Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Spelen en kansengelijkheid (2/4)

19 oktober 2020

Onze samenleving lijkt steeds sterker te polariseren. Daarmee dreigt ook de kansengelijkheid af te nemen. In deze blog (het tweede van vier delen) verkent Gesineke Veerman van Stichting Spelend Wijs, aan de hand van haar persoonlijke ervaringen als ouder en als professional, hoe we grenzen kunnen overbruggen door onze kinderen samen te laten spelen. Deze keer gaat het over speelafspraakjes tussen kinderen. Je kunt actief speelafspraakjes bevorderen, contact leggen met andere ouders, en de wereld van jou en je kind groter en interessanter maken. Doe je niks, dan is de kans erg klein dat er op dat gebied iets gebeurt en dat jullie eigen kleine bubbeltje wordt doorgeprikt.

Een columniste van Trouw schreef ooit dat zij, nu door onderzoek duidelijk geworden was dat kinderen het meeste van elkaar leren, gelukkig niets meer hoefde te doen. Het ontsloeg haar als ouder van het boekjes voorlezen, educatieve spelletjes doen en allerlei andere activiteiten om de geestelijke ontwikkeling van haar kind te bevorderen. Maar natuurlijk moeten deze leermomenten wel mogelijk gemaakt worden. Als ouder van jonge kinderen heb je zelf in de hand met wie jouw kind speelt. Je kunt actief speelafspraakjes bevorderen, contact leggen met andere ouders, en de wereld van jou en je kind groter en interessanter maken. Doe jij niks, dan is de kans erg klein dat er op dat gebied iets gebeurt en dat jouw eigen kleine bubbeltje wordt doorgeprikt. Daarbij is het cruciaal dat we ons realiseren dat samen spelen op de kinderopvanglocatie weinig kansen biedt om de wereld waarin andere kinderen opgroeien echt te leren kennen. Daarvoor moet je bij elkaar thuis zijn.

Deze ouders kunnen onzeker zijn over hoe het spelen na schooltijd in zijn werk gaat. Ze vragen zich af of er een tegenprestatie verwacht wordt, en welke dan.

In de kleutergroep worden de eerste vriendschappen gesmeed, en willen de kinderen ook na schooltijd met elkaar spelen. Daarvoor hebben de kinderen hun ouders nodig. Als je ouders hebt die als kind vaak bij andere kinderen speelden, is het gemakkelijk om speelafspraakjes te krijgen. Maar als je ouders dat niet gewend zijn, gaat het niet vanzelf. Deze ouders kunnen onzeker zijn over hoe het spelen na schooltijd in zijn werk gaat. Ze vragen zich af of er een tegenprestatie verwacht wordt, en welke dan. Of er wel goed op het kind gelet wordt. Of ze voelen er niet voor om hun kind te halen en te brengen, omdat ze de waarde van het spelen niet inzien. Ze houden speelafspraakjes af, en hun kinderen lopen zo ongewild kansen mis.

Hier vergt het dus wat doorzettingsvermogen van ouders die spelen belangrijk vinden, al dan niet gesteund door een leerkracht, om het spelen toch te organiseren. Mij kostte het een aantal fietstochten heen en weer in regen en wind met een zwaar kind achterop, om tot een gewone speelroutine te komen, waarbij er afwisselend bij het ene en bij het andere kind gespeeld wordt, en het kind dat te gast is wordt opgehaald. Daar kreeg ik veel voor terug.

Op een dag speelde er een meisje bij ons dat verbaasd uitriep 'Dit huis heeft een trap!' Eerder dat jaar was ik er getuige van hoe dit pientere meisje binnen kwam in de kleuterklas van mijn zoontje. Haar ouders, beiden afkomstig uit West-Afrika, straalden en lachten van oor tot oor en bleven maar foto's maken. Zulk intens genot had ik bij dit sleutelmoment nog niet gezien. Het leverde een prachtig tafereel op. Later bleek dat de ouders zelf nooit naar school hadden kunnen gaan, en pas in Nederland hadden leren lezen en schrijven. Ze waren zo trots dat hun kind naar school kon, en dan nog wel 'zo'n goede school'. Nadat ik haar een paar keer geholpen had met het begrijpen van een officiële brief, liet de moeder haar dochtertje met mijn zoontje spelen, als een soort tegenprestatie. Twee jaar en vele speelafspraakjes later kwam ze zelfs mee om samen haar spreekbeurt voor te bereiden. We doen dit nu ieder jaar, en hebben veel plezier, en het meisje krijgt telkens ‘een goed’.

Soms moeten niet de ouders, maar de kinderen worden overgehaald om samen te spelen. Het jongetje dat tijdens het schoolreisje eenzaam zijn bakje noedels naar binnen werkte terwijl zijn klasgenootjes samen speelden, 'deed een beetje anders'. Mijn zoontje wilde niet met hem spelen. Ik legde hem uit dat ook dat jongetje vriendjes nodig heeft, en toen wilde hij het toch proberen. Nu, een paar jaar en vele speelafspraakjes verder is diezelfde jongen een geliefde speelkameraad die goed ligt in de groep, en 'die leuke jongen uit dat leuke gezin'. Zoiets verandert niet van de een op de andere dag, maar wel als je bereid bent om door te zetten en er rustig de tijd voor te nemen. Het mooiste is natuurlijk als de kinderen hun ouders overhalen, wat het geval was geweest met de Marokkaanse vriend van mijn zoontje. Hij had net zo lang gezeurd tot zijn moeder hem eindelijk bij ons liet spelen, op voorwaarde dat ik de jongens van minuut tot minuut in de gaten zou houden. Daarna volgden vele speelafspraakjes bij de jongen thuis. Soms moet je de ouders overhalen, soms de kinderen, maar het resultaat is goed voor de hele klas.

Lees hier deel 1 uit de serie over Spelen en kansengelijkheid

Gesineke Veerman is zelfstandig methodiekontwikkelaar. Zij heeft veel ervaring met kinderen met een migratieachtergrond en projecten rond creativiteit, filosoferen met kinderen en burgerschap.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief