Spelen en kansengelijkheid (1/4)
14 oktober 2020
Onze samenleving lijkt steeds sterker te polariseren. Daarmee dreigt ook de kansengelijkheid af te nemen. In deze blog (bestaande uit vier delen) verkent Gesineke Veerman van Stichting Spelend Wijs, aan de hand van haar persoonlijke ervaringen als ouder en als professional, hoe we grenzen kunnen overbruggen door onze kinderen samen laten spelen. Ze ontdekte dat kinderen met laaggeletterde ouders op de gemengde kwaliteitsschool van haar zoon niet de aandacht krijgen die ze nodig hebben, en hoe het samen spelen kansen biedt om het beter te doen.
De kloof tussen bestaan en verstaan kan slechts worden overbrugd doordat de vonk der verbeelding overspringt. (uit ‘Homo Ludens’, L. Huizinga)
'Ik ben goed, maar hij is goeder', antwoordde het vriendje trots, terwijl hij wees op mijn zoon. Ik had hem gevraagd hoe het ging op school. Enkele weken eerder was ik na aandringen van zijn moeder, die in een staat van totale wanhoop en paniek verkeerde, naar de schooldirecteur gelopen. 'Jullie willen graag mijn zoon op school', zei ik, 'een jongen die goed presteert, gemakkelijk in de omgang is en rustig in de klas, maar ik wil graag deze jongen op school. Ik vind het fijn als mijn zoon na schooltijd bij zijn vriend gaat spelen in een kleine flat in een andere buurt, waar hij gastvrij ontvangen wordt en volgestopt wordt met lekkers. Ik wil dat hij leert hoe je een klasgenootje dat moeite heeft met de opdrachten kunt helpen zonder het voor te zeggen. Is er hier op school eigenlijk wel plaats voor kinderen zoals hij?'
De moeder van de jongen, die via WhatsApp een tien minuten durend bericht met aan mij gerichte loftuitingen insprak, had het niet aan mij, maar haar eigen vechtlust en vasthoudendheid te danken dat haar slecht presterende zoon op het laatste nippertje niet naar het speciaal onderwijs hoefde. Ik kwam erachter dat deze moeder alleen Arabisch leest en schrijft, en haar zoon al eens een officiële intelligentietest had laten maken. Zo was ze ervan overtuigd geraakt dat hij niet dom is. De intern begeleider van school had niets nagevraagd, laat staan getest. 'Jullie eten in Marokko is lekker hoor, ik ga er graag op vakantie', was zo'n beetje haar enige poging tot communicatie, naast haar mededeling dat ze 'een traject had opgestart'.
De leerkrachten en schoolleiders hadden geen idee dat de ouders juist voor onze school gekozen hadden omdat het uitstroomniveau hoog is. 'Ik doe mijn kind niet op de school bij mij in de buurt. Daar leert hij niks. Alleen maar buitenlanders daar. Zelfs de juf spreekt er geen goed Nederlands , legde de Marokkaanse moeder mij uit. Haar inzet viel op. Ze zorgde er niet alleen voor dat haar zoon al het extra werk dat hij meekreeg keurig afwerkte, ze ging ook regelmatig samen met hem naar de openbare bibliotheek (vol boeken die zij zelf niet kan lezen), en schaamde zich er niet voor om hulp te vragen. Ondertussen had zij voor iedereen op het schoolplein een vriendelijk woord, wenste zij de leerkracht dagelijks een fijne dag, en bedankte ze de leerkracht regelmatig voor de lessen. Hoezo wil de school deze leerling niet hebben? Leveren deze jongen en zijn moeder niet juist een grote bijdrage aan het schoolklimaat?
De speelafspraakjes tussen onze beide zoons hadden er voor gezorgd dat we elkaar vertrouwden en zij mij om bemiddeling durfde te vragen, waarna ik het onheil met een rustig en weloverwogen redenering had kunnen afwenden. Ik hielp dit vriendje een paar woensdagmiddagen een halfuurtje met zijn schoolwerk, terwijl mijn zoon ongeduldig wachtte tot ze eindelijk konden gaan spelen. De cijfers van de jongen zaten al snel in de lift, maar het kostte mij veel moeite om zijn geknakte zelfvertrouwen en lage zelfbeeld weer enigszins op peil te krijgen. 'Ik ben een Marokkaan dus ik kan het niet', was zijn eigen conclusie.
'Typisch een anekdote uit de jaren '80', denk je misschien. Maar dit speelde zich gewoon in 2019 af. Laaggeletterdheid kan tot forse kansenongelijkheid en wederzijds wantrouwen leiden in een schoolwereld die drijft op snelle, digitale communicatie met hoogopgeleide ouders, via informatiekanalen als SchouderCom. Als ouders (in het Nederlands) laaggeletterd zijn, betekent dat niet dat ouders dom zijn. Evenmin geeft het de leerkracht of begeleider een vrijbrief om dan maar zelf te bepalen wat het beste voor het kind is. Het betekent wel dat je persoonlijk contact moet zoeken om hen mondeling te informeren, en de tijd moet nemen om een vertrouwensband op te bouwen. Speelcontacten die de kinderen na school met hun klasgenootjes hebben, kunnen bij het winnen van vertrouwen en begrip een cruciale rol vervullen.
En als de afstand tot de schoolleiding verkleind is en je op een persoonlijke manier helder hebt kunnen maken hoe het op een school werkt, zullen deze ouders jou ook duidelijk kunnen maken hoe zij de school beleven, en wat ze van je nodig hebben om samen, in goed onderling vertrouwen, te werken aan de ontwikkeling van hun kind.
Natuurlijk gaat het uiteindelijk om het spelen op zich. Kinderen die met elkaar spelen en bij elkaar over de vloer komen, vinden elkaar vanzelf. Ze vinden onderlinge verschillen vanzelfsprekend en ontdekken dat de ene wereld niet beter is dan de andere. Kinderen die spelen doen wat voor hen het meest natuurlijk is, en daarom ontwikkelen kinderen zich tijdens het spelen veel sneller dan in een leeromgeving met een sturende volwassene. Het stimuleren van samen spelen (actief, over de drempel heen) is dus een van de beste bruggen die je kunt bouwen tussen leerlingen, ouders, en uiteindelijk ook leerkrachten. Laat spelen dus voor praten gaan.
Deel 2 van "Spelen en kansengelijkheid"
Deel 3 van "Spelen en kansengelijkheid"
Deel 4 van "Spelen en kansengelijkheid"
Gesineke Veerman is zelfstandig methodiekontwikkelaar. Zij heeft veel ervaring met kinderen met een migratieachtergrond en projecten rond creativiteit, filosoferen met kinderen en burgerschap.
Reacties
Eva
Wat een prachtig, aansprekend artikel met en zeer heldere maar ook aangrijpende boodschap!
Jose
Uitstekend artikel en helemaal waar!