Online ontmoeten bij NIVOZ, de lichtpuntjes: ‘We hebben dit beroep niet voor niets gekozen. Laten we kijken wat er kan, elke dag.’
7 april 2020
Hoe houd je contact met je leerlingen? Of ben je er een aantal kwijt en hoe ga je daarmee om? Welke rol speelt de leerstof in het contact? In de online meeting bij NIVOZ van vrijdag jl. werden pedagogische vragen gesteld en praktijkverhalen gedeeld. Door schoolleiders en leraren, in po, vo en mbo. Het werd een rijke ontmoeting, over onmacht en ongelijkheid, een gedeelde verantwoordelijkheid en lichtpuntjes in een onzekere tijd. Rob van der Poel was mede-facilitator en schreef mee. ‘We hebben dit beroep niet voor niets gekozen. Laten we kijken wat er kan, elke dag.’
Afgelopen vrijdagmiddag 3 april was er een eerste meeting, online, waarin stichting NIVOZ gastheer was. Rikie van Blijswijk fungeerde als moderator, collega’s Rob Martens en Martijn Galjé lieten van zich horen als het nodig was.
In contact blijven, met collega's, met leerlingen. Hoe doe je dat? De vragen uit het onderwijs cirkelen om deze behoefte, urgentie. En de digitale oplossingen zijn niet altijd bevredigend meer. ‘Ik werk via Social Schools, een soort Facebook,' zegt een bewegingsonderwijzer. ‘Maar ik krijg maar van ongeveer 10% van de leerlingen een reactie.’ De filmpjes die hij maakt en publiceert, al dan niet vanuit instructie, worden gewaardeerd, merkt hij aan de likes. 'Maar de meeste ouders en kinderen zijn na drie weken afstandsonderwijs vooral bezig om het hoofd boven water te houden,' zo is zijn indruk. ‘Ik werk met leerlingen in zwakke milieus. In speciaal onderwijs, daar spelen heel andere zaken op dit moment.’
Het is een vreemde werkelijkheid, soms ook vol verrassingen. ‘Wat ik zie en ontdek zijn leerlingen en studenten die plots wel in actie komen,’ zegt een mbo-leraar. ‘Aan de andere kant zijn er NT2-studenten vechten tegen de digitalisering en taalbarrières. Dat is opmerkelijk en wat zegt dat? Deze situatie laat misschien wel in extrema zien dat geen leerling hetzelfde is. Er spelen zoveel factoren een rol in leren.’
Hij ziet collega-docenten om hem heen niettemin die ‘in de structuur blijven zitten’ van ‘deze dag die leerstof aanbieden’ en vervolgens eisen dat een werkstuk om vijf uur die dag is ingeleverd. En dat steekt, ook bij hoogleraar Rob Martens, vertrouwd met de intrinsieke motivatietheorie. Hij ziet de problematiek vanuit een gegeven dat wellicht al langer speelt in onderwijs. ‘We proberen hetzelfde te doen, maar dan online. Maar we zijn onze leerlingen kwijt, dat is wat er aan de hand is.’
We proberen hetzelfde te doen, maar dan online. Maar we zijn onze leerlingen kwijt, dat is wat er aan de hand is.''
Binnen de context van de school - zo vervolgt Rob - zijn veel leraren gewend om leerlingen van buitenaf te motiveren. Dat is hoe veel leren op veel plaatsen gebeurt, door instructie, methodes en opdrachtjes en werkjes aan te reiken. Maar dat gaat niet meer. ‘Er is onzekerheid, hoe bereik ik nog mijn leerlingen? En hoe krijg ik ze, soms letterlijk, nog in beweging? We dachten allemaal, dit duurt maar eventjes. Als alles weer voorbij is, gaan we gewoon verder. Maar nu de periode is verlengd, is er wat verschoven.’
Er ligt wat Martens betreft een motivatievraag onder. De leerstof is een onderdeel om contact te hebben, maar moeten we daar wel op blijven zitten, zo vraagt ook een aantal mensen in deze online meeting zich hardop af. ‘Als moeder van een puber,’ zegt een schoolleider in het po, ‘zie ik het probleem wel ja. Op mijn eigen school is dat minder. De basismotivatie van mijn leerlingen ligt duidelijk hoger dan bij pubers. Leeftijd speelt dus een rol, maar ik denk ook de plek waar de school staat, de omgeving.’
Het zoeken van live-contact wordt door eigenlijk iedereen als essentieel gezien. En persoonlijk contact. Het is voor leerlingen superleuk als ze hun gymleraar zien in zijn eigen omgeving. En omgekeerd. Dat wil dus niet zeggen dat je geen filmpjes meer moet maken, zo wordt er snel benadrukt. Het is én-én. Relatie en verbondenheid is relevant, voor de leerling en ook voor jou als leraar.
Een groepsleerkracht van een dorpsschool heeft een dag eerder alle kinderen gebeld. Maar toont zich zichtbaar geraakt door de situatie. ‘Ik heb het idee dat ook ik aan het loslaten ben, dat je niet altijd iedereen kunt bereiken. Dat is best lastig natuurlijk. Want ook ik zit te malen, als het avond is, als ik in bed lig. Gaat het wel goed met…, ja vul maar in? Houd ik vertrouwen?’
En wat ze dan vooral als lastig ervaart, zijn de achterstanden die er gaan komen. ‘Ik zie mezelf lessen klaarzetten zodat ze ermee aan de slag kunnen. Maar ik ben bang voor de grote verschillen die er ontstaan. Als ze weer naar school komen. Ik zie een kind, een jochie van wie de moeder in de zorg werkt, waarvan de ouders gescheiden zijn. Ik had z’n vader aan de lijn, maar die jongen doet nu niets. En dan zit ik zelf niet op een zwarte school, in de stad. Er raken daar veel kinderen uit het zicht. Je geeft ze devices, maar die kloof die groeit. Tussen kinderen van hoogopgeleide ouders en anderen.’
Ik zie mezelf lessen klaarzetten zodat ze ermee aan de slag kunnen. Maar ik ben bang voor de grote verschillen die er ontstaan. Als ze weer naar school komen.''
Martijn Galjé – docent bij NIVOZ – zegt de afgelopen week veel leerkrachten te hebben gesproken. De grote gemene deler is de onzekerheid, daar is alles op terug te voeren. ‘En ook het feit dat we er met z’n allen in zitten. Waar je ook zit? En dat niemand het antwoord heeft. Dat is wat we gezamenlijk hebben. Ieder probeert grip te krijgen op de situatie. Als individu, maar het is ook de zoektocht van de school, van de bestuurders. Hoe gaan we contact houden?’
Hij vertelt over zijn eigen kinderen die eigenlijk maar een ding willen: hun klasgenootjes weer zien en ontmoeten. ‘Natuurlijk, ze zijn ondertussen bezig met hun werk, hard bezig. Maar de vraag is: wanneer mogen we weer naar school, papa? Wanneer is Corona over? De stress is overal, ook bij de mensen die het goed hebben, zou je kunnen zeggen. Die stress zorgt ervoor dat we alles moeten loslaten. Ook als we kinderen op niveau willen houden. Als we onze eigen stress op de deurmat van een ander neerleggen, daar heeft niemand iets aan. We dienen zelf een baken te zijn en te blijven, dat is wat ook de kinderen erg zoeken, dat was al zo en dat is nu nog zo.’
Martijn stelt de vragen. Wat is nu het goede om te doen? Waar hebben we houvast? Op welke manier voelen we ons verbonden met elkaar? ‘Door uit te reiken, contact te maken, te delen, over waar ik tegenaan loop,’ zegt een mbo-docente, ‘door dat te blijven doen ontstaat er verdieping, zeg maar lotgenootschap.’
Door uit te reiken, contact te maken, te delen, over waar je tegenaan loopt. Door dat te blijven doen ontstaat er verdieping, zeg maar lotgenootschap.''
En er ontstaat daardoor een nieuwe werkelijkheid, zo ervaart ze, een opvoedkundige, pedagogische werkelijkheid. ‘Ik zie nieuwe sferen ontstaan, in positieve zin. De perikelen die er eerder waren, zijn vergeten. Ik zie dat we allerlei dingen vertragen, uitstellen: examens en toetsen worden opgeschort, aanwezigheid hoeven we niet bij te houden. Ja, wel voor mezelf natuurlijk, maar niet om te monitoren. Ik zie ons contact maken met elkaar, met de leidinggevende.’
Docenten vallen elkaar bij. Een kleuterjuf kan door haar eigen thuissituatie niet gemakkelijk contact opnemen met een moeder, dus wat kan ik voor je doen? Rikie haalt een gesprek met een Haagse schoolleider aan, waar ze dezelfde middag naar luisterde. Die heeft met ouders en kinderen te maken die aan het overleven zijn, die wonen op 40 vierkante meter met zes of acht tegelijk. Grote kans dat er dan ruzie ontstaat. ‘Het is belangrijk dat we lief voor elkaar zijn, elkaar verstaan. Om te leven met wat er is of wat er komt.’
De mensen in deze meeting delen elkaars zorgen. En vertellen over wat zij zijn gaan doen, te midden van het niet-weten. Of over nieuwe ideeën. ‘Ik denk eraan een check-in te realiseren. Om negen uur de hele klas online, iedereen even zien, in de woonkamer kunnen kijken. En dat ook aan het einde van de dag. Met de vraag: hoe is je dag geweest? Zodat je elkaar in de peiling hebt en houdt. En misschien helpt het ook een aantal om in structuur te komen. In een dag- en werkritme.’
‘Het is maatwerk per leerling,’ zegt een ander, ‘dat is essentieel. En een appje sturen doet dan soms wonderen. Soms is er geen reden om iemand te contacten, dan weer is het belangrijk dat je eens een kletspraatje maakt. Ook online. De adaptieve betrokkenheid van ons als professional wordt getest. Willen we aan curriculum vasthouden, om maar niet op achterstand te komen? Of beginnen we bij de vraag wat de student nodig heeft.’
Het is maatwerk per leerling, dat is essentieel. En een appje sturen doet dan soms wonderen.''
Een schoolleider die een masteropleiding zorgethiek volgt, haalt er een gouden regel bij. ‘Bij het bepalen van goede zorg speelt de zorgontvanger een cruciale rol. Wordt de zorg ontvangen? En hoe? Dat geldt ook voor onderwijs en pedagogiek. Hoe ontvangt de leerling het? Wat leren ze? Hoe ontvangen ze jou? En als ze het niet kunnen, wat kun je dan wel doen? Daarom kun je soms besluiten om een leerling toch op school te laten komen, ook in deze tijd, die specifieke leerling die het gewoon nodig heeft.’
Het spontane idee ontstaat om knutselwerk aan de deur te bezorgen, zegt een ander, blijkt dan ineens haalbaar. Vragen en opmerkingen als ‘wie gaat die pakketjes dan brengen’ of ‘maar veel voordeuren blijven dicht’ zijn plots geen spelbrekers meer.’ Ja, het zal allemaal wel,’ reageert een docent, ’dan hang ik die pakketten toch gewoon aan de knop van de deur. Als een hart onder de riem, zeg maar. We hebben dit beroep niet voor niets gekozen. Laten we kijken wat er kan, elke dag.’
Voor Martijn is het na een uur gesprek tijd om de lichtpuntje die voorbij zijn gekomen, te benoemen. De waardevolle verhalen waarmee we elkaar hebben bemoedigd. Hij komt tot de volgende punten:
- Als je dan toch iets online of instructie doet, probeer er jezelf aan te verbinden. Kinderen zien wie je bent, waar je woont en je geeft aan dat je aan ze denkt, dat je wil bereiken. Dat is altijd fijn om te weten.
- Waar zitten ze? Sommigen zijn niet te bereiken? En toch, toch is het goed als je van je laat horen, dat ze weten dat er iemand is die naar ze op zoek is. Die contact met ze wil. Dat geldt voor iedereen. Dus laat een briefje achter, een bericht, een app. Ze weten: je bent naar ze op zoek.
- Aandacht voor mooie dingen, er zijn ook veel goede dingen die er gebeuren. Kijk om je heen, is er iets wat jij ook kan doen? Deel ze met elkaar, in je schoolkanalen, via allerlei kanalen, via NIVOZ.
- Doe een check-in. En vraag: waar hang je uit? Kan ik iets voor je doen?
- Doe een check-out. Hoe was je dag?
- Probeer echt te denken vanuit het perspectief van de leerling. Hoe krijgt die het binnen? De les, mijn woorden. Want dan zijn we gelijk. Dan is het niet de meester en zijn leerlingen. Maar meer hoe ervaar jij dit? En hoe ervaar ik dat?
- Laten zien dat ook jij niet perfect bent, dat je ook niet alles op orde kan hebben.
- Je best blijven doen om te geven wat nodig is.
- Vertrouwen op je intuïtie. Doe geen idiote dingen, dat bedoel ik niet. Maar meer: wat is mijn pedagogische opdracht? Op basis daarvan neem je beslissingen. En doe het dan wel samen.
‘Dit is een tijd waarin iets van je wordt gevraagd,’ sluit Martijn zijn rijtje vol bemoedigingen af. ‘Dat wil zeggen: in brede zin nadenken over je vak. Natuurlijk, de ontwikkeling op basis van de leerstof blijft doorgaan, maar – zo zou ik zeggen, zet dat andere er net even voor.’
Natuurlijk, de ontwikkeling op basis van de leerstof blijft doorgaan, maar – zo zou ik zeggen, zet dat andere er net even voor.''
De laatste vraag gaat over de taal of het geluid dat leraren en docenten moeten laten horen, zo verwoordt een mbo-docent het, in het bijzonder naar directie of bestuur toe. Iedereen is zoekende, wat is dan wijs? Geen tips in die zin, zo benadrukt Rob Martens. ‘Het gaat wat mij betreft over de kernwaarden van menselijkheid. Over psychologische basisbehoeftes, over sociale verbondenheid. Sommige mensen denken dat ze tot de orde van de dag kunnen overgaan. Maar dat kun je niet doen als het huis in brand staat. Er wordt een beroep gedaan op medemenselijkheid.’
‘Ik deel jullie zorgen over het afhaken. Mijn grootste zorg is dat we blijven hameren op het curriculum, dat zijn we in deze situatie nu net kwijt. Waar je een beroep op moet doen is de menselijke kant, de persoonlijke kant. Daar moet je nu op inzetten. Niet op de PIA of al die andere zaken. We zijn die dingen kwijt. Die menselijke kant was eerder een bijzaak in het onderwijs, nu is het de hoofdzaak geworden.’
Die menselijke kant was eerder een bijzaak in het onderwijs, nu is het de hoofdzaak geworden.''
Er is een voordeel, zegt hij. Niemand weet het, niemand heeft antwoorden. Dus het afstemmen met bestuurders zal nu makkelijker zijn. Iedere situatie biedt mogelijkheden. Dit kan een voedingsbodem zijn voor veel mooie nieuwe dingen, dat zie ik ook om me heen gebeuren. Maar in alle gesprekken en beslissingen hoop ik dat we wel ons pedagogische hart laten spreken, dat we nadenken wat het voor de leerlingen betekent. Ook daarin dienen we afstemming te blijven zoeken. Dat gesprek met elkaar te voeren.'
Dit is een verslag van de online meeting op vrijdag 3 april, een gesprek over de onderwijspraktijken de pedagogische vragen in coronatijden. Rob van der Poel was facilitator en schreef mee.
Reacties
Elly de Jong
Mooi. Herkenning: online inzetten om het contact te onderhouden en zeker niet om een berg instructie over de kinderen uit te storten. Ouders en kinderen bemoedigen, complimenteren. Luisteren en horen naar wat er echt gezegd wordt. En ook lachen en genieten via de app en telefoongesprekjes met kinderen, daar haal ik mijn bemoediging weer uit.
Rikie van Blijswijk
Dankjewel Elly voor jouw reactie. Mooi hoe je de relatie met de kinderen en ouders vooraan zet. En dat je zelf daardoor ook weer bemoedigd wordt. Dat is zo nodig in deze tijd. Hou vol, je bent van betekenis.