Hoop als motor voor ontwikkeling
2 december 2019
Een mengsel van melancholie en uitbundigheid. Dat horen we in de Klezmer-muziek die Micha de Winter voorafgaand aan zijn lezing speelt op klarinet. Het raakt volgens hem aan het thema van deze 2e NIVOZ Onderwijsavond in de reeks De grote wereld en de kleine wereld. Naar een pedagogiek van de hoop. ‘Hoop in tijden dat we die - in een zekere periode van melancholie en ellende – ook misschien heel erg nodig hebben.’ Dit is een verslag van ontwikkelingspsychologe en politicologe Leone de Voogd.
Achtereenvolgens bespreekt De Winter, emeritus hoogleraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken, de thema’s ‘Het kwetsbare kind’ en ‘Hoopvol opvoeden’. In het eerste thema herken ik veel van de vorige onderwijsavond door Trudy Dehue. Net als Dehue waarschuwt De Winter voor de trend dat steeds minder kinderen ‘normaal’ worden genoemd en het groeiende leger ‘professionals’ rondom het kind. Wat hem opviel in de heftige verhalen die hij te horen kreeg tijdens zijn onderzoek Geweld in de jeugdzorg was dat kinderen vooral geen slachtoffer genoemd willen worden. Zij willen gewoon zijn en niet op hun kwetsbaarheid aangesproken worden.
Natuurlijk is iedereen kwetsbaar en zijn er ook reële bedreigingen die bij kinderen binnenkomen. De problemen en gevaren in de wereld kan en moet je niet weghouden bij kinderen, stelt De Winter. De taak van opvoeders is kinderen helpen hier betekenis aan te geven en er hoop en mogelijkheden tot verbetering tegenover te plaatsen. Een mooie boodschap, die mij terugbrengt bij mijn eigen jeugd. Ik was zo’n kind dat geregeld ‘de wereld op haar schouders nam’. Hadden volwassenen mij in bescherming moeten nemen tegen de ellende in de wereld? Was dat eigenlijk de bedoeling van de docent die vroeg ‘is dat niet een veel zwaar boek voor jouw leeftijd?’ toen hij me in de brugklas een dikke roman over de Chinese strafkampen zag lezen? Ik voelde me vooral beledigd, maar was wél zoekende naar de kleine stapjes die ik zelf kon zetten om de wereld te verbeteren en hoop te houden.
Hoopgevend onderwijs
Hoe doe je dat dan, hoopvol opvoeden? De Winter verwijst veelvuldig naar de inaugurele rede van Lea Dasberg in 1980: Pedagogie in de schaduw van het jaar 2000: of hulde aan de hoop. ‘Kinderen hebben het nodig om nodig te zijn’, zo vat hij haar boodschap samen. Wat kinderen nodig hebben om de uitdagingen in hun leven en de wereld aan te gaan, is het gevoel dat zij ertoe doen en de wereld op ze zit te wachten. Hoop is zo de motor voor ontwikkeling.
De Winter heeft de 4 letters van HOOP vertaald naar vier domeinen van hoopgevend onderwijs:
Handelingsperspectieven cultiveren
Laat kinderen oefenen met ‘agency’: de ervaring dat zij iets kunnen veranderen, hoe klein ook. De Winter geeft als voorbeeld pesten op school. Je kunt allerlei protocollen en trainingen de school in halen, maar ook de kinderen zelf onderzoek laten doen. Hoe vaak, door wie en waarom wordt er hier eigenlijk gepest? Wat zijn de gevolgen en wat zou kunnen helpen? Kinderen die na dit soort analyses en gesprekken zelf maatregelen bedenken, ervaren verantwoordelijkheid en hoop.
Onderbreken van impulsieve oordelen
Ook kinderen hebben snel een oordeel klaar en opvoeden is daarom volgens De Winter ook een strijdtoneel. Kinderen hebben tegengas nodig en opvoeden bestaat dus ook uit de ‘kunst om weerstand te bieden’. Tegen een ouder die dat strijdtoneel niet herkende zei De Winter eens: ‘Als u nooit een conflict heeft gehad, bent u misschien vergeten op te voeden’. Kinderen mogen hun eigen mening hebben, maar ook altijd bevraagd worden waar zij die mening vandaan hebben.
Optimisme voorleven
Kinderen krijgen veel ellende over zicht uitgestort, onder andere door de ‘negativity bias’ in het nieuws: wat opvalt krijgt de aandacht, en dat is vaak negatief nieuws. Aan opvoeders de taak kinderen hier bewust van te maken.
Participatie bevorderen
Ook het hebben van een stem is een bron van hoop. De Winter hoorde van veel kinderen in de jeugdzorg dat zij zo graag eens vragen hadden gehad als ‘Hoe gaat het, hoe vind je het hier eigenlijk?’. Niet voor niets heeft de stem en participatie van leerlingen een belangrijke plaats in het programma De Vreedzame School dat De Winter mede ontwikkelde.
Ontmoeting organiseren
Tot slot houdt De Winter een warm pleidooi voor ‘Schoolethos’. Wat hij hiermee bedoelt, is dat je het niet alleen kunt, maar elkaar, het team en een gedeelde cultuur nodig hebt. Kinderen hebben belang bij sterke pedagogische gemeenschappen, waarin we niet denken vanuit ‘mijn kind’, maar een gedeelde verantwoordelijkheid voor ‘onze kinderen’. Dat betekent dat je krachten moet bundelen: bespreek lastige vraagstukken met ouders, de imam, het jongerenwerk.
‘Als kinderen zien dat volwassenen er met elkaar uitkomen, geeft dat vertrouwen’.
De Winter verdedigt zijn idealen met verve in reactie op vragen uit de zaal. Kunnen kinderen met verschillende schoolniveaus (vmbo, havo, vwo) bijvoorbeeld wel samen onderwijs volgen? ‘Sommige dingen zijn heel lastig, maar sommige dingen moeten’, stelt De Winter. Hij wijst erop dat elkaar niet kennen de voorbode van polarisatie is en je ontmoeting dus moet organiseren. Ook als je niet álles samen kunt doen, zijn er genoeg activiteiten die je kunt delen. Diversiteit is een wezenskenmerk van de samenleving en samenwerken tussen verschillende lagen van de bevolking hoort volgens hem dan ook bij burgerschap. Niet voor niets startte hij de lezing al met een verwijzing naar Martha Nussbaum. ‘Medemenselijkheid moet je cultiveren’, stelt zij, waarmee ze doelt op het vermogen je te verplaatsen in de belevingswereld en het lijden van anderen. Zo keren we terug bij de ‘grote vraag’ waar De Winter de avond mee opende, ‘Waartoe voeden we op?’, en die hij zelf beantwoordde met ‘democratisch burgerschap’. Laten we hopen dat het onderwijs daaraan bij kan dragen en deze hoop ook zelf als motor voor ontwikkeling gebruiken.
Leone de Voogd is (ontwikkelings-)psychologe en politicologe. Op dit moment werkt ze als beleidsadviseur bij de Vereniging Openbaar Onderwijs.
Reacties