De moderne samenleving heeft uiteindelijk niets weten te maken van de belofte die de Verlichtingsidealen in zich droegen om voorbij de oude standenmaatschappij te komen. We lijken nog steeds niet begrepen te hebben wat vrijheid, gelijkheid en solidariteit betekenen. Ik verbeeld mij dat dit voor een deel te verklaren is uit het ontbreken van een vierde waarde, een waarde die de laatste vijftig jaar steeds nadrukkelijker aan onze poort rammelt: duurzaamheid.
We wilden aan het begin van de negentiende eeuw misschien ook juist al te graag af van duurzaamheid. Die waarde associeerden we immers vooral met behoudzucht, met sociale immobiliteit, met gebrek aan innovatie en lef. En we moesten juist af van het idee dat de plaats waar jouw wieg heeft gestaan bepalend is voor jouw welzijn.
Onderwijs leek daarbij het juiste breekijzer. Het zou vernieuwing brengen, pionierszin aanwakkeren, mensen bevrijden van de ketens van hun klasse, sociale mobiliteit mogelijk maken.
Mooi.
Maar de fundamentele kwestie werd niet aangepakt. Het idee van standen, van onderscheiden niveaus die in termen van hoger en lager begrepen moeten worden – dat idee is volstrekt stilzwijgend de kern blijven uitmaken van onze samenleving. We zijn ons onderwijs niet gaan zien als de vrije ruimte voor ontwikkeling en groei die het in de Griekse oudheid nog was. Het onderwijs is een ladder geworden, een ladder waarlangs iedereen omhoog kan (en móet) klimmen. Juist dat idee bleek ook zo vol van belofte omdat het duurzaamheid als achterlijke behoudzucht uit ons perspectief op vooruitgang kon verdringen.
Onze samenleving is nog steeds een volstrekt ongelijke standenmaatschappij. Het onderwijs speelt daarin een buitengewoon schadelijke rol.
Tja. En nu zitten we met de gebakken peren. Onze samenleving is nog steeds een volstrekt ongelijke standenmaatschappij. Het onderwijs speelt daarin een buitengewoon schadelijke rol. Het heeft namelijk niet alleen gezorgd voor een nieuwe definitie van de oude standen: we spreken tegenwoordig over hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Het heeft vooral ook gezorgd voor een destructieve concurrentiestrijd, voor een competitie met winnaars en verliezers. De solidariteit, die in de vroege verzorgingsstaat nog onderdeel uitmaakte van de hoop op een samenleving die de Verlichtingsidealen werkelijk waar zou kunnen maken, is door het huidige neoliberale onderwijs vakkundig om zeep geholpen. We moeten scoren, presteren, en we kunnen daarmee niet vroeg genoeg beginnen. Voorschoolse educatie komt eigenlijk al te laat.
Duurzaamheid is wat dat betreft echter zo’n slecht idee nog niet. Sociale duurzaamheid, maar natuurlijk ook groene duurzaamheid. Juist die groene kan ons helpen zicht te krijgen op een sociale duurzaamheid die recht doet aan vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Een ecologisch evenwicht is immers duurzaam doordat het op een dynamische manier ruimte biedt voor groei, bloei, krimp en regeneratie. Daarbij zijn krimp en regeneratie ook ontwikkelingsstappen, stappen vooruit, voor het ecologisch systeem als geheel, maar ook voor de individuele organismen die na hun groei- en bloeiperiode wel klaar zijn met al die aandacht en al die drukte.
Het idee van dergelijke opeenvolgende stadia past bij het idee van een circulaire economie. En het past ook bij een duurzame samenleving. We zien deze opeenvolgende stadia op allerlei manieren ook bij hele simpele, alledaagse ontwikkelingen, ook in de individuele levens van mensen. Een mooi voorbeeld vind ik zelf het natuurlijke verloop in studentenhuizen. Hoe blij je als eerste- of tweedejaars student bent om op kamers te kunnen gaan wonen, al is het in het kleinste kamertje. Die kamer ontgroei je natuurlijk, je stroomt door naar een mooiere kamer, eindigt uiteindelijk als huisoudste in de grootste kamer en gaat dan een beetje neerkijken op die jonge drukte om je heen. Je ontgroeit het studentenleven en maakt plaats voor de volgende generatie. Je gaat vast groter wonen, dan, en je legt dat uit als groei en vooruitgang.
De standenmaatschappij zit nog diep, heel diep in al ons doen en laten.
Maar ik ben inmiddels op een leeftijd dat mijn volgende woning kleiner zal zijn dan waar ik nu woon. Ik zal ook – zelf over enkele jaren al – met pensioen gaan en mijn plek binnen de universiteit afstaan aan een jonge opvolger. Ook dat is groei en vooruitgang. Dat dat ook geldt voor mijn moeder van 95 die onlangs haar appartement in een zorginstelling heeft verruild voor een kamer op de dementenafdeling, is moeilijk te begrijpen. Helaas maakt ze het nog nauwelijks bewust mee – veel te oud geworden. Dat laatste stukje leven is een ontwikkeling die we als ontwikkeling echt nog niet op orde hebben in deze haastige, competitieve samenleving die vooruitgang slechts in lineaire termen wil begrijpen.
Maar ook het onderwijs hebben we niet op orde. Hoewel het onderwijs de plek zou kunnen zijn waar we het beste kunnen zorgen voor leren en ontwikkelen, hebben we het hopeloos verpest. Dat komt doordat we ontwikkeling niet circulair maar lineair opvatten, doordat we in het onderwijs nog alsmaar vanzelfsprekend aan een ladder denken.
De standenmaatschappij zit nog diep, heel diep in al ons doen en laten.
Jan Bransen is hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen en sinds 1 januari 2020 Academisch leider van het Radboud Teaching and Learning Centre.
Reacties