Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Onderwijsavond Ten Bos en Oosterling: ‘Leraar, laat je niet tot “kleine bediende” maken’

17 juni 2019

Het was de Britse premier Margaret Thatcher die in de jaren ’80 de bijl aan de wortel zette van de (onderwijs)professional, stelt voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos in zijn openingssalvo van de slotbijeenkomst in het jaarthema ‘Spelen, leren, maken’. Zij forceerde de tucht van de markt op het onderwijs en daarmee een systeem van bureaucratie, wantrouwen en consumentisme. ‘Doendenker’ Henk Oosterling verdiept die crisis nog eens in zijn aanvullende analyse, maar biedt ook perspectieven.

De onderwijsavond staat op het punt van beginnen. Henk Oosterling zit al klaar, terwijl René ten Bos net op tijd zijn microfoon opgespeld krijgt. Maartje Janssens heet de zaal welkom bij dit laatste samenzijn rond het jaarthema ‘spelen, leren en maken’ en vertelt dat het waarschijnlijk is dat de aanwezigen verwarder weggaan dan ze gekomen zijn, door de verhalen van deze twee eigenzinnige filosofen. Ze starten met een vlammend betoog. ‘Een probleem van het onderwijs is dat we te gemakkelijk aannemen dat alles wat wij doen interessant is voor de doelgroep.’

Wat staat er op het spel en wat kunnen we ervan maken?
“Spelen, leren, maken is toch onderwijs?”, vragen René ten Bos, filosoof, auteur, organisatiedeskundige en voormalig Denker des Vaderlands, en Henk Oosterling, filosoof, schrijver en tot 2018 werkzaam als universitair hoofddocent Filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zich af. De laatste is de man van ‘waar geen wil is, is een weg’, het doendenken, media- en ecowijsheid.

De avond staat in het teken van de betekenis van persoonsvorming in de samenleving en daarmee onze menselijke, rechtvaardige en duurzame wereld. Met behulp van hun filosofische achtergrond en praktijkervaringen verkennen de heren de fundamentele vraag: wat staat er op het spel en wat kunnen we ervan maken?

Een straatspeeldag met hekken en afgesloten wegen én een toevallige ontmoeting met een onderwijzeres (“Zeg ze maar dat de hele onderwijswereld aan elkaar hangt van een stelletje klootzakken” en “Word ZZP’er zodat mensen die niet willen, je niet koeioneren”) maakten de weg naar Driebergen voor Ten Bos langer dan gepland. Hij stelt drie thema’s aan de orde: professionalisme, bureaucratisering en het rare vertrouwen dat wij hebben in pedagogiek.  

Professionalisme
Met een verwijzing naar zijn boek Rationele engelen stelt ten Bos dat professionalisme de afgelopen decennia veranderd is. Onderwijs is een dienstensector, gedragen door professionals die vanuit een innerlijke stem aan het werk willen. Doorgaans goed opgeleid, kennen ze zich op basis van die vocatie een morele superioriteit toe.

Zo’n 35 jaar geleden is de gedachte (ingezet door ’the Iron Lady’ Margaret Thatcher) ontstaan dat ‘de macht van die professionals gebroken moest worden’.

In de neoliberale opvatting die sinds Reagan en Thatcher opgeld doet, wordt kwaliteitsbepaling overgelaten aan de consument: met onderwijs als onderdeel van de dienstensector wordt de kwaliteit van professionals daarmee niet beoordeeld door collega’s, maar door de ‘klant’: leerlingen of ouders. ‘Als die gaan bepalen welke kwaliteit geleverd moet worden, wordt het een ingewikkeld verhaal,’ aldus ten Bos.

Het gezag van de onderwijzer was lange tijd onaantastbaar, maar sinds een aantal decennia wordt daarin niet meer geloofd. Joke Hermsen bepleit weliswaar het teruggeven van dat gezag aan de professional, maar dat wordt volgens René ten Bos lastig.

Leiderschapscursussen kunnen rekenen op massale inschrijvingen en ook de stijging van het aantal klanttevredenheidsonderzoeken laat zien dat de onderwijzer als professional onder druk staat. Voorbeelden van het verval van het vak? Als studenten je lessen niet oké vinden, gooien ze je eruit; PABO-studenten beschouwen ‘het voor de klas staan’ als een tussenfase om bestuurder te worden; onderwijssalarissen gaan achteruit.

Ten Bos: ‘Een droef verhaal, edoch realistisch!’ Zijn stelling: ‘Het zou mooi zijn als er weer wat meer ruimte komt voor die onderwijsprofessionals’, maar dat is nu net het probleem, want dat wordt verhinderd door het tweede thema: bureaucratie.

De bureaucratie
Bureaucratie is een organisatievorm die probeert alles onder controle te houden en die tegelijkertijd zelf gierend uit de klauwen loopt, stelt Ten Bos, en hij concretiseert: ’Essentieel daarin zijn de inktschijters, die schrijven, noteren en bijhouden wat er niet toe doet, maar wel steeds meer macht krijgen, want “Wat niet in de boeken staat, is niet in de wereld”. Leraren in het basisonderwijs zijn twee keer zoveel tijd kwijt, omdat ze alles wat ze doen ook moeten opschrijven. ‘Het gaat er niet om wat je schrijft, maar dát je schrijft. Bizar, want niemand leest het en er blijft daardoor geen ruimte/tijd over. Behalve als het fout gaat: dan kan er teruggezocht en ‘verantwoord’ worden. Een leraar is verworden tot een administrare, een woord dat Ten Bos etymologisch terugbrengt tot een “kleine bediende”. Let ook op het woordje ‘mini’ daarin, grapt hij. Bureaucratie heeft van het onderwijs een niet te sturen apparaat gemaakt. Het gaat hier om een systemische problematiek, door het verschil tussen een dienst en een product. Die laatste maak je en verkoop je. Een dienst (onderwijs) consumeer en lever je tegelijkertijd. Standaardisatie is hierbij, omdat onderwijs niet voorspelbaar is, onmogelijk. Dat maakt het beroep echter ook meteen interessant en spannend.

Pedagogiek
Een ander probleem van onderwijs is dat we te gemakkelijk aannemen dat alles wat wij doen interessant is voor de doelgroep, aldus René ten Bos. Weblectures bijvoorbeeld doen studenten besluiten niet meer naar de colleges te komen: ze scrollen er thuis wel doorheen. Hij maakte het vanochtend nog mee, dat hij in een enorme collegezaal voor maar vijftien studenten stond te praten. Hij en zij hadden de fikse regenbuien getrotseerd; de andere 285 vonden dat ze het college thuis wel terug konden kijken. En dat werkt niet, legt Ten Bos uit: in een directe ontmoeting kun je de concentratie opbrengen twee uur naar een verhaal te luisteren; de thuiskijker gaat scrollen, het college verliest zijn waarde. Wat trouwens ook weer een voorbeeld is van de kleinering van de professional, merkt hij op. Als docent moet je ook niet denken dat je verhaal ineens leuk gevonden wordt. Studenten/leerlingen vertellen wat ze moeten doen is voor professionals lang de standaard geweest, maar er is geen leerling noch student die dat nu nog accepteert: ‘De leerling is een wezen dat een creatieve en eigenwijze consument is van wat wij te zeggen hebben.’ Onderwijs geven is dus niet meer standaardiseren.

Leraren zien dat hun professionalisme uitgekleed wordt. Ten Bos pleit ervoor na te denken over een passende vorm van bureaucratie, want de ‘bedrijvenbureaucratie’ is niet geschikt en nu groeien slechts de controle, wantrouwen en checklists. Hij besluit met een tip: accepteer niet zomaar wat voorgeschreven wordt in het onderwijs.

De crisis van onderwijs is de crisis van bestuur
‘De bijdrage van René zoomt in op het maatschappelijke middenveld waar onderwijs deel van uitmaakt,’ begint Henk Oosterling: ‘Leerkrachten staken zelden, maar dit jaar wel. Dus er staat iets op het spel! Het Ministerie probeert er met curriculum.nu iets van te maken met een top-downbeweging, die bottom-up wordt gemaakt. Dat blijft echter lineair denken, stelt Oosterling: de beweging van onder naar boven, komt die van boven naar beneden tegen. ‘Het is dezelfde lijn’. Om tot oplossingen te komen moet je die blik op onderwijs – Oosterling noemt het ‘piramidaal denken’ – loslaten.

Wat in de politieke en economische lagen op het spel staat, lees je iedere dag in de krant. Een voorbeeld hiervan is de “eco-paniek” van de afgelopen vier jaar, waar Ten Bos in zijn boek Extinctie uitvoerig op ingaat. De tijd dringt om ons af te vragen wat we ervan kunnen maken: ’Als middelbare scholieren al gaan demonstreren voor het klimaat, dan wordt er op meso- en macroniveau iets niet goed gedaan.’

De crisis van het onderwijs heeft, in de ogen van Oosterling, alles te maken met de crisis van bestuur op drie niveaus:

  • Macroniveau: de toekomst is niet gewaarborgd. Niemand heeft zin om vanuit die andere niveaus zich hiervoor in te zetten.
  • Mesoniveau: hier gaat het om de instituties. We zien slecht onderwijs en instituties die het individuele niveau gestalte geven.
  • Microniveau: gaat over kinderen in het onderwijs, niet over het individu.

Oosterling stelt: ‘Je wordt pas een individu als je je verhoudt tot de politiek, dus dat bevindt zich op mesoniveau.’ Op micropolitiek niveau spelen krachten die ín jezelf een strijd voeren (Oosterling koppelt dit aan de psychopathologie). Kinderen functioneren vanzelf al zo, want hun innerlijke strijd is in volle gang. Het individu is een relationeel fenomeen en relatie heeft altijd te maken met machtsverhoudingen, waardoor er sprake is van politiek (want die gaat over machtsverhoudingen).

Wat kunnen we ervan maken?
Op macroniveau moeten we ons afvragen of we het nog gaan redden. De ontstane eco-paniek is echter hoopvol. Iedereen moet zich afvragen of hij zijn beperkte leven daaraan gaat wijden.
Op mesoniveau is het de vraag of we het gaan redden met de huidige instituties. Kunnen mensen op een manier in beweging komen om op dit niveau de goede dingen te doen? Tenslotte is op microniveau de vraag aan de orde of we moeten volharden in het individualisme. 

Van lineair naar circulair denken
De lineaire beweging moet plaats maken voor het circulaire denken, voorziet Oosterling. ‘Het is belangrijk dat we onze perceptie veranderen en afkomen van het idee dat onze zienswijze ook onze zijnswijze is. Oosterling haalt in dit verband twee voorbeelden aan:

  • een foto van een rode zon, met de vraag of het de zonsondergang of -opkomst is. Het enige juiste antwoord is: geen van beide. Wij zien een lineaire beweging, terwijl wij om de zon bewegen. Het is een circulaire beweging.
  • wat was in 1925 de grootste moslimstaat in de wereld? Dat was Indonesië, in die tijd bezet door Nederland. Dat feit kunnen we maar niet percipiëren en opnemen in onze identiteit. Gloria Wekker heeft daarover een interessant boek geschreven.

Ruimte voor het krachtenspel in kinderen
Ook onze visie op onderwijs lijdt onder die perceptie. Oosterling is gefascineerd door Dali. ‘Je bekijkt zijn schilderij, maar hebt voortdurend het idee belazerd te worden. Je ziet niet wat je denkt te zien. Het gaat om delen en het geheel. In de filosofie wordt wat zich aandient ook in een groter geheel geplaatst.’

In het onderwijs kwalificeren wij echter het unieke, singuliere kind, zodat het vergeleken en in een categorie geplaatst kan worden. Als we het kind in z’n uniciteit wel accepteren, ontstaat een ander spanningsveld. Oosterling: ‘We zijn toe aan een andere vorm van perceptie over wat het individu is, namelijk een ondeelbaar iets en de uitkomst van een vormingsproces.’ Henk focust op wat hij noemt het intervidu en wil dat onderwijs het kind in de staat van intervidu laat. ‘Onderwijs zou zich moeten focussen op dat micropolitieke niveau waar kinderen nog niet weten wie ze en wat ze moeten zijn. Dat moet de substantie van het onderwijs zijn, tot minstens groep 8. Wat op het spel staat en waar we een ‘ervaring’ van kunnen maken in het onderwijs, is de ruimte voor dat krachtenspel in het kind.’

Door het kind op zo’n manier te begeleiden, blijven ze in contact met dat spanningsveld in zichzelf, zodat ze kunnen blijven leren.

Mensen zijn knooppunten van netwerken
Op het mesopolitieke niveau is er echt iets aan de hand als leerlingen gaan staken. Het is een reden om onderwijs anders te organiseren. Het probleem is echter dat de pabo leraren piramidaal opleidt. ‘De opleidingen moeten helemaal veranderen’, zegt Oosterling. Voor een student moet het mogelijk worden om zes aantekeningen te kunnen behalen: gym, eco, voeding, filosofie, techniek en cultuur. Het allerbelangrijkste is echter dat we de perceptie van die piramide veranderen. Ideeën als ‘mijn klas is mijn terrein’ en ‘als de deur dicht is, kom je er niet meer in”, horen niet thuis in onderwijs. Oosterling: ‘Per definitie moet de deur open om te communiceren en te leren van elkaar.’

Het gaat om 21ste-eeuwse vaardigheden als communicatie, collaboratie, critical thinking, media- en ecowijsheid en een leven lang leren (‘levenslang leren’ vindt hij klinken als een strafmaat, grijnst Oosterling).

Mensen zijn knooppunten van netwerken, interviduen. Ze bestaan immers bij de gratie van het feit dat ze in verbinding staan met elkaar. De taxonomie van Bloom en de Piramide van Maslow kunnen we deconstrueren, zodat we als netwerk gaan functioneren.

Want wat staat er op het spel?
Niets meer en minder dan het individu. Gooi de hele pedagogiek overboord. Door de emancipatie, en vanaf 1972 de verzorgingsstaat, heeft het individu niet meer hoeven te knokken en kon hij consumeren. Het onderwijs is een dienst geworden. Waar wij achter moeten zien te komen is hoe we van een ego-emancipatie naar een eco-emancipatie bewegen.

Rob Martens sluit de avond af: ‘Op de achterliggende onderwijsavonden is vanuit verschillende invalshoeken ingezoomd op wat spelen precies is. Spel is wat ons definieert. Het is altijd vrijwillig en niet de echte wereld. Je mag fouten maken en je mag grenzen opzoeken. Examen doen is dus geen spel, het is de echte wereld: je slaagt of niet. Spel is de motor onder leren en mijn zorg is dat we die uitzetten. Op democratische en ook andere scholen wordt nog veel gespeeld. Dat mag er dan onnozel uitzien, maar is bloedserieus en bijna altijd relationeel. Spel is ook een woord dat misbruikt wordt. Speels leren zou een pleonasme moeten zijn, maar lijkt toch een contradictio in terminis te blijven.’

Terugblik
Je kunt de hele avond terugkijken en/of terugluisteren!
 

NIVOZ-onderwijsavond met René ten Bos en Henk Oosterling (12 juni 2019) from HETKIND.ORG on Vimeo.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief