‘In een maatschappij die ons tot infantiele consumenten maakt, ligt er een opdracht voor de leraar als opvoeder’
10 januari 2018
Leraren dragen niet alleen kennis over, maar voeden ook op. Het is een overtuiging die Dick van der Wateren al heeft sinds hij voor de klas staat. Als opvoeden betekent ‘jonge mensen naar volwassenheid begeleiden’, wat bedoelen we dan precies? Bètaleraar Dick dook in het diepe, zocht houvast bij denkers als Biesta, Pols en Neiman, kwam tot praktische ijkpunten en neemt je mee naar zijn klas, waar fouten maken móet, strafwerk onzin is en het er niet toe doet wát zijn leerlingen precies leren (Frans of Chinees, lenzen of radioactiviteit), als het maar véél en diepgravend is.
Al zo lang ik voor de klas sta ben ik ervan overtuigd dat het overdragen van kennis en vaardigheden niet mijn enige taak is. Leraren voeden ook op: door het voorbeeld te geven, door structuur te bieden, doordat ze normen en waarden bewust en onbewust overdragen. En ook door niet alleen naar het werk van leerlingen te kijken, maar ook naar hen zelf: zitten ze goed in hun vel, komt eruit wat ik vermoed dat erin zit? En zo niet: wat is er dan aan de hand?
Zodoende stond ik altijd op het standpunt dat leraren er goed aan deden – of laat ik voor mezelf spreken – dat ík er goed aan deed me van die opvoedende taak bewust te zijn. Want zonder zulk bewustzijn is het lastig er verantwoordelijkheid voor te nemen of fouten op te merken. Als opvoeden inhoudt jonge mensen naar volwassenheid te begeleiden zitten we meteen met de vraag: weten we wat dat precies is, volwassenheid? En concreter: wat betekent dat voor onze onderwijspraktijk? Daarover gaat dit stuk. Het is een verslag van mijn zoektocht, met vooral vragen en weinig antwoorden.
Een antwoord op de vraag: Wat is volwassenheid? had ik ook na lang denken niet. Het is heel merkwaardig en ook heel interessant dat ik kennelijk al vele jaren en met groot enthousiasme met iets bezig ben dat zich niet zomaar laat formuleren.
In mijn zoektocht naar een antwoord op de vraag wat volwassenheid is heb ik met veel mensen gesproken en literatuur geraadpleegd. Ik ben erachter gekomen dat er heel wat omschrijvingen en definities van volwassenheid bestaan waar ik niet veel aan heb omdat ze bij een beperkt vakgebied horen. In de pedagogiek spreekt men van ‘leeftijdsgebonden ontwikkelingsopgaven’, waar opvoeders rekening mee moeten houden (Meij, 2011). Vanaf de babytijd tot en met hoge ouderdom komt men voor taken te staan waarbij ondersteuning nodig is van ouders, leraren, leeftijdsgenoten en partners. De fase waarin mijn leerlingen zich bevinden herken ik en hun opgaven (o.a. emotionele onafhankelijkheid, nieuwe waarden en de eigen identiteit ontdekken) ook. Maar een pedagogisch kader is mij tegelijk te breed en te smal.
Mijn socioloog-vriend zegt: “Denk aan het proces waarin jongeren leren een constructieve plaats in de samenleving in te nemen: als ouders, werknemers en lid van hun nauwere en ruimere cultuur.” Maar dat is ook niet wat ik bedoel. Dat ruikt me bovendien teveel naar aanpassing aan de status quo, terwijl ik mijn leerlingen juist wil aanzetten zelf over de dingen na te denken en zo hun positie te bepalen. Een biologische invalshoek brengt me ook niet verder: geslachtsrijpheid, voldoende spieren en ervaring om met andere mannetjes te kunnen concurreren? Zeker, maar het geeft mij geen hints bij het ondersteunen van de volwassenwording van mijn leerlingen.
Eens te meer blijkt dat het onderwijs geen wetenschap is, maar een praktijk die op een eclectische wijze delen van omringende wetenschappen gebruikt.
Daarom de vraag wat onderwijstheoretici op dit gebied te bieden hebben. Ik ga te rade bij Gert Biesta, een van mijn belangrijkste inspiraties in de wetenschappelijke benadering van de onderwijspedagogiek. Door hem werd ik bevestigd in mijn idee dat lesgeven en opvoeden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
‘Het Prachtige Risico van Onderwijs’ (Biesta, 2015) betoogt dat onderwijs als een van de belangrijkste opdrachten heeft jonge mensen helpen volwassen te worden, maar een heldere definitie van het begrip volwassenheid vind ik bij hem niet. Hij brengt volwassenworden in verband met onafhankelijkheid, handelingsbekwaamheid, vrijheid en pluraliteit. Wat zich wreekt in veel van Biesta’s werk is dat hij onderwijspedagogiek vooral op een filosofische manier benadert. Dat levert veel nieuwe inzichten op, maar voor een drukbezette leraar staat het vaak wat ver van de praktijk. Zijn begrip ‘onderwijsvirtuositeit’ is een mooie stap in de richting, maar ik heb daarbij nog geen concreet beeld wat dat betekent voor de klassesituatie.
De Franse pedagoog en filosoof Philippe Meirieu, een van Biesta’s inspiratiebronnen, komt het dichtst bij een definitie. Hij beschouwt volwassenheid als een toestand van “in de wereld zijn, zonder jezelf in het centrum van de wereld te plaatsen” (Meirieu, 2016), waarbij hij verantwoordelijkheid nemen en jezelf beperkingen opleggen zet tegenover egocentrisme. Biesta noemt dit wereld-gerichtheid. Beide onderwijsdenkers geven ons een rijk scala aan begrippen waaraan we ons onderwijs kunnen toetsen, maar Meurieu is nog lastiger te doorgronden dan Biesta.
Ook de pedagoog en onderzoeker Wouter Pols heeft een sterk filosofische insteek. Bij hem vond ik deze omschrijving van volwassenheid (Pols, 2017) die me weer iets verder helpt:
Volwassenheid betekent […] nadenken; nadenken over wat je wilt (wenst), maar ook over hoe je met anderen om wilt gaan, nadenken over wat je gedaan hebt, en wat je wilt gaan doen. Dat houdt in dat volwassenheid niet alleen aanspreekbaarheid impliceert (je laten aanspreken om na te denken), maar ook het dragen van verantwoordelijkheid (wat nadenken veronderstelt).
Een iets andere kijk op volwassenheid kwam ik tegen in Susan Neimans boek ‘Waarom zou je volwassen worden?’ (Neiman, 2014). Volwassen worden is volgens Neiman – alweer een filosoof, het is niet anders – “doen wat je kunt om jouw stukje van de wereld meer te laten lijken op hoe het zou moeten zijn zonder uit het oog te verliezen hoe het werkelijk is”. Ze bedoelt daarmee niet dat idealen onrealistisch zijn, integendeel. Door idealen na te streven kunnen we veel bereiken – het leven van andere mensen verbeteren, de achteruitgang van biodiversiteit stoppen of de gevolgen van klimaatverandering verminderen. Achteraf blijkt hoeveel daarvan is gelukt, maar over elke verbetering, hoe klein ook, mogen we tevreden zijn.
Wat bedoel ik wel met volwassen worden? Als ik terugkijk op een leven als onderwijzer en onderzoeker, kom ik steeds uit op een paar belangrijke elementen: de wereld is groter dan ik, verlangen naar autonomie, verantwoordelijkheid nemen en kritisch denken, ofwel niet voetstoots aannemen wat iemand beweert.
Laten we vooropstellen dat volwassenheid geen toestand die we automatisch op een bepaalde leeftijd bereiken, maar een ideaal dat we nastreven. Het is de vraag of we dat ideaal ooit helemaal realiseren – al worden we nog zo oud, bijna ieder van ons kan zich immers af en toe behoorlijk onvolwassen gedragen. We zijn dan ook ons leven lang bezig met volwassen worden.
Wereld-gericht
Net als Meirieu, Biesta, Pols en Neiman zie ik als voorwaarde voor volwassenheid: bereid zijn om niet uitsluitend ons eigen belang en behoeften voorop te stellen en verantwoordelijkheid te nemen voor anderen en de fysieke wereld. Dat betekent dat we ons realiseren dat onze vrijheid niet alleen begrensd wordt door onze eigen beperkingen, maar ook door de belangen en behoeften van de mensen en de wereld om ons heen. Biesta noemt dat wereld-gerichtheid (Biesta, 2016).
In de klas bieden zich dagelijks situaties aan waarin mijn leerlingen kunnen oefenen met wereld-gerichtheid. In het klein, wanneer ze elkaar met huiswerk helpen, samen aan projecten werken, bijles geven aan kinderen uit een andere klas, of mentor zijn voor jongere kinderen. In het groot, doordat ik geen gelegenheid voorbij laat gaan om duidelijk te maken wat de dingen die ik onderwijs te maken hebben met de volwassen wereld buiten school. Leerlingen kunnen voor projecten ook de school uitgaan en een rol van betekenis zijn voor anderen – denk aan milieuprojecten of ouderenzorg. Ik ben erg onder de indruk van de projecten van High Tech High die daarin heel ver gaan.
We kunnen ons afvragen of het onvolwassen is wanneer we onze eigen belangen af en toe vooropstellen. Ik denk het niet; dat hangt van de omstandigheden af. Belangrijk is dat we in principe bereid zijn onze belangen ondergeschikt te maken aan die van de wereld om ons heen. Of we het daadwerkelijk doen is, na alles afgewogen te hebben, onze (volwassen) beslissing. Wat mij brengt bij autonomie.
Autonomie
Voor mij is autonomie een heel belangrijk element van volwassenheid: in staat zijn zelfstandig te denken en te beslissen over ons eigen handelen. Daarbij zijn we in ons denken en handelen afhankelijk van anderen; we bouwen voort op eerdere gedachten en in ons handelen worden we beperkt door grenzen die onze omgeving stelt. Echt autonoom zijn we dan ook nooit, maar je leren realiseren in hoeverre je zelfstandig kunt beslissen hoort ook bij volwassenwording.
Susan Neiman wijst erop dat we in ons streven naar volwassenheid worden tegengewerkt door allerlei krachten in de maatschappij. Onze overheid infantiliseert ons doordat wij nauwelijks tot geen invloed hebben op wetten en regels die ertoe doen. Tegelijkertijd maakt de consumptiemaatschappij ons afhankelijk van goederen die we niet echt nodig hebben en die onze aandacht afleiden van ontwikkelingen die ons bestaan bedreigen. We hebben dan in, in de woorden van Neiman, “een maatschappij gecreëerd (of geaccepteerd) van permanente pubers”. Daarmee geven we onze autonomie voor een groot deel op en ondermijnen zo de democratie. Hier speelt het onderwijs een sleutelrol. Door kinderen te helpen opgroeien tot zelfstandige volwassenen kan het onderwijs deze antidemocratische krachten een tegenwicht bieden en zo de democratie versterken. In de les kunnen we die vraag over onze afhankelijkheid van door anderen opgelegde regels en onze eigen consumptiedwang regelmatig stellen en die kans laat ik dan ook zelden voorbijgaan.
Ik vind het belangrijk dat mijn leerlingen autonomie ontwikkelen en zelf verantwoordelijk worden voor wat ze in de klas en thuis leren. Daarvoor moeten wij alles wat we op school vanzelfsprekend vinden tegen het licht durven houden: huiswerk maken, sommen en oefeningen herhalen, strafwerk.
Mijn opvatting over huiswerk is: “Heb je het nodig? Dan kun je het maar beter maken. Heb je het niet nodig? Waarom zou je er dan je tijd aan besteden?” Hetzelfde voor sommen en andere oefeningen. Waarom zou een leerling een som eindeloos moeten herhalen als zij die al beheerst? Is het dan niet handiger haar interessante en lastiger stof, bijvoorbeeld uit een hoger leerjaar, aan te bieden?
Strafwerk omdat een leerling geen huiswerk gemaakt heeft, heb ik nooit zinvol gevonden. Wanneer die leerling er de noodzaak niet van inziet, kun je je afvragen of de stof uitdagend genoeg is, of voldoende relatie heeft met de wereld buiten school. Of misschien zijn er andere redenen voor het gebrek aan motivatie. Dan wordt het tijd voor een goed gesprek. Straf zal de motivatie niet groter maken en neemt de verantwoordelijkheid van de leerling weg. Wat wel werkt is die leerling inzicht geven in zijn gedrag – uitstellen, slecht plannen, faalangst, perfectionisme – en hem daarbij helpen. De radiodocumentaire De Jongensdip van Casper Verbrugge maakt helder wat er kan gebeuren wanneer we jonge mensen klein houden en te weinig uitdaging bieden.
Ik laat mijn leerlingen voor een belangrijk deel zelf bepalen of ze al mijn lessen volgen of niet, ook in de examenklassen. Als ik klassikaal uitleg geef moet ik ervoor zorgen dat het voor hen de moeite waard is naar me te luisteren. Sommigen gaan daarna op een andere plek werken, aan natuurkunde of een ander vak. Voor persoonlijke uitleg blijven ze in het lokaal. Dat bevalt al jaren en oud-leerlingen zeggen steeds weer dat ze het waarderen dat ik hun zoveel vertrouwen en vrijheid heb gegeven.
Op dezelfde manier laat ik hen vrij om in de klas een boterham te eten wanneer ze honger hebben. Als ze de rommel maar opruimen. Soms ruimen ze zelfs de troep op die een vorige klas heeft achtergelaten. Ze hoeven geen toestemming te vragen om naar de wc te gaan. “Volwassenen vragen immers ook niet aan elkaar of ze mogen plassen. Zeg het als je even weg moet.” Dit alles lijkt triviaal, maar ik vind het belangrijk als een manier om mijn leerlingen te helpen zich volwassen te gedragen. In mijn klas wordt gewerkt en niets mag een goede werksfeer in de weg staan.
Natuurlijk gaat het weleens mis wanneer ik mijn leerlingen vertrouwen en autonomie geef. Gelukkig wel, want dan leren ze. Ook hier weer: geen straf als dat het leren in de weg staat, maar een goed gesprek.
Volwassen worden op school
Een goede school is een proeftuin waarin kinderen veilig kunnen experimenteren met vrijheid, autonomie, verantwoordelijkheid en samenwerking. Het is een plek waar ze zichzelf leren kennen in relatie met anderen en met de wereld, waar ze hun mogelijkheden ontdekken, uit hun comfort zone komen en hun beperkingen overwinnen. Alles wat we op die school doen is daaraan dienstbaar. Voorwaarde is dat ze daarbij fouten kunnen maken. Vaak wordt dan heel tolerant gezegd: “Fouten maken mag.” In mijn klas geldt: “Fouten maken mag niet. Fouten maken moet.” (Zie ook de manier waarop in een kleuterklas op High Tech High in San Diego fouten gevierd worden als een mogelijkheid om te leren.)
Mijn uitgangspunt is steeds dat in het onderwijs de opvoeding van kinderen en jongeren minstens zo belangrijk is als de overdracht van kennis en vaardigheden. Natuurlijk moeten kinderen leren lezen en schrijven en rekenen. Anders komen ze niet ver in de wereld. Wat ze daarnaast moeten leren is een stuk minder duidelijk. Zonder meteen in een discussie over Onderwijs 2032 te belanden: het doet er volgens mij niet toe wat kinderen precies leren als ze maar veel leren. Ik bedoel, de vraag is niet of ze moeten leren over de graven van Holland of juist de Tachtigjarige Oorlog, over radioactiviteit dan wel lenzen, Frans of liever Chinees, als ze op verschillende vakgebieden maar zoveel kennis opdoen dat ze een brede blik op de wereld kunnen ontwikkelen en inzicht krijgen in natuurlijke en sociale processen. De belangrijkste eis aan de lesstof is dat het op alle mogelijke manieren relaties heeft met de volwassen wereld buiten school.
Daarvoor moeten we jonge mensen leren zelfstandig te denken en dat is nu juist niet het sterkste punt van ons onderwijs. Door de grote nadruk op toetsen en examens, waarbij het vooral neerkomt op het reproduceren van kennis en procedures, schiet zelfstandig en kritisch denken over de aangeboden lesstof er nogal bij in. Het doel van de lessen zou moeten zijn leerlingen te leren denken en handelen als een expert in het vak in plaats van zoveel mogelijk onderwerpen in het vakgebied te behandelen. In het eerste geval gaan we de diepte in en in het tweede blijven we aan de oppervlakte. Natuurlijk moeten kinderen voldoende kennis hebben om als een expert in het vak te kunnen denken en handelen, maar dat is kennis die ze als relevant ervaren en die daardoor veel langer beklijft. Het is ook een antwoord op het gebrek aan motivatie en onderpresteren dat veel jongeren vertonen.
We hebben nog niet alle kanten van de vraag belicht. We gaan verder: Op welke manieren kan volwassenwording op onze scholen nog meer worden gestimuleerd? Daarover wil ik het in een volgend stuk hebben, waarin het o.a. gaat over samenwerking, zelfstandig denken en verwondering als voorwaarden voor volwassenwording.
Dick van der Wateren
Dick van der Wateren was docent op het Eerste Christelijk Lyceum in Haarlem. Daarnaast heeft hij jarenlange ervaring als wetenschapper (geologisch onderzoek o.a. op Antarctica en in Afrika) en wetenschapsvoorlichter. Van der Wateren is betrokken bij tal van onderwijsvernieuwende praktijk- en gesprekskringen. Hij startte het blogcollectief OnderzoekOnderwijs.
______
Bronnen
Biesta, G. J. J. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Phronese.
Biesta, G. J. J. (2016). Wereld-gericht onderwijs: vorming tot volwassenheid. Retrieved December 10, 2017, from https://wij-leren.nl/gert-biesta-wereld-gericht-onderwijs-vorming-tot-volwassenheid.php
Meij, H. (2011). De basis van opvoeding en ontwikkeling. Retrieved from http://nji.nl/nl/Download-NJi/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf
Meirieu, P. (2016). Pedagogiek. De plicht om weerstand te bieden. Culemborg: Phronese.
Neiman, S. (2014). Waarom zou je volwassen worden? Amsterdam: Ambo|Anthos.
Pols, W. (2017). Over volwassenheid en Mollenhauers “Vergeten samenhang” - Nivoz. Retrieved January 3, 2018, from http://nivoz.nl/artikelen/volwassenheid-en-mollenhauers-vergeten-samenhang/
Reacties