Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'In uiterlijke zin ben ik volwassen en is mijn zoon het kind, maar dit kind is tien keer ouder en wijzer dan ik'

25 augustus 2017

Willen we ons laten raken, laten roepen? Willen we wakker zijn? Voor schrijfster, filosofe en opiniemaker Désanne van Brederode hebben deze vragen alles te maken met een spiritueel perspectief op volwassenheid. Het zijn belangrijke vragen voor opvoeding en onderwijs, omdat ze raken aan het wezen van het kind. Dat wezen, of de ziel, verdient bescherming en aandacht, opdat het kind in verbinding kan staan met zichzelf, de ander, en het andere.

Ik heb weinig met het thema ‘volwassenheid’, omdat het letterlijk ‘volgroeid’ betekent. ‘Volwassen’ associeer ik met het gevoel van ‘ik heb een bepaalde leeftijd, opleiding, koopwoning, auto voor de deur, partner en kinderen – nou ben ik volwassen’. Dat vind ik uitermate tragisch, zeker als je dat verder doortrekt naar de kinderen van deze ‘volwassenen’. Natuurlijk hebben kinderen stabiliteit en duidelijkheid nodig. Maar als de binnenkant van een ouder, opvoeder of docent ook zogenaamd ‘af’ is, dan neem ik (en nam ik als kind) autoriteit totaal niet serieus. Mensen die denken dat ze de wereld en het leven wel in hun zak hebben zitten, samen met hun rijbewijs, visakaart, daar raak ik helemaal van in paniek. Ik heb dan het idee dat alles wat als een verrassing komt uit het leven, zo snel mogelijk opgeruimd moet worden – zoals er ook al jaren wordt gesproken over het ‘verwerken’ van verdriet, alsof het afval is. Het is net alsof dat hele proces van ontwikkelen al in de kiem gesmoord is, want dat houdt maar op en is verwarrend.

‘Volwassen’ lijkt te zeggen dat iets voltooid is, en daar geloof ik niet in.

Toen mijn zoon geboren werd dacht ik: in uiterlijke zin ben ik volwassen en is hij het kind, maar dit kind is tien keer ouder en wijzer dan ik. Hij zat alleen in een heel schattige verpakking. ‘Volwassenheid’ zegt voor mij veel meer iets over het wezen van de mens, dat leeftijdsloos, misschien zelfs sekse-loos is. En dat er, kijkend naar mijn eigen zoon, allemaal al klaar lag. Ik zie ‘volwassenheid’ ook niet als iets dat ouders of onderwijzers hun kinderen leren; het werkt twee kanten op. Een vriend van mijn zoon zei laatst: ‘dat heb je duidelijk van je moeder’, waarop mijn zoon zei: ‘nee, mijn moeder heeft het van mij.’ Toen dacht ik: het is inderdaad maar helemaal de vraag of het zo is dat ik in bepaalde dingen geïnteresseerd ben geraakt, en nou in mijn handen mag klappen dat hij dat ook is, of dat hij misschien mede de sfeer heeft gecreëerd waarin hij dingen bij mij in gang heeft gezet.

Als er echt sprake is van wezenlijk contact – dat kan ook gewoon het langs elkaar lopen op de tramhalte zijn – dan kan daar iets aan ontvonken, dat dwars door leeftijd, cultuur, sekse heengaat. Maar die verrassing moet je wel toestaan, en die kun je alleen maar toestaan als die ander jou ook mag zien.

Volwassenheid is… erkennen dat je een prutser blijft
Wat zou er al een enorme last van onze schouders vallen als we zouden toegeven dat, wat het leven betreft, we allemaal tot op de dag van onze dood amateurs blijven.

Op het moment dat je in je wiegje wordt gelegd is er geen gebruiksaanwijzing. Je kunt er zelfhulpboeken of godsdienstige boeken tegenaan gooien, mediteren of een doorgewinterde antroposoof zijn, en tegelijk is er maar één persoon op deze wereld die jouw leven leeft, met de dingen die jou overkomen, die je niet altijd zelf in de hand hebt. Je kunt dingen helemaal gaan beredeneren – en dat is in een bepaald opzicht ook goed – maar je weet niet hoe het uitpakt. En dan kan je of cynisch en onverschillig zeggen dat je er dan maar beter überhaupt niet over na kan denken. Of je kunt zeggen: ik vind het fijn om me erin te verdiepen, maar onder het voorbehoud dat we van elkaar en onszelf erkennen dat we prutsers blijven.

Gevoelens zijn de beste opvoeders
We hebben gratis en voor niks een gevoelsleven gekregen. Je zou dat ‘ziel’ kunnen noemen. Die gevoelens zijn voor mij iets anders dan de ‘woeste’ emoties, zoals boosheid of stress. Het is de onderstroom. Die stroom is altijd in beweging, en kan ook dubbelzinnig zijn. Je kunt je én verdrietig voelen omdat iemand die je dierbaar is ziek is, én tegelijk verliefd zijn, én tegelijk denken: wat is het een mooie dag. Ook zintuiglijke indrukken reken ik tot die gevoelens. De sfeer in een kamer; hoe voelt deze tafel?

We leven in een tijd waarin daar ontzettend weinig ruimte voor is. Terwijl ik ervaar dat gevoelens me enorm veel leren wanneer ik ze er laat zijn, zonder er direct naar te handelen.

Op momenten dat ik alleen ben, of stil, komen gedachten, herinneringen. Ze gaan door me heen. Je kunt bijvoorbeeld ineens zo’n soort lichamelijk gevoel hebben van schaamte. Als je dat de ruimte geeft, en erbij stilstaat, dan denk ik dat zulke momenten je tien keer meer leren over hoe je met het leven kunt omgaan, dan het volgen van een of andere dure cursus.

Quality time, wat een armoede
Maar doorgaans houden we die gevoelens liever buiten de deur, want ze zijn niet efficiënt. We ontwikkelen allerlei technieken om gefocust te blijven. Dat gaat allemaal over het denken. We gaan sporten om ons hoofd leeg te maken, dus dan zijn ook je gevoelens weer weg. We zien gevoelens toch altijd een beetje als een noodzakelijk kwaad. Het is wel lekker als ze er bijvoorbeeld bij een uitvaart zijn, maar daarna hup borrel, en weg. Gevoelens mogen er alleen zijn als het uitkomt. Voor mooie gevoelens hebben we zelfs de term ‘quality time’.

Dat je gaat bedenken: jammer, in de zomervakantie zijn we nog niet veel met onze kinderen want we hebben allebei een drukke baan, maar dan plannen we wel een weekendje, en dán gaat het leuk worden, dan hebben we écht tijd voor elkaar. Alsof het maakbaar is.

Toen we onze zoon vroegen wat hij het leukst vond aan de vakantie, zei hij: ‘die dag dat het heel hard regende, en mama en ik gewoon heel lang in onze pyjama een boek hebben zitten lezen, en daarna helemaal zelf pizza hebben gebakken.’ Ook ik besefte dat de dingen die mij als kind heel erg hebben ontroerd, helemaal niet zaten in die vakanties, of Kerst vieren – dat kon juist ook precies zo’n soort middag zijn. Dat zijn heel dierbare herinneringen waarin ik het wezen van mijn eigen moeder weer even op het spoor was. En die hebben niks te maken met ‘quality time’.

Intens gebroken en toch nog heel
Ik ben verbonden aan het Syrisch comité, en heel veel Syriërs zijn vrienden geworden. Wat mij opvalt is dat gevoelens in de Arabische cultuur veel hoger worden aangeslagen dan hier. Ik heb het dan niet over het beter onder woorden brengen van gevoelens – dat doen wij dan weer wel – maar ze er laten zijn. Vreugde, warmte, woede. De paradox is dat het gaat over intens gebroken mensen, en tegelijkertijd denk ik: jullie zijn nog heel, en laten mij de gebrokenheid van onze westerse wereld zien. Wij worden langzaam schizofreen. Er is een enorme kloof ontstaan tussen ons denken, spreken en reageren op het leven, en de meer lichamelijke gevoelswerkelijkheid. Als mensen met hun lichaam bezig zijn, dan is het met hun gezondheid, met sporten. Maar voelen wat er nou ín dat lichaam leeft, dat vinden wij maar moeilijk.

Volwassenheid heeft voor mij te maken met het op waarde schatten van gevoelens, de tijd nemen om daarover te mijmeren, en daarvan te leren.

Klimaatopwarming van binnen
Als ik denk aan volwassenheid vanuit spiritueel perspectief, dan gaat dat voor mij allereerst over de vraag: willen we ons laten raken?

Ik het idee dat het merendeel van de mensheid dat niet wil, met als voornaamste redenen: ‘dan zou ik kunnen gaan twijfelen’, ‘dan hou ik geen tijd meer over’, en ‘dan zou die ander mij ook wel eens iets kunnen gaan vragen’.

Het klimaat warmt op, maar wij als mensen gaan een tweede ijstijd tegemoet. We zouden aan klimaatopwarming van binnen moeten doen.

Want op deze manier doen we onszelf, en daarmee de ander, geen recht. We laten een deel van onze lichamelijke, en dus ook geestelijke werkelijkheid, verkommeren. Als je bepaalde spiergroepen niet gebruikt, dan gaan ze op een gegeven moment hangen, en kun je heel erge lichamelijke klachten krijgen. Ik denk dat dat met de ziel ook zo is. Dat we ons op een soort hellend vlak begeven, als we die binnenkant niet meer erkennen.

Mag iemand jou echt bij jouw naam noemen?
De vraag of we ons willen laten raken, heeft te maken met de vraag of we wakker willen zijn. Eigenlijk stelt de werkelijkheid, stellen onze kinderen, de hele tijd die vraag. En die vraag vind ik intens pijnlijk, omdat je donders goed weet dat je de meeste tijd in slaap aan het vallen bent.

Het uurtje dat je op Facebook zit, het najagen van successen. Het ziet er allemaal actief, overactief, hyperactief uit – maar we slapen voor wat er werkelijk toe doet, voor wie er werkelijk toe doet. Mag iemand jou echt bij jouw naam noemen? Natuurlijk gaat het niet om de naam die je ouders je hebben gegeven, maar om dat wezen in jou, dat een bepaalde naam, een bepaalde kwaliteit heeft.

Wij zijn doorgaans allemaal aan het zenden. We willen bijvoorbeeld graag iets goeds doen voor vluchtelingen, we bedenken iets, en dan gaan we dat op touw zetten. Met de beste bedoelingen, maar hoe moeilijk is het om hen te laten vertellen wat ze nodig hebben. Wij hebben van alles te geven, wij willen goed doen, wij hebben allerlei leuke initiatieven en dan voelen wij ons daar ’s avonds ook heel goed over. Durven wij ons nog ergens in te laten meetrekken? Dat is lastig, want je weet niet hoe het proces zal verlopen, je weet niet hoe lang het gaat duren. Daar kunnen we niet goed mee omgaan. En stel je voor dat jij straks je leuke nieuwe blokfluitcursus moet laten schieten.

Ik denk dat als we ons, als het ware voorbij onszelf, nog kunnen laten raken of roepen, we in verbinding kunnen staan met de ander of het andere.

Soms vraag ik me af of het feit dat er zoveel kinderen zijn die extra zorg nodig hebben, bijna een soort natuurwet-vraag is. Dat kinderen ergens roepen: hallo! Kijk nou eens. Ik denk dat alle kinderen extra aandacht nodig hebben. En dan doe ik niet op ‘quality time’, maar dat ouders er zijn.

Genademomenten in het onderwijs
Wat zou het fijn zijn als docenten, op het moment dat ze naar hun school fietsen en voor de klas gaan staan, een heleboel kennis weer konden loslaten, ter wille van het goed kunnen uitleggen, voelen van de sfeer in de klas, elkaar ontmoeten, de liefde toelaten. Hoe mooi kan het zijn, als er een kindje in de klas is dat je niet zo graag mag – je weet niet wat het is –je jezelf kan toestaan dat het kind ineens een andere kant toont, of dat je iets te weten komt over zijn leven waardoor je met een ruimere blik naar het kind kan kijken. En het kind misschien ook de ruimte voelt om jou écht te ontmoeten. Dat zijn denk ik geluksmomenten in het onderwijs, of genademomenten.

Het zijn momenten van diepe ontroering over wat een mens kan, ze zijn fundamenteel voor het leven, en kunnen zich zomaar manifesteren.

Ik vind het jammer dat zulke intrinsiek mooie momenten onvoldoende op waarde worden geschat. Het onderwijs kampt met de illusie van maakbaarheid: cijfers, theorie. Ik vraag me wel eens af: hoeveel ruimte is er nog om wakker te liggen over dat ene kind?

Schrijfster en filosofe Désanne van Brederode (1970) spreekt en publiceert vaak over levensbeschouwelijke thema’s, op radio, tv en in kranten. In 2007 won ze de Gerard Walschap-Prijs. Ze schreef onder meer het boek ‘De ziel onder de arm. Over aandachtig leven‘.

 

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief