren van onderbreken, vertragen en ondersteunen, die centraal staan in het boek ‘Wereldgericht onderwijzen - Biesta in de praktijk’. Om je te ontwikkelen, of dit nu is als leerling, leraar, schoolleider of medeburger, moet je soms even wakker geschud worden, ergens tegenaan lopen of mee geconfronteerd worden. Je wordt onderbroken in je dagelijkse routines of eigen denken. Vertragen is nodig om stil te staan bij wat dan nodig en wenselijk is. Bij het zetten van nieuwe stappen of het nog even niet weten is steun van anderen vaak meer dan welkom.

Dat blijkt ook uit het verhaal van de scholen van Middelbeek, dat centraal staat in het boek. De hoofdstukken met reflecties en toekomstvisies op het onderwijs worden afgewisseld met een beeldend verslag van een indrukwekkende en enerverende periode in het Amsterdamse onderwijs, en op de 16 basisscholen van SWTS in het bijzonder. Eind 2019 voelden deze scholen zo'n noodzaak om in te grijpen, stil te staan en het anders aan te pakken, dat zij de deuren een week sloten om te werken aan onderwijskwaliteit: dit werd de ‘WOK-week’. Het lerarentekort, de stress onder leerlingen en de groeiende kansenongelijkheid vroegen volgens hen om meer dan symptoombestrijding.

Wat is de bedoeling?
‘Ieder kind is een belofte’, lezen we in het voorwoord, en: ‘Het is onze taak het kind het vertrouwen te geven dat het de best mogelijke versie van zichzelf mag worden, waar haar wieg ook gestaan heeft.’ Het kind als belofte – of als mogelijkheid, zoals Aziza Mayo en Luc Stevens dit op hun onderwijsavond omschreven - is een mooi uitgangspunt, dat oproept om elk kind te zien en als mens te ontmoeten. Om steeds opnieuw met het kind op zoek te gaan naar wat nodig is en het niet in een mal of concurrentieslag te dwingen. Tegelijkertijd schuurt bij mij de doelstelling om ‘de best mogelijke versie van zichzelf’ te worden. Wat is dat dan en wie bepaalt dat? Moet het altijd ‘meer en beter’?

In hoofdstuk 5 verwoorden de auteurs wat zij als dé bedoeling van het onderwijs zien: het begeleiden van het proces van menswording. Met menswording bedoelen ze zin hebben om te leven, de (eigen) zin van het leven ontdekken en je plek vinden in de wereld. De rol van het onderwijs zoals ze die hier beschrijven, weerspiegelt veel van wat Gert Biesta beschrijft wanneer hij spreekt over subjectificatie. De auteurs pleiten er dan ook voor de subjectificatie of ‘vorming-tot-persoon-willen-zijn' centraal te stellen, en vertalen dit in 'menswording’. Zij willen daarbij de nadruk leggen op de heelheid van de mens.

In het proces van menswording zien ze de leraar als Gids en de leerling als Gezel, begrippen die voor hen de wederkerige relatie weerspiegelen, maar ook benadrukken dat elke leraar en leerling samen een unieke combinatie vormen. Terecht wijzen ze erop dat je voor dat ‘mensworden’ ook van alles moet kunnen en kennen. De school zou kinderen moeten prikkelen om zich te verbinden met de samenleving en ze helpen díe vaardigheden te ontwikkelen die toegang bieden tot nieuwe werelden. Essentieel voor deze invulling van onderwijs is dat leraren en leerlingen elkaar goed kennen en een veilige groep vormen.

Wat zijn eerlijke kansen?

‘Het kind is NOOIT het probleem’, stelt Middelbeek. De kansenongelijkheid in het onderwijs en in de samenleving is in de kern een probleem van uitsluiting. In ons systeem van toetsing, selectie en onderlinge vergelijking, ontstaat een tweedeling tussen winnaars en onvermijdelijke verliezers, zoals ook Karen Heij recentelijk in haar proefschrift liet zien.  

Je kunt ongelijkheid proberen te bestrijden door bepaalde groepen bij te spijkeren, maar uiteindelijk gaat het erom wat elk kind nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Dat betekent uitgaan van ongelijkheid en deze niet proberen weg te poetsen. Want, stellen de auteurs, ieder kind verdient ‘een podium’. Niet omdat het het gymnasium haalt, maar omdat het waardevol is en liefde en aandacht verdient. Met eerlijke kansen bedoelen ze dan ook dat kinderen ‘gezien worden in wie ze zijn'.

Hiervoor zouden we toe moeten naar de ‘inclusieve leergemeenschap voor het hele kind’, waar de school deel uitmaakt van een breder netwerk en waar ieder kind begeleid wordt op de eigen ontdekkingstocht. Er is hier geen hoger of lager, maar ‘goed’ is wat bij je past. De auteurs plaatsen dit tegenover het andere uiterste van de ‘prestatieschool voor de prestatiesamenleving’ waar kwalificering en kwantificering centraal staan en hogere cijfers betere kansen voor het kind betekenen.

Een en ander is bewust gechargeerd, waarvan ik me afvraag of dit behulpzaam is, of toch weer de polarisatie in het debat voedt. Ze stellen immers ook dat veel scholen onbewust handelen vanuit een focus op selectie. Deze scholen zeggen kwalificatie, socialisatie én subjectificatie belangrijk te vinden, maar laten zich in hun doen en laten toch met name sturen door de kwalificatiecijfers.

Terecht wordt gesteld dat de prestatieschool in bepaalde mate zeer goed voorbereidt op onze samenleving, omdat we die ook zo hebben ingericht dat je met een hogere opleiding meer kans op welzijn en welvaart hebt. Echter, een grote groep 'verliezers’ valt buiten de boot. Daarnaast betwijfel ik ook of de ‘winnaars’ in onze samenleving wel zo gelukkig zijn.

Ook ouders worstelen hiermee, lezen we in een mooi fragment. Ze willen graag dat hun kind zich in alle rust kan ontwikkelen op alle terreinen en vinden geluk het allerbelangrijkste voor hun kind. Maar ze zien ook de harde kanten van de maatschappij en willen die hoge cijfers er dan toch graag bij...

De auteurs stellen dat de brug kan liggen in het feit dat ook de inclusieve leergemeenschap tot cognitieve ontwikkeling leidt, maar dan van binnenuit. Daar geloof ik ook in, maar ik zie ook een risico om dit als ‘argument’ te gebruiken. Want als de cognitieve prestaties nu toch iets minder blijken, is dat dan reden om weer terug te keren naar de prestatieschool, of is er meer van waarde?

Een oproep aan de samenleving
De hoofdstukken over de praktijk op de SWST-scholen, en over de daadwerkelijke WOK-week in het bijzonder, laten zien hoe belangrijk 'moed' en 'vertraging' zijn. Middelbeek stimuleerde haar directeuren eerder al elkaars scholen te bezoeken om van elkaar te leren. De scholen dichtgooien, ondanks de geschokte reacties van de samenleving, leidde tot een golf van creativiteit en eigenaarschap onder het personeel en een grote betrokkenheid van maatschappelijke partners.

Richting het slot zoomen de auteurs uit naar de hele samenleving, waarin we nog steeds lijken te denken dat onderwijs er is om kinderen zo hoog mogelijk op te leiden. Er is genoeg aanleiding voor verandering, maar we houden vaak vast aan het oude, uit gewenning en angst, terwijl volgens de auteurs bij velen ‘het hart klopt voor menswording’. Ze doen dan ook een oproep aan eenieder, om vanuit de eigen rol mee te doen.

Om te komen tot inclusieve leergemeenschappen is volgens de auteurs niet zozeer een systeemwijziging nodig, maar vooral een 'veranderstrategie’ waarin meer ruimte en steun komt om vanuit de bedoeling te werken, kwaliteit anders geformuleerd wordt (met oog voor de mens als geheel), en de school meer verbonden is met de samenleving. De politiek zou hiervoor wel belemmeringen weg moeten nemen. Standaard curriculumverplichtingen en schotten tussen financiering van onderwijs, zorg en wijkactiviteiten staan de gewenste ontwikkelingen bijvoorbeeld in de weg.

De auteurs pleiten voor aandacht voor menswording op alle niveaus, uitmondend in een ‘Ministerie van Menswording'. Een wat ongemakkelijk gevoel bij de terminologie van ‘menswording’ slaat hier bij mij om in weerstand. Ik krijg er wat dystopische en totalitaire beelden bij. Is het ‘de bedoeling’ om perfecte mensen te gaan kweken, waar de overheid toezicht op moet houden? Ondanks alle goede bedoelingen lijken ook de auteurs hier mee te gaan in een maakbaarheidsdenken. Wie of wat bepaalt eigenlijk wanneer je mens geworden bent? Wordt, zoals Korczak al stelde, niet elk kind als mens geboren?

Het zijn zomaar wat bedenkingen bij een verder waardevolle en rijk geïllustreerde oproep om de ‘vanuit-het-hele-kind-beweging' te versterken. Ik beweeg graag mee en nodig onze lezers uit om ook een stap te zetten.

Leone de Voogd is (ontwikkelings-)psychologe en politicologe en werkt als wetenschappelijk medewerker bij Nivoz.

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Ferd van den Eerenbeemt
3 jaar en 1 maand geleden

Dag Leone, wat een mooie recensie heb je over ons boek geschreven. Dank daarvoor. Een ding zou ik willen rechtzetten. Wij geloven niet in een maak maakbaarheidsgedachte van mensen. Menswording is een individueel proces vanonder mens dat nooit ophoudt en verre van maakbaar is. Het is juist een onophoudelijk proces van vallen en opstaan dat de school aanmoedigt vanuit een vertrouwen dat het kind hierin zelf ontdekkend is en altijd blijft.
Dat als toevoeging.

Login of vul uw e-mailadres in.



Leone de Voogd
3 jaar en 1 maand geleden

Dag Ferd, dank voor je reactie en aanvulling. Gezien de rest van jullie betoog, geloof ik graag dat jullie menswording niet zo 'maakbaar' bedoelen. Het was zoals gezegd een gevoel dat me bekroop en een vraag die bij me opkwam door het op alle fronten doorvoeren van een focus op menswording in combinatie met de doelstelling om de 'best mogelijke versie van jezelf te worden'. Het is een spanningsveld dat altijd terugkeert als je vanuit een bepaald mens- en wereldbeeld kinderen vertrouwen wilt geven: vertrouw/reken je erop dat het kind zelf ontdekkend een weg vindt die past bij dit beeld en onderliggende waarden? Sta je ook volledig open voor een andere richting, of kies je dan toch voor selectiever aanmoedigen?

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief