Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

"Ieder kind verdient een ongelijke behandeling"

7 september 2023

Roos Eckhardt is onderwijs-zorgcoördinator bij de Tarcisiusschool in Nijmegen, een school voor speciaal onderwijs waar kinderen van hun zesde tot hun achttiende levensjaar doorbrengen. Een groot gedeelte van de kinderen op deze school woont niet meer thuis, maar in een gezinshuis of een leefgroep. Er speelt vaak van alles in de levens van deze kinderen. Roos vindt het belangrijk dat alle kinderen op de Tarcisiusschool worden gezien en gehoord en zich veilig voelen. Roos: ‘Deze kinderen verdienen het ook om onvoorwaardelijke liefde te ervaren. Om hen voor te bereiden op een toekomst in onze maatschappij is soms ongelijke behandeling nodig, omdat ieder kind anders is en wat voor de een werkt, kan het voor de ander bemoeilijken.’

In Zuid-Afrika deed Roos haar eerste werkervaring op, nadat zij was afgestudeerd als beeldend therapeut. Zij werkte daar een jaar lang bij een dagopvang en een crisiscentrum, waar zij kinderen ontmoette met een fysieke en mentale beperking. Ze was daar de enige behandelaar die aanwezig was en pakte deze kans om ervaring op te doen. Deze werkervaring heeft er voor gezorgd dat zij bij terugkomst een baan kreeg als sociotherapeut. Ze heeft vervolgens negen jaar lang met kinderen met een licht verstandelijke beperking gewerkt. Roos: ‘In dit werk vond ik het erg belangrijk om de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van kinderen weer terug te krijgen.’

In 2015 werd de ambulante zorg in het leven geroepen, waarbij kinderen die extra zorg nodig hebben thuis bleven wonen en daar gezinsbehandeling kregen. Roos begon toen op verschillende scholen met BINK-behandelingen (behandelingen in de klas). Zo is zij bij de Tarcisiusschool terecht gekomen. Al snel werd geconstateerd dat wat zij voor vier leerlingen deed, voor veel meer leerlingen nodig was. Dit leidde tot haar indiensttreding bij de school.

‘Ik werd als kind erg onzeker door hoe het schoolsysteem in elkaar zit.’

Waar komt jouw fascinatie voor deze kinderen vandaan?
‘Tijdens een traject Pedagogisch leiderschap kwam ik erachter dat ik zelf tijdens mijn schoolperiode heel veel moeite deed om mee te komen. Ik werd heel onzeker van hoe het systeem in elkaar zit, op de basisschool en ook op de middelbare. Als je niet zomaar overal hoge cijfers op haalt, moet je keihard werken. School is vooral gericht op het theoretische stuk, rekenen en taal. Het creatieve deel en het sociale aspect worden wel benoemd op je rapport, maar het is geen basis waarmee je daarna verder kan. Ik haalde met moeite en keihard leren zessen op het vwo, terwijl meiden uit mijn klas alleen maar naar de stof keken en vervolgens negens haalden. Hier werd ik superonzeker van. Mijn talenten bungelden ergens achteraan, omdat die niet als belangrijk werden gezien. Daar is de basis gelegd voor het gevoel van onzekerheid dat een rol in mijn leven bleef spelen. Een gevoel dat er helemaal niet zou moeten zijn. Kinderen met wie ik werk, hebben wat ik heb meegemaakt in uitvergrote vorm. Deze kinderen werken ook keihard, maar komen dan nóg niet mee. Dit vind ik zo oneerlijk. Ik vind dat dit om een verandering vraagt in het hele onderwijssysteem. Zij hebben iets nodig wat hen gelukkig maakt, de mogelijkheid om te doen wat zij willen en waar zij recht op hebben in plaats van alleen maar buiten de boot vallen en faalervaringen op te doen.’ 

Wat bieden jullie op school om dit te realiseren?
‘We bieden enorm veel maatwerk op school. Er is de mogelijkheid om een op een buiten de klas te leren met een begeleider, in prikkelarme ruimtes. Op momenten dat kinderen dit nodig hebben kunnen zij hier terecht. Het doel is dat zij uiteindelijk volledig in de klas mee kunnen doen. De kinderen op onze school zijn soms zo beschadigd in hun eerste kinderjaren, dat het erg lastig voor ze is om binnen de sociale kaders mee te komen in de maatschappij. Onze school is een oefenplek voor de leerlingen om uiteindelijk weer volledig mee te kunnen doen in deze maatschappij. Daarnaast is het doel in eerste instantie om kinderen weer plezier te laten hebben op school, waarbij boeken en methoden soms helemaal achterwege worden gelaten.’

Welke rol spelen ouders bij de schoolontwikkelingen?
‘Het vergt veel afstemming met ouders en verantwoordelijken van kinderen om zowel thuis als op school aan dezelfde doelen te blijven werken. Tekorten aan personeel bij de woongroepen maakt het soms moeilijk om hier samen aan te werken. Op het vso hebben we ook kinderen met hechtingsproblematiek, beginnende persoonlijkheidsstoornissen en depressies. We hebben weleens te maken met tieners die niet meer willen leven en weglopen van school om zichzelf iets aan te doen. Op zulke momenten is samenwerking heel belangrijk, om te bieden wat het kind nodig heeft en de liefde te geven die een kind altijd nodig heeft.’  

Hoe ga jij als mens met zo’n situatie om, waar een kind niet meer wil leven of depressief raakt?
‘De ene situatie raakt me soms meer dan de andere. Ik merk wel dat ik voor mezelf door ervaringen vanuit het werken in de psychiatrie, een manier heb gevonden om ermee om te gaan. In elke situatie zit ik vol overgave vanuit mezelf en wil ik er onvoorwaardelijk zijn voor het kind, maar als ik thuis ben, kan ik het loslaten. Hoe ik dat precies heb ontwikkeld weet ik niet. Dit is wellicht ervaring en om leren gaan met situaties die zich voordoen.’  

Je bent afgestudeerd als beeldend therapeut. Hoe pas je beeldende vorming toe in je huidige functie?
‘Wanneer ik één op één werk, biedt dit veel mogelijkheden om buiten de kaders te denken. Met de ene leerling ga je sport en muziek uitoefenen en met de ander ga je creatief en beeldend aan de slag. We kijken welke match er is tussen begeleiders en kinderen en waar de interesse van beiden ligt. Door iets te doen wat de kinderen leuk vinden en waar zij goed in zijn, werk je ook aan het zelfvertrouwen. Ik maak bijvoorbeeld weleens infographics met ze. Als een kind veel interesse heeft in de Tweede Wereldoorlog, dan maken we een grote poster met alle informatie die een kind heeft over dat onderwerp. Het gaat dan niet om hoe mooi je tekent, maar om hoe je iets verbeeldt. Door de informatie die kinderen opschrijven zijn zij ook bezig met taal. Als we op internet gaan zoeken naar informatie, kijken we ook naar welke woorden handig zijn om te gebruiken bij het zoeken. In dit geval werk je aan zelfvertrouwen en taal. Kinderen leren heel veel door creatief bezig te zijn en op een andere manier dan de meeste reguliere onderwijsstructuren.’

Breder naar kinderen en hun ontwikkelingen kijken
Roos vindt dat er binnen het reguliere onderwijs ook iets moet veranderen. Minder nadruk op de theoretische leerweg en meer nadruk op andere ontwikkelingsgebieden. ‘Tot mijn frustratie maakt mijn dochter van tien nu hetzelfde mee als ik toen ik kind was. Ik zie dat ze erg onzeker wordt door school, door de druk van de toetsen, waardoor het gevoel van ‘niet goed genoeg’ ontstaat. Ik vraag mij af of cijfers en toetsen in het onderwijs de juiste manier zijn en ben blij om te horen dat er steeds meer scholen zijn die de toetsen er helemaal uit willen halen en leerlingen op een andere manier kunnen laten zien wat ze hebben geleerd. Bijvoorbeeld door een presentatie te maken of in een groepje een werkstuk maken. Wie zegt dat je daardoor minder leert dan rijtjes uit je hoofd leren en stampen? Ik denk dat je op die andere manier juist meer leert dan met het ouderwetse systeem, maar we komen daar maar niet vanaf.

Wij hebben dit jaar voor het eerst de Cito-toets helemaal opzijgeschoven. We meten de ontwikkeling met een lijst die gekoppeld is aan de leerlijnen en werken meer thematisch en minder met methodes. We kijken hoever een kind is binnen de leerlijnen en wat passend is om volgend jaar aan te werken. Hierbij werken we met een kompas, waarin we kijken naar vier aspecten: kunnen, weten, willen en zijn, waarbij ‘weten’ het didactische deel is. Deze vier aspecten meten we aan de hand van een aantal vragen -wat zien we, hoe is een kind in de klas?- en hierover schrijven we een evaluatie. Soms leggen we even niet de focus op het ‘weten’ en gaan aan de slag met het ‘zijn, willen en kunnen’. Je ziet dan dat leerlingen dan ook in het ‘weten’ automatisch groeien. Op meer scholen zou dit zo moeten werken in plaats van het blindstaren op cijfers. We werken ook niet met het klassensysteem zoals reguliere scholen. Leerlingen doen geen jaar over, maar blijven werken aan hun eigen ontwikkeling aan de hand van waar zij het jaar ervoor zijn gebleven. Wat voorop staat is dat elk kind heeft recht heeft op ongelijke behandeling. Ieder kind heeft iets anders nodig en gaat een eigen traject aan bij ons op school. Het is een ontmoetingsplaats waar iedereen samenkomt, zowel personeel als kinderen. We oefenen, vooral met de oudere leerlingen, buiten de klassenkaders en bereiden ons voor op het leven buiten de school. We kijken soms al op twaalfjarige leeftijd naar een stageplek als het stilzitten op school niet lukt.’  

Dit zijn enorme veranderingen ten opzichte van het reguliere onderwijs. Waar liggen jouw uitdagingen om hier schoolbreed draagvlak voor te creëren?
‘Wel grappig om hierbij even te vertellen: zo’n drie jaar geleden ben ik begonnen aan de pabo, om ook mijn bevoegdheid te krijgen. Dit heb ik nog geen drie maanden volgehouden. Alles lag zó vast! Elke keer als ik kwam met ideeën over hoe je ook kunt leren, werd dit afgewezen. Ik werd constant geconfronteerd met hoe ik vind dat het niet moet in het onderwijs.

En het klopt inderdaad dat de school een enorme ontwikkeling heeft ondergaan. Het in huis halen van zoveel vast zorgpersoneel was een risico. Het bereiken van de doelen die wij voor ogen hebben voor onze leerlingen en die ongelijke behandeling vergt het buiten de kaders kunnen denken. Deze stappen hebben uiteindelijk wel veel mogelijk gemaakt: alles kan nu daardoor. Volgende week gaan ze vanuit school met leerlingen naar Parijs, iets dat vroeger ondenkbaar leek. Dat vergt enthousiasme en medewerking van iedereen, denken in mogelijkheden en niet in alle beperkingen die zich voordoen.’ 

‘Ik kreeg te horen dat ik te vaak uitzonderingen maakte voor kinderen.’

‘In het begin vond ik het moeilijk dat mensen die al langer op de school werkten moesten wennen aan de andere aanpak en de veranderingen. Ik kreeg te horen dat ik te vaak uitzonderingen maakte voor kinderen en dat ze allemaal hetzelfde behandeld moeten worden. Het werd als oneerlijk gezien. Dit was een lastige verandering, waarbij ik het moeilijk vond om hier positief in te blijven staan. Ik zag dat het wel echt nodig was. Zodra de collega’s het effect hiervan zagen werden zij hier flexibeler in. We merken allemaal dat de kinderen graag op school zijn. Collega’s gaven aan het zelf nu ook veel fijner te vinden op school. Dit is een heel groot en lang proces geweest, zoiets gebeurt niet vanzelf. Je moet je voorstellen dat mensen al dertig jaar in het onderwijs werken, op dezelfde manier, en dan komen er een paar mensen binnen die alles anders willen. Dat is niet niks.’

Waar loop je nu tegenaan?
‘Ruimte voor verschillen en autonomie voor ieder kind en iedere collega is voor mij ontzettend belangrijk. Iedereen mag er zijn zoals die wil zijn. Die plek en die veiligheid bieden vind ik een van de belangrijkste aspecten in mijn werk. De school is een oefenplek voor de kinderen.

Dit is op zichzelf een lang proces dat in hele kleine stapjes gaat. Ik vraag me soms af of al die begeleiding wel effect heeft. Het heeft soms heel veel tijd nodig voordat er een verandering te zien is. Soms valt een kind ondanks alle zorg toch uit, of verandert er niets op de thuisplek van een kind en dan lijkt het op school minder nut te hebben. Het helpt mezelf om me te realiseren dat eigenlijk alles wat je samen met een leerling doet of wat je zegt effect heeft. Dat ervaar je meestal niet direct. Je komt zelfs weerstand en frustratie tegen vanuit de kinderen zelf. Maar achteraf benoemen ze toch de dingen die zijn blijven hangen. Niets is voor niets, je weet van tevoren niet wat blijft hangen, maar er zitten altijd dingen tussen die een positieve invloed hebben op hun verdere leven.’

Hoe motiveren collegas elkaar wanneer het lijkt alsof iets geen effect heeft?
‘Het met elkaar blijven bespreken en elkaar eraan herinneren dat álles effect heeft en alles nut heeft. Het is intensief, doordat deze kinderen door hun opgedane trauma’s vaak op allerlei manieren jouw grens over kunnen gaan. Des te belangrijker is het om veel liefde te geven aan deze leerlingen en hart te hebben voor hun situatie. Zelf kom ik uit een heel warm nest en heb ik die liefde ervaren en deze kinderen wil ik dit ook graag laten voelen. Binnen het team ervaar ik dat we er ook voor elkaar zijn, tijdens moeilijke situaties maar ook achteraf nemen we de tijd om de situatie en de bijkomende emoties met elkaar te bespreken. Dat is heel erg fijn.’

Wat is jouw unieke bijdrage op school en wat laat je achter?
‘Ik verbind mij met de kinderen door de onzekerheid die ik vroeger zelf heb ervaren. Door hen te helpen ben ik ook meer zelfverzekerd geworden en ervan overtuigd dat ik hen kan helpen in hun onzekerheid. Ik heb geleerd die stap naar voren te doen in een groep in plaats van alleen op de achtergrond te blijven. Dit betekent niet dat ik altijd per se op de voorgrond hoef te staan. 

Mocht ik hier weggaan, dan hoop ik dat mijn nalatenschap het ‘warmenestgevoel’ is en dat dit blijft, die minisamenleving waar kinderen op een fijne manier kunnen uitvliegen en niet alles anders is dan in de samenleving waar zij als volwassenen in terechtkomen.’

De Tarcisiusschool is een éénpitter in de wijk Brakkenstein in Nijmegen. De school biedt met ongeveer 50 medewerkers onderwijs aan ongeveer 160 leerlingen. De Tarcisiusschool heeft een afdeling Speciaal Onderwijs (SO) voor leerlingen van 6 t/m 12 jaar en een afdeling Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) voor leerlingen van 12 t/m 18 jaar. Ongeveer 40% van de leerlingen bezoekt de SO-afdeling en 60% de VSO-afdeling.

De Tarcisiusschool biedt onderwijs aan leerlingen met een specialistische ondersteuningsbehoefte, bij zowel de cognitieve ontwikkeling (domein Leren) als in de omgang met zichzelf en de omgeving (domein Gedrag). De specifieke expertise van de Tarcisiusschool zit in de combinatie van beide domeinen. De school kiest voor een positieve benadering en begeleiding van de leerlingen voor een zo optimaal mogelijk en duurzaam effect.

Reacties

2
Login of vul uw e-mailadres in.


Rikie van Blijswijk
1 jaar en 1 maand geleden

Beste René,
Dankjewel voor jouw complimenten. Wat mij betreft zijn deze vooral voor Roos en de manier waarop zij in de praktijk staat. Ook alle waardering voor mijn collega Evita. Inderdaad zou het fijn zijn als deze inspiratie verspreid kan worden

Login of vul uw e-mailadres in.


René Pouwels
1 jaar en 1 maand geleden

Heel mooi interview. Complimenten en hopelijk een inspiratie voor andere onderwijsinstellingen.

Login of vul uw e-mailadres in.


Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief